ECLI:NL:RBGEL:2023:603

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
05-231484-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft zich op 28 augustus 2021 samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak in Doetinchem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. De tenlastelegging omvatte de diefstal van diverse goederen, waaronder geld, horloges, handtassen, sieraden, sjaals en aanstekers, die toebehoorden aan de aangeefster.

Tijdens de rechtszitting op 11 januari 2023 heeft de rechtbank de bewijsstukken beoordeeld, waaronder proces-verbalen van aangifte en verhoor van getuigen. De officier van justitie heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de schuld van de verdachte. De verdediging heeft eveneens gesteld dat de verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bekennende verdachte en heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van de verdachte, die een uitgebreid strafblad heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat eerdere interventies niet hebben geleid tot een vermindering van recidive en dat een voorwaardelijke straf niet meer aan de orde is. De schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven, omdat de verdachte de voorwaarden niet is nagekomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/231484-21
Datum uitspraak : 25 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat in Koog aan de Zaan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting op 11 januari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2021 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres]
- een hoeveelheid geld,
- één of meerdere horloge(s),
- één of meerdere (hand)tas(sen),
- één of meerdere siera(a)d(en),
- één of meerdere sjaal(s) en/of
- één of meerdere aansteker(s)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 40-42;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] p. 30-31;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 20-21;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 95;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 137-138;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 144-145;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 107;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 133-134;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 97;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1 (verhoor door de rechter-commissaris).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 augustus 2021 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres]
- een hoeveelheid geld,
-
één ofmeerdere horloge
(s
),
-
één ofmeerdere (hand)tas
(sen
),
-
één ofmeerdere siera
(a)d
(en
),
-
één ofmeerdere sjaal
(s
)en
/of
-
één ofmeerdere aansteker
(s
)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking, inklimming, een valse sleutel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening dient te houden met de omstandigheid dat er inmiddels meerdere vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen zijn toegewezen en deze straffen nog geëxecuteerd moeten worden. De raadsman heeft daarnaast gesteld dat de rechtbank rekening dient te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het gepleegde feit, de omstandigheid dat hij diverse problemen heeft en het tijdsverloop tussen de aanhouding van verdachte en de behandeling ter terechtzitting. Verder heeft de raadsman gesteld dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, omdat verdachte op 29 september 2021 nog is veroordeeld tot een taakstraf en jeugddetentie. Wat betreft de strafverzwarende en/of strafverminderende factoren die zijn genoemd in de LOVS-oriëntatiepunten heeft de raadsman gesteld dat geen sprake is van een kwetsbare situatie en dat de schade beperkt is gebleven, nu de goederen terug zijn gegeven aan aangeefster. De raadsman heeft gesteld dat geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan de tijd die verdachte al in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het overige gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf van 4-5 maanden zal voorwaardelijk dienen te zijn, aldus de raadsman.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Deze woninginbraak is, zoals blijkt uit het onderzoek van de telefoon van verdachte, duidelijk gepland. Er werd via internet informatie ingewonnen over diverse restaurants in Doetinchem, waaronder het restaurant van aangeefster [aangever 1] , waarbij ook de adresgegevens van die [aangever 1] werden achterhaald. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Woninginbraken zijn ernstige feiten, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Deze feiten veroorzaken veelal gevoelens van onveiligheid bij slachtoffers. Het zijn daarnaast feiten die in het algemeen, naast financiële schade, veel hinder en overlast met zich brengen. Dat geldt in deze zaak temeer, nu gelet op de foto’s in het dossier meerdere vertrekken in de woning van aangeefster volledig overhoop zijn gehaald. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het
justitiële documentatieregister van 25 november 2022. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad. Toen hij het in deze zaak bewezenverklaarde feit pleegde, was hij al meermalen veroordeeld wegens soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw een woninginbraak te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 21 december 2022. Daaruit volgt dat het risico op onttrekking aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Ondanks eerder opgelegde voorwaardelijke straffen blijft verdachte recidiveren. Middels diverse trajecten bij de jeugdreclassering is geprobeerd om het recidiverisico te beperken, echter onttrok verdachte zich aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. In juni 2022 zijn er drie verschillende begeleidingstrajecten bij de jeugdreclassering geretourneerd aan de opdrachtgever. De reclassering heeft niet de indruk dat het opleggen van een voorwaardelijke straf de kans op recidive vermindert. Op basis van zijn eerdere onttrekkingen en het ontbreken van medewerking aan het opstellen van genoemde rapportage, wordt de responsiviteit van betrokkene op dit moment laag ingeschat. Verdachte hield zich na april 2022 verder onvoldoende aan zijn behandelverplichting bij De Waag en meldplicht bij de reclassering.
De rechtbank heeft bij bepaling van de straf verder rekening gehouden met de respectievelijk op 1 en 15 september 2021 door de kantonrechter opgelegde geldboetes wegens overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 en ook met de op 29 september 2021 door de politierechter opgelegde taakstraf en deels voorwaardelijke jeugddetentie wegens een poging woninginbraak.
Uit het voorgaande blijkt dat eerdere interventies, ook met toepassing van het jeugdstrafrecht, er niet toe hebben geleid dat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt. Kansen voor behandeling die hem in het kader van voorwaardelijke straffen zijn geboden, heeft hij niet gegrepen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf een gepasseerd station is. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening te houden met de toegewezen vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De tenuitvoerlegging hiervan staat namelijk los van de deze strafzaak. Ook in het tijdsverloop tussen aanhouding en berechting ziet de rechtbank geen reden tot strafmatiging, omdat de redelijke termijn voor behandeling van de strafzaak niet is geschonden.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal ten slotte de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. Reden hiervoor is dat verdachte, gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsrapport van 21 december 2022, de aan die schorsing verbonden voorwaarden niet is nagekomen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202109131200DOSS, gesloten op 13 september 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.