Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 november 2022 en de daarin genoemde processtukken.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert [eiser], handelend onder de naam [naam], betaling van een bedrag van € 59.000,00 van [gedaagden], die de overeenkomst voor de bouw van een woonhuis heeft geannuleerd. De rechtbank Gelderland heeft op 11 januari 2023 geoordeeld dat er geen overeenstemming is bereikt over de termijnstaat, die essentieel is voor de betalingsverplichting. De rechtbank concludeert dat [eiser] geen kosten heeft gemaakt die onder het annuleringsbeding vallen, en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [gedaagden].
De procedure begon met een overeenkomst van 10 januari 2021, waarin [gedaagden] [eiser] de opdracht gaf voor de bouw van een woonhuis. Er ontstond onenigheid over de betalingstermijnen en de aanneemsom van € 487.603,31. [eiser] stelde dat hij recht had op 10% van de aanneemsom, maar de rechtbank oordeelde dat er geen termijnstaat was overeengekomen. [gedaagden] betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst en stelde dat deze nietig was. De rechtbank concludeerde dat [eiser] niet kon aantonen dat hij kosten had gemaakt en dat de vorderingen niet onderbouwd waren.
De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden], die zijn vastgesteld op € 3.529,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 januari 2023.