ECLI:NL:RBGEL:2023:6003

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
AWB – 21 _ 5626
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en de rol van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 2 november 2023, wordt het beroep van Stichting [A] tegen het besluit van het UWV behandeld. Het UWV had eerder vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster [C] onveranderd 80 tot 100% was, maar had geen IVA-uitkering toegekend. De rechtbank oordeelt dat het UWV dit besluit had moeten herzien. De rechtbank stelt vast dat de ex-werkneemster, die als verzorgende IG werkzaam was, vanaf 20 oktober 2020 recht heeft op een IVA-uitkering, omdat zij voldoet aan de voorwaarden van de Wet WIA. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en herroept het eerdere besluit van 25 maart 2021, waarbij de uitkering niet werd gewijzigd. De rechtbank oordeelt dat de functionele mogelijkheden van de ex-werkneemster duurzaam zijn geacht en dat er geen reden is om aan te nemen dat zij niet volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank bepaalt dat het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/5626

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 november 2023

in de zaak tussen

Stichting [A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.E.M. de Boer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: J.M. Marquenie).

Inleiding

1. Bij besluit van 25 maart 2021 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat de mate van arbeidsongeschikt van [C] (ex-werkneemster) onveranderd 80 tot 100% blijft en de uitkering van ex-werkneemster op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet wijzigt.
1.1.
Met het bestreden besluit van 29 oktober 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiseres en het bezwaar van ex-werkneemster tegen het besluit van 25 maart 2021 gegrond verklaard. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster per 19 februari 2021 vastgesteld op 43,77% en de resterende verdiencapaciteit op € 1007,46 per maand. Het UWV heeft daarbij meegedeeld dat ex-werkneemster van 19 februari 2021 tot 1 november 2023 recht blijft houden op een loonaanvullende werkhervattinguitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-loonaanvullingsuitkering) gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat vanaf 1 november 2023 de inkomenseis gaat gelden.
1.2.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 29 oktober 2021.
1.3.
Omdat ex-werkneemster geen toestemming heeft gegeven om haar medische gegevens aan eiseres te verstrekken, heeft de rechtbank onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat kennisneming van medische stukken is voorbehouden aan de gemachtigde van eiseres. De rechtbank zal terughoudend zijn met het opnemen van gedetailleerde inhoudelijk medische overwegingen in deze uitspraak om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van ex-werkneemster.
1.4.
Bij brief van 27 september 2023 heeft het UWV de rechtbank bericht over de gewijzigde stand van zaken onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep samen met het beroep van ex-werkneemster onder zaaknummer 21/5591 gevoegd behandeld op de zitting van 3 oktober 2023. Hieraan hebben deelgenomen: ex-werkneemster, haar partner, de gemachtigde van ex-werkneemster en de gemachtigde van het Uwv. Namens eiseres is niemand verschenen, met telefonisch bericht van afwezigheid.
1.8.
Na afloop van de zitting zijn de zaken gesplitst. In de zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Totstandkoming van het besluit

2. Ex-werkneemster is werkzaam geweest bij eiseres als verzorgende IG voor gemiddeld 22,95 uur per week. Op 21 februari 2017 heeft ex-werkneemster zich ziek gemeld voor dit werk vanwege een ziekenhuisopname voor een ingreep aan haar rug. Met ingang van 19 februari 2019 tot en met 18 februari 2021 heeft het UWV aan ex-werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,35%. Bij het besluit op bezwaar van 2 maart 2020 heeft het UWV dit besluit herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster per 19 februari 2019 vastgesteld op 80 tot 100%.
2.1.
Op 2 oktober 2020 heeft eiseres, die eigenrisicodrager is, het UWV verzocht om een herbeoordeling per einde van de loongerelateerde WGA-uitkering op 18 februari 2021. Hangende deze beoordeling heeft het UWV op 17 november 2020 aan ex-werkneemster meegedeeld dat zij vanaf 19 februari 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering krijgt, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na de medische herbeoordeling heeft het UWV het besluit van 25 maart 2021 genomen, vermeld onder 1, waarbij aan ex-werkneemster is meegedeeld dat haar uitkering niet wijzigt. Eiseres en ex-werkneemster hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt, omdat zij beiden vinden dat aan ex-werkneemster een inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) moet worden toegekend. Nadat de verzekeringsarts S.A.K. Bhaggoe op 23 juli 2021 de functionele - en volgens Bhaggoe niet duurzame - mogelijkheden van ex-werkneemster per 20 oktober 2020 heeft vastgesteld, heeft de arbeidsdeskundige C. Toet in haar rapport van 23 juli 2021 geconcludeerd dat ex-werkneemster functies kan verrichten waarmee haar mate van arbeidsongeschiktheid 30,17% wordt. Hierna heeft het UWV aan eiseres en ex-werkneemster meegedeeld voornemens te zijn het besluit van 25 maart 2021 te wijzigen en de uitkering van ex-werkneemster met ingang van 31 oktober 2021 te beëindigen. Ex-werkneemster heeft haar bezwaren tegen dit voornemen kenbaar gemaakt.
Arts bezwaar en beroep J.A.M.M. Sijben heeft in zijn rapportage van 10 oktober 2021, getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts bezwaar en beroep R. van den Enden, de functionele mogelijkheden niet gewijzigd maar deze wel duurzaam geacht. Dit is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 oktober 2021, geldig vanaf 20 oktober 2020. Met deze FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep R. van Walt van Praag in zijn rapport van 18 oktober 2021 geconcludeerd dat er nog functies te duiden zijn waarmee de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster moet worden vastgesteld op 43,77%. Hierna heeft het UWV het bestreden besluit van 29 oktober 2021 genomen.
2.2.
In beroep heeft het UWV bij brief van 27 september 2023 bericht dat ex-werkneemster onveranderd recht heeft op een loonaanvullingsuitkering gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat de loonaanvullingsuitkering niet zal eindigen op 1 november 2023. Ex-werkneemster komt volgens het UWV niet in aanmerking voor een IVA-uitkering. Het UWV verwijst hiervoor naar het aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Van Walt van Praag van 25 september 2023. Van Walt van Praag heeft in zijn rapport toegelicht dat arbeidsdeskundige Toet in haar rapport van 23 juli 2021 een onjuiste CBBS-selectiedatum heeft gebruikt, namelijk 23 juli 2021 in plaats van de geldigheidsdatum van de FML van 11 oktober 2021, zijnde 20 oktober 2020. Van Walt van Praag heeft geconcludeerd dat met de juiste selectiedatum er niet voldoende functies kunnen worden geduid om een theoretische schatting op te kunnen baseren. Bijduiden van mogelijk (andere) geschikte functies is in deze zaak in beroep niet aan de orde. De mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster is daarom 80 tot 100%. Volgens Van Walt van Praag is een IVA-uitkering niet aan de orde, omdat in zijn rapport van 18 oktober 2021 is geconcludeerd dat ex-werkneemster niet volledig arbeidsongeschikt is op arbeidsdeskundige gronden.

Beoordeling door de rechtbank

3. Gelet op het door het UWV in de brief van 27 september 2023 ingenomen gewijzigde standpunt is inmiddels niet meer in geschil dat de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster per 19 februari 2021 onveranderd 80 tot 100% is gebleven. Eiseres voert aan dat het UWV aan ex-werkneemster een IVA-uitkering had moeten toekennen.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het UWV dit inderdaad had moeten doen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede en derde lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie of een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5.1.
Artikel 48 van de Wet WIA regelt de situaties waarin ook op een later moment dan na het einde van de wachttijd van 104 weken recht op een IVA-uitkering ontstaat. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder a, is dit het geval op de dag dat de verzekerde duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is als hij op de dag daaraan voorafgaand recht had op een WGA-uitkering.
6. Zoals onder 2.1 weergegeven heeft arts bezwaar en beroep Sijben in zijn rapportage van 10 oktober 2021 de functionele mogelijkheden van ex-werkneemster duurzaam geacht. Volgens Sijben is verbetering van de belastbaarheid van ex-werkneemster namelijk niet of nauwelijks te verwachten. Hij heeft dit vastgelegd in de FML van 11 oktober 2021, geldig vanaf 20 oktober 2020. Dàt de beperkingen van ex-werkneemster duurzaam zijn is ook niet in geschil.
6.1.
Gelet op het door het UWV in beroep ingenomen gewijzigde standpunt is ook niet in geschil dat ex-werkneemster onveranderd 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat ex-werkneemster voldoet aan de voorwaarden van artikel 4 van de Wet WIA en recht heeft op een IVA-uitkering. Omdat de FML waarin Sijben heeft aangegeven dat de beperkingen duurzaam zijn, geldig is vanaf 20 oktober 2020, is ex-werkneemster met ingang van die dag duurzaam en volledig arbeidsongeschikt en heeft zij vanaf die datum recht op een IVA-uitkering in verband met het bepaalde in artikel 48, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WIA.
6.2.
Het standpunt van het UWV dat ex-werkneemster geen recht heeft op een IVA-uitkering, omdat arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Van Walt van Praag in zijn rapport van 18 oktober 2021 nog functies heeft kunnen duiden, volgt de rechtbank niet. Zoals het UWV op zitting ook heeft aangegeven en wat ook in het rapport van Van Walt van Praag van 25 september 2023 staat: bijduiden van mogelijk geschikte andere functies mag in deze procedure niet. Daarom is ex-werkneemster voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt. Verder heeft het UWV op zitting aangegeven dat uit het rapport van Van Walt van Praag van 18 oktober 2021 volgt dat er bij een nieuwe (her)beoordeling nog voldoende functies zijn te duiden die ex-werkneemster wel kan verrichten. Dat bij een toekomstige beoordeling mogelijk wordt vastgesteld dat ex-werkneemster dan niet langer volledig arbeidsongeschikt is, betekent echter niet dat om die reden tot dat moment geen recht op een IVA-uitkering kan bestaan. De rechtbank vindt daarvoor geen steun in de wet- en regelgeving. Het UWV heeft op zitting ook desgevraagd niet kunnen aangeven waar in de wet- en regelgeving dit vermeld staat. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
7.1.
Uit wat in rechtsoverweging 6 tot en met 6.2 is overwogen volgt dat ex-werkneemster per 20 oktober 2020 aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering, zoals gesteld in artikel 4 van de Wet WIA, voldoet. De rechtbank neemt daarom met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing. De rechtbank bepaalt dat ex-werkneemster met ingang van 20 oktober 2020 recht heeft op een IVA-uitkering.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 oktober 2021;
- herroept het besluit van 25 maart 2021;
- bepaalt dat ex-werkneemster met ingang van 20 oktober 2020 recht heeft op een IVA-uitkering en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, voorzitter, en mr. G.J.H. Boerhof en mr. F. Ernens, leden, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.