ECLI:NL:RBGEL:2023:605

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
05-138385-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie van 203 dagen wegens het medeplegen van meerdere diefstallen met valse sleutel, met strafverzwarende omstandigheden en verminderd toerekeningsvatbaar

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van meerdere diefstallen met valse sleutel. De feiten vonden plaats op 26 mei 2021 in Nijmegen, waar de verdachte samen met een medeverdachte een portemonnee en autosleutels van het slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte zich de toegang tot de woning van het slachtoffer hebben verschaft door middel van geweld, waarbij het slachtoffer ernstig gewond raakte. De verdachte heeft verklaard dat zij samen met de medeverdachte de portemonnee en autosleutels heeft meegenomen en dat zij met de auto van het slachtoffer zijn vertrokken. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, gezien haar psychische problematiek, en besloot het jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie had een jeugddetentie van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde een jeugddetentie van 203 dagen op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 340,96 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het geldbedrag van € 35,00 dat in beslag was genomen, werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/138385-21
Datum uitspraak : 31 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 26 mei 2021 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met diverse pasjes en/of contant geld) en/of autosleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachten en/of haar mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2021 tot en met 27 mei 2021 te Nijmegen en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Hyundai 110 met kenteken [kenteken] ) en/of meerdere geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (meermalen) gebruik te maken van en/of af te rekenen middels (een) (gestolen) pinpas(sen) van die [slachtoffer] en/of gebruik te maken van een (gestolen) autosleutel (horende bij de Hyundai 110 met kenteken [kenteken] ), tot het gebruik waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) niet gerechtigd was/waren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat zij op woensdag 26 mei 2021 samen met [medeverdachte] (haar toenmalige vriend) in de woning van de heer [slachtoffer] (hierna: ‘ [slachtoffer] ’) was aan de [adres] . Zij zag dat [medeverdachte] op enig moment met een vaas meerdere keren op het hoofd van [slachtoffer] sloeg. Verdachte heeft verklaard dat zij vervolgens de portemonnee van [slachtoffer] uit de woning heeft meegenomen. Zijn autosleutels hebben ze ook van de eettafel meegenomen. Hierna zijn verdachte en [medeverdachte] weggereden met de auto van [slachtoffer] . Ze zijn naar Zwolle gegaan en hebben uit de portemonnee van [slachtoffer] de parkeerplaats betaald. Het parkeren kostte € 10,00. Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte] en zij samen boodschappen hebben gedaan bij de Spar in de Gildekamp met het geld van [slachtoffer] . Zij herinnerde zich ook dat zij bij de Total zijn geweest om te tanken. Verder heeft verdachte verklaard dat zij drugs hebben gehaald bij Dakota met het geld van [slachtoffer] . Er is verder € 20,00 extra gepind bij de Spar. [medeverdachte] wilde dat bij zich houden als contant geld. [2]
[medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] en hij samen met de auto van [slachtoffer] naar het tankstation zijn gereden. Hij heeft daar voor € 15,00 benzine getankt en een pakje Marlboro gekocht. Dit heeft hij contant afgerekend met het geld uit de portemonnee van [slachtoffer] . [medeverdachte] heeft verklaard dat zij, eenmaal terug in Nijmegen, samen naar Dakota zijn gereden. Hij is de coffeeshop ingegaan en heeft wiet gekocht met de pinpas van [slachtoffer] . [3]
Door verbalisant [verbalisant] is onderzoek gedaan naar de banktransacties van [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2021 tot en met 3 juni 2021. Ten aanzien van ondergenoemde betaalrekeningen viel de verbalisant het volgende op.
Van de betaalrekening van [slachtoffer] bij Rabobank ( [rekeningnummer] ) werden op 26 mei 2021 de volgende bedragen afgeschreven:
  • Om 09:36 uur: € 10,00 ten behoeve van CCV GemZwolle PA20222 Zwolle;
  • Om 14:21 uur: € 20,00 ten behoeve van Spar van Espelo Nijmegen;
  • Om 15:33 uur: € 20,50 ten behoeve van CCV Dakota Nijmegen;
  • Om 17:58 uur: € 20,00 ten behoeve van Spar van Espelo Nijmegen.
Van de betaalrekening van [slachtoffer] bij ING Bank ( [rekeningnummer] ) werden op 27 mei 2021 de volgende bedragen afgeschreven ten behoeve van betalingen die op 26 mei 2021 zijn gedaan op de volgende tijdstippen:
  • Om 14:20 uur: € 9,16 ten behoeve van Spar van Espelo Nijmegen;
  • Om 14:21 uur: € 22,86 ten behoeve van Spar van Espelo Nijmegen;
  • Om 17:58 uur: € 29,92 ten behoeve van Spar van Espelo Nijmegen.
Gelet op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] en de bovenstaande banktransacties die daarbij aansluiten, acht de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaringen volgt dat verdachte de portemonnee heeft weggenomen en [medeverdachte] de autosleutels, dat zij samen in de auto van [slachtoffer] zijn weggereden, telkens samen in de auto zaten en dat zij ook samen diverse uitgaven hebben gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hen bij de gepleegde diefstallen en was er dus sprake van diefstal in vereniging, waaronder met een valse sleutel.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
of omstreeks26 mei 2021 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een portemonnee (met diverse pasjes en
/ofcontant geld) en
/ofautosleutels,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachten en/of haar mededadertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 26 mei 2021 tot en met 27 mei 2021 te Nijmegen en
/ofZwolle
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een auto (Hyundai 110
met kenteken [kenteken]) en
/ofmeerdere geldbedragen,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofhaar mededader
(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (meermalen) gebruik te maken van en
/ofaf te rekenen middels
(een) (gestolen
)pinpas
(sen
)van die [slachtoffer] en
/ofgebruik te maken van een
(gestolen
)autosleutel (horende bij de Hyundai 110
met kenteken [kenteken]), tot het gebruik waarvan zij, verdachte en
/ofhaar mededader
(s)niet gerechtigd
was/waren;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen,;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de toepassing van het adolescentenstrafrecht bepleit en verzocht om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, gelet op de inhoud van de rapportages Verder heeft de verdediging verzocht de eis van de officier van justitie te matigen gezien de aard van de feiten en om verdachte geen voorwaardelijk kader op te leggen,.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. Dat zijn op zichzelf al ernstige feiten, maar bij de bepaling van de strafmaat zijn in het bijzonder ook de zeer ernstige omstandigheden waaronder deze diefstallen zijn gepleegd van belang. Verdachte en [medeverdachte] zijn in de ochtend van 26 mei 2021 naar de woning van het slachtoffer gegaan.. Eenmaal in de woning heeft [medeverdachte] het slachtoffer meermaals hard op het hoofd geslagen met een grote vaas. Verdachte en [medeverdachte] pakten hierna zijn portemonnee en autosleutels en zijn met de auto van het slachtoffer vertrokken. Terwijl het slachtoffer hevig gewond in zijn woning was achtergebleven, gaven verdachte en [medeverdachte] zijn geld uit aan boodschappen, benzine en drugs. De dag na het incident kwam de politie ter plaatse bij de woning en bleek het slachtoffer te zijn overleden. Verdachte en [medeverdachte] hebben het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten en uiteindelijk is hij alleen en ernstig gewond in zijn eigen woning gestorven. Dat verdachte de diefstallen onder deze omstandigheden heeft gepleegd en op geen enkel moment – ook niet later die dag – hulp heeft ingeschakeld, neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat zij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportages omtrent de persoon van verdachte. Uit het psychiatrisch onderzoek van 12 januari 2022 door dr. D.J. Vinkers volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline trekken, ontwijkende trekken en afhankelijke trekken, passend bij vroeg ontstane hechtingsproblematiek. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een matige stoornis in het gebruik van cannabis, die inmiddels in remissie is door de detentie. Verdachte heeft zich volgens de rapporteur voor, tijdens en na het ten laste gelegde op zijn minst laten meeslepen door haar toenmalige vriend. Omdat hierin haar psychische problematiek van afhankelijkheid door haar persoonlijkheidsstoornis en licht verstandelijke beperking naar voren komt, wordt geadviseerd om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan haar toe te rekenen. Daarnaast wordt – mede op basis van de wegingslijst ASR - geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Uit het psychologisch rapport van 10 januari 2022 door van mw. M.J.E. Kempen volgt eveneens dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast beschrijft de psycholoog dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken en afhankelijke trekken, een posttraumatische stressstoornis en een stoornis in tabaks- en cannabisgebruik. De psycholoog adviseert - evenals de psychiater - om het ten
lastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, gezien de doorwerking van deze problematiek in haar gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Ook adviseert de psycholoog de toepassing van het jeugdstrafrecht, nu duidelijk sprake is van een achterstand in de emotionele ontwikkeling en er een duidelijke beperking in de handelingsvaardigheden bestaat.
Reclassering Nederland sluit zich in haar rapport van 22 februari 2022 aan bij de voornoemde adviezen tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Als indicatoren daarvoor noemt de reclassering dat verdachte functioneert op een verstandelijk beperkt niveau, dat zij de risico’s van haar handelen slecht inschat, dat zij ondersteuning nodig heeft op nagenoeg alle leefgebieden, dat zij kinderlijker gedrag vertoont dan men gezien haar kalenderleeftijd zou verwachten en dat zij zich sterk (negatief) laat beïnvloeden door vriendjes. Er worden geen contra-indicaties gezien voor de toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank neemt de voornoemde conclusies over. Dat betekent dat zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht en ook dat zij, conform de door de deskundigen gegeven adviezen, over zal gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Dit leidt ertoe dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet terug hoeft naar de gevangenis. Wel is de rechtbank van oordeel dat de eerder beschreven omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd dusdanig ernstig zijn, dat hiervoor een hogere straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 203 dagen.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde is beslag gelegd op een geldbedrag ter hoogte van
€ 35,00.
De officier van justitie heeft gevorderd dat dit bedrag verbeurd wordt verklaard.
De verdediging heeft verzocht het bedrag niet verbeurd te verklaren. Ervan uitgaande dat het bedrag toebehoorde aan [slachtoffer] geldt dat dit bedrag toekomt aan diens erven. Dit bedrag dient in mindering te worden gebracht op de vordering.
Uit het dossier valt af te leiden dat het geldbedrag is verkregen bij de gepleegde diefstallen. Voorwerpen die verkregen zijn door middel van of uit de baten van het strafbare feit, zijn ingevolge artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal het geldbedrag derhalve verbeurd verklaren.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] (nabestaande van [slachtoffer] ) heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert, na vermindering van dit bedrag ter zitting, een bedrag van € 2.898,44 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de ten laste gelegde diefstallen en de kosten voor het opruimen van de woning van [slachtoffer] en heeft gelet daarop de hoogte van de vordering betwist. Ook betwist de verdediging de hoogte van de opruimkosten en de hoogte van de overige gestelde materiële schade. Subsidiair heeft de raadsman zich voor wat betreft de hoogte van het bedrag dat verdachte met [medeverdachte] heeft uitgegeven (zijnde het geld van [slachtoffer] ) gerefereerd, met dien verstande dat hij heeft verzocht om het totaalbedrag te matigen, nu rekening moet worden gehouden met de erfbelasting die door de erven over het bedrag betaald zou moeten worden.
Overweging van de rechtbank
De gevorderde reiskosten ter zake het bezoeken van het politiebureau te Nijmegen om goederen en de auto van [slachtoffer] op te halen (€ 110,76) en de reiskosten in verband met het gesprek met de officier van justitie (€ 97,76) zijn kosten die de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde diefstallen heeft gemaakt. Deze kosten zijn ook voldoende onderbouwd. De rechtbank begrijpt de hierboven genoemde vermindering van de vordering zo dat deze ziet op de reiskosten voor het gesprek met de officier van justitie.
Ook het gevorderde bedrag ter zake de door verdachten opgenomen bedragen van de bankrekeningen van [slachtoffer] (€ 132,44) is schade die de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten heeft geleden. De verdediging heeft de hoogte van deze vordering betwist en in dat kader aangevoerd dat de benadeelde partij over dit bedrag erfbelasting zou hebben moeten betalen en het bedrag van € 132,44 de benadeelde partij gelet daarop niet (geheel) zou zijn toegekomen. De benadeelde partij heeft in reactie daarop onweersproken gesteld dat er een vrijstelling geldt en dat gelet op de omvang van de erfenis over voornoemd bedrag geen erfbelasting is verschuldigd. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdediging de onderbouwde vordering van de benadeelde partij voor het gedeelte van € 132,44 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank wijst dit deel van de vordering dan ook toe.
Verder is door de benadeelde partij een bedrag gevorderd ter hoogte van € 1.370,00 voor het huren van containers om het huis van haar overleden broer te kunnen opruimen.
De rechtbank overweegt dat het opruimen van de woning van het overleden slachtoffer een gevolg is van de doodslag. Verdachte is echter niet voor dit feit vervolgd. Een rechtstreeks verband tussen de schade als gevolg van het opruimen van de woning en de gepleegde diefstallen door verdachte ontbreekt dan ook. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen. Dat geldt ook voor het overige gedeelte van de gevorderde reiskosten: deze zijn evenmin een rechtstreeks gevolg van de diefstallen. Ook dat gedeelte van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank een totaalbedrag van € 340,96 aan materiële schade zal toewijzen. Verdachte en de medeverdachte zijn voor dit bedrag ieder hoofdelijk aansprakelijk. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover haar medeverdachte dit schadebedrag heeft vergoed.
Verdachte is vanaf 26 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De gevorderde reiskosten voor de zitting op 9 maart 2022 in Arnhem zullen worden toegewezen als proceskosten. Dit betreft een bedrag van € 97,76.
De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen met betrekking tot alle toegewezen bedragen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77c, 77i en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 203 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 340,96 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 97,76;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van € 340,96 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 35,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. C.A.H. Pouwels en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen en C. van Dam, MSc. griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021237045, gesloten op 1 november 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] ), PD02 p. 47-48, 51-52 en 68-70.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte ( [medeverdachte] ), PD01 p. 74-76.
4.Proces-verbaal van bevindingen (banktransacties na overlijden [slachtoffer] ), ZD p. 441-442.