ECLI:NL:RBGEL:2023:6036

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
AWB 22/2399
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving met betrekking tot bouwkundige staat van een bouwwerk en schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving beoordeeld. Eisers, [Eiser A] en [B], hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, die hun verzoek om handhaving op 10 augustus 2021 had afgewezen. De rechtbank heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.

Eisers stelden dat de bouwkundige staat van een schuur op hun perceel gevaarlijk was, omdat het dak was gesloopt in strijd met de omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelde dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er geen sprake was van een overtreding van artikel 1a van de Woningwet. De toezichthouder had vastgesteld dat de schuur in zijn geheel was gesloopt, maar dat er geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen was. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de toezichthouder en de constructeur goed gemotiveerd waren en dat de bouwkundige staat van het bouwwerk ten tijde van de beslissing op bezwaar geen gevaar vormde.

Daarnaast vroegen eisers om schadevergoeding voor de schade die zou zijn ontstaan doordat stenen uit de topgevel op hun schuur waren gevallen. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. De uitspraak bevestigde dat de afwijzing van het verzoek om handhaving in stand blijft en dat eisers geen proceskosten of griffierecht terugkrijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/2399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023

in de zaak tussen

[Eiser A] en [B] , uit [plaats C] , eisers

(gemachtigde: mr. Tj.P. Grünbauer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, het college

(gemachtigden: D. Schoolderman en M. Grotenhuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving van eisers.
1.1.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 10 augustus 2021 afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 26 april 2022 is het college bij de afwijzing van het verzoek om handhaving gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [B] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit/waar gaat deze zaak over?

2. [Eiser A] is eigenaar van het perceel [aan het adres D] in [plaats C] . Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van negen studio’s aan [adres E] , hoek [adres F] in [plaats C] . Dit perceel grenst aan het perceel van Ten Holte. De door eisers voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning ingediende zienswijze heeft geleid tot een aangepast plan, waarbij de schuur gedeeltelijk wordt gesloopt, maar de zijwanden en het dak worden behouden waardoor de schuur wijzigt in een overkapping. Eisers hebben hierom gevraagd omdat hun erfafscheiding tegen de bestaande schuur staat en is uitgevoerd in materialen die niet waterdicht zijn. Dit levert voor eisers problemen op wanneer de schuur gesloopt wordt en het dan gaat regenen. Vervolgens heeft de vergunninghouder een sloopmelding voor vier garageboxen en een overkapping gedaan. Het college heeft deze sloopmelding geaccepteerd.
2.1.
Eisers hebben verzocht om handhaving omdat het dak van de schuur, in afwijking van de omgevingsvergunning, is gesloopt, terwijl dat behouden zou blijven. Er is dus geen overkapping ontstaan. Omdat de kopgevel is blijven staan, maar deze na de sloop van het dak een losstaande gevel is geworden, is met name het bovenste gedeelte daarvan (de topgevel) niet meer stabiel. Omdat de topgevel grenst aan het perceel van eisers is hierdoor volgens eisers een gevaarlijke situatie ontstaan. Eisers hebben het college verzocht deze situatie te beëindigen door op grond van artikel 1a van de Woningwet [1] te handhaven.
2.2.
Met het besluit van 10 augustus 2021 heeft het college dit verzoek afgewezen. De toezichthouder heeft geconstateerd dat de schuur inderdaad zo goed als in zijn geheel is gesloopt, zodat er geen overkapping is ontstaan. Er is meer gesloopt dan de omgevingsvergunning deed vermoeden, maar voor het slopen is in dit geval geen omgevingsvergunning nodig. Volstaan kan worden met een melding. De toezichthouder heeft daarnaast geconstateerd dat de kopgevel die is behouden stabiel is en dat er geen gevaarlijke situatie is ontstaan.
2.3.
Eisers zijn tegen dit besluit in bezwaar gegaan. De bezwaarschriftencommissie is van oordeel dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een veilige situatie. De commissie heeft om die reden geadviseerd de motivering van het besluit aan te vullen door het standpunt dat geen sprake is van een gevaarlijke situatie met een deskundig bouwadvies en berekeningen te onderbouwen. Het college heeft vervolgens in de beslissing op bezwaar de motivering aangevuld, het bezwaarschrift ongegrond verklaard en de afwijzing van het verzoek om handhaving in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om handhaving van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hebben eisers procesbelang?
5. Voordat de rechtbank de beroepsgronden bespreekt, moet eerst worden beoordeeld of eisers nog procesbelang hebben.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheden tijdens een procedure zodanig kunnen veranderen dat eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. In dit geval is de topgevel ten aanzien waarvan om handhaving was verzocht inmiddels verwijderd. Het resterende deel van de kopgevel is voorzien van een metalen ombouw. Eisers kunnen daarom met hun beroep niet meer bereiken wat zij wilden, namelijk oplegging van een last onder dwangsom zodat de topgevel zou worden verwijderd.
5.2.
Een procesbelang kan ook liggen in het krijgen van schadevergoeding. Daarvoor is vereist dat eisers tot op zekere hoogte aannemelijk maken dat zij schade hebben geleden en dat die schade het gevolg is van het niet handhavend optreden door het college. Eisers stellen dat dit evident is, omdat er stenen uit de topgevel op het dak van de schuur/fietsenstalling van eisers zijn gevallen. Ter onderbouwing hebben zij foto’s en een offerte voor de herstelwerkzaamheden ingebracht. Hiermee hebben eisers de gestelde schade tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal om die reden hierna inhoudelijk ingaan op de beroepsgronden.
Heeft vergunninghouder in strijd met artikel 1a van de Woningwet gehandeld?
6. Eisers voeren aan dat vergunninghouder in strijd met de omgevingsvergunning heeft gehandeld door het gedeelte van de muur waarop de kopgevel rust in stand te laten. Hierdoor wordt de topgevel onvoldoende gesteund. Eisers stellen dat de vergunninghouder hiermee in strijd met artikel 1a van de Woningwet handelt en dat het college om die reden bevoegd was om handhavend op te treden en daar ten onrechte van heeft afgezien. De conclusie van het college in de beslissing op bezwaar dat er geen sprake is van een gevaarlijke situatie is volgens eisers niet te volgen. Het is onduidelijk waarop het college deze conclusie baseert. De constructeur van de gemeente heeft de kopgevel geïnspecteerd en is tot de conclusie gekomen dat deze stabiel is en het niet op korte termijn (circa 15 jaar) zal begeven. Na deze inspectie is de kopgevel toch gedeeltelijk ingestort. Een zorgvuldig opgesteld bouwkundig advies en een berekening ontbreken. Het college heeft volgens eisers dan ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een veilige situatie.
6.1.
Het college heeft de situatie op verschillende momenten beoordeeld. Op 13 juli 2021 heeft een toezichthouder een controle uitgevoerd en geconstateerd dat het deel dat nog overeind staat (de kopgevel) stabiel en niet gevaarlijk is. Op 30 november 2021 heeft de toezichthouder opnieuw een controle uitgevoerd en geconstateerd dat er geen wijzigingen zijn ten opzichte van de vorige controle. De toezichthouder heeft deze waarneming ook besproken met de constructeur van de gemeente. Vervolgens hebben de toezichthouder en de constructeur op 8 december 2021 samen een controle uitgevoerd. Zij hebben geconstateerd dat de kopgevel een geringe hoogte heeft (3 meter) en dat de topgevel (1,5 meter) voldoende massa heeft. De losse stenen in de topgevel zijn in specie met elkaar vermetseld. In de hoekgevel zijn enkele losse stenen, maar deze hebben geen invloed op de totale constructie van de kopgevel. Hun conclusie is dat de kopgevel met topgevel een solide basis heeft en dat het instortgevaar door bijvoorbeeld hoge windbelasting nihil is. Na een melding door eisers op 9 februari 2022 over een storm op 6 februari 2022 heeft de toezichthouder opnieuw een controle uitgevoerd. De toezichthouder heeft op 10 februari 2022 geconstateerd dat de houten onderdelen van de topgevel eraf zijn en op het dak van het naastgelegen schuurtje van eisers liggen. De kopgevel met topgevel is nog steeds stabiel. In de beslissing op bezwaar heeft het college nader gemotiveerd waarom geen sprake was van een gevaarlijke situatie. De nadere onderbouwing is opgesteld door een constructeur van de gemeente. Een constructieberekening is in dit geval volgens het college niet mogelijk omdat het metselwerk uit losse onderdelen bestaat en van verschillende samenstelling is. Voor een berekening is het nodig dat kan worden uitgegaan van verschillende kwaliteiten en dat kan in dit geval niet.
6.2.
De rechtbank oordeelt dat de rapporten goed gemotiveerd zijn en dat het college zich op basis van de rapporten van de toezichthouder en de constructeur op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouwkundige staat van het bouwwerk ten tijde van het beslissing op bezwaar geen gevaar vormde voor de gezondheid of veiligheid van personen en dat dus geen sprake was van strijd met artikel 1a van de Woningwet. Met de stelling van eiser dat de storm van 6 februari 2022 heeft aangetoond dat er wel degelijk sprake was van een gevaarlijke situatie is niet aannemelijk geworden dat de conclusies van de rapporten niet juist waren. Dat er tijdens een storm iets van een dak afwaait is een ongelukkige omstandigheid, maar betekent niet automatisch dat sprake is geweest van een gevaarlijke situatie als bedoeld in artikel 1a van de Woningwet. Omdat er geen sprake was van een overtreding, was het college niet bevoegd om handhavend op te treden. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om schadevergoeding
7. Eisers verzoeken om vergoeding van de schade die volgens hen is ontstaan doordat er stenen uit de topgevel op (het dak van) hun schuur/fietsenstalling zijn gevallen. Volgens de offerte van 6 mei 2022 bedraagt de schade voor het vervangen van het dak € 1.740,- exclusief 21% BTW. Eisers vragen daarbij om een verhoging van 20% in verband met de inmiddels verstreken tijd.
7.2.
Zoals overwogen in 6.2. was het college niet bevoegd om handhavend op te treden. Daarmee is voor een beoordeling van het verzoek om schadevergoeding geen plaats. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van het verzoek om handhaving in stand blijft en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1a, eerste en tweede lid, van de Woningwet: