ECLI:NL:RBGEL:2023:5969

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
05/025285-23 en 05/164315-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs met dwangverpleging voor poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1996 en op dat moment gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 25 januari 2023 in Epe met een mes opzettelijk een ander, aangeduid als [aangever], van het leven te willen beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens een conflict met [aangever] meerdere keren met een mes heeft gestoken, wat resulteerde in verwondingen aan de schouder, hals, rug en bovenarm van het slachtoffer. De officier van justitie heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, onder andere vanwege onduidelijkheid over de verwondingen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet had op de dood van [aangever], gezien de kwetsbare delen van het lichaam die hij aanviel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag, maar heeft ook vastgesteld dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, als gevolg van een psychische stoornis. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en werd de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 1.000,- aan smartengeld toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever], en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen, omdat deze niet verenigbaar was met de tbs-maatregel. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het delict, de psychische toestand van de verdachte en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/025285-23 en 05/164315-20 (tul)
Datum uitspraak : 31 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. S. Hering-de Monchy, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn (linker)schouder en/of zijn hals(streek) en/of zijn rug en/of (boven)arm, althans in zijn lichaam, heeft gestoken en/of heeft gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Epe aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond in zijn schouder en/of rug en/of hals(streek) en/of (boven)arm heeft toegebracht door die [aangever] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn schouder en/of rug en/of hals(streek) en/of (boven)arm, althans in zijn lichaam, te steken en/of te snijden;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn schouder en/of hals(streek) en/of rug en/of (boven)arm, althans in zijn lichaam, heeft gestoken en/of heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair, het subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde. De GGD-arts heeft op 26 januari 2023 opgeschreven dat sprake is van een achttal steekverwondingen, maar de politie heeft op 25 januari 2023 slechts vier steekverwondingen geconstateerd. Omdat niet duidelijk is welke letsels wel door de GGD-arts zijn geconstateerd maar niet door de politie, moet ervan worden uitgegaan dat de vier lichtste letsels die door de GGD-arts zijn geconstateerd de letsels zijn die de politie heeft waargenomen. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het doden van aangever dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij ’s nachts in de keuken aan het eten was en verdachte, de zoon van aangevers vriendin, de keuken binnenkwam. Verdachte deed de keukenla open en kwam toen met een keukenmes meteen op aangever af. Verdachte duwde aangever naar achteren en maakte stekende bewegingen met het mes in de richting van aangever. Toen aangever zag dat hij bloedde ter hoogte van zijn linkerschouder heeft aangever verdachtes arm gepakt en geprobeerd vast te houden. Toen kwam aangevers vriendin. Zij pakte een lege wijnfles en sloeg deze op verdachtes hoofd kapot. Verdachte zei toen tegen aangevers vriendin “nou ga ik jou doodmaken, ik ga jou doodmaken”. Aangever had bij het doen van aangifte een verband op zijn linker bovenarm, een verband links boven zijn borst, twee verbanden ter hoogte van zijn nek aan de linkerzijde en twee krassen in zijn hals aan de linkerzijde. [2]
Getuige [moeder van verdachte] , de vriendin van aangever en moeder van verdachte, heeft verklaard dat zij wakker werd van [aangever] die zei “wat doe je, wat doe je, niet doen, niet doen”. [aangever] lag met zijn rug op kastjes. Verdachte stond heel dicht voor hem. Verdachte had een mes in zijn rechterhand en maakte stekende bewegingen naar [aangever] . Getuige riep tegen verdachte dat hij moest stoppen, maar hij luisterde niet. Het lukte niet om verdachte van [aangever] af te trekken. Getuige heeft toen met een lege wijnfles op het hoofd van verdachte geslagen, maar verdachte bleef op [aangever] insteken met het mes. De worsteling duurde minuten. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij het mes in zijn rechterhand had en een beweging naar voren maakte. In de worsteling heeft verdachte aangever geraakt in zijn nek en op zijn schouder. [4]
Een dag na het incident zijn door de GGD-arts acht letsels op het lichaam van aangever aangetroffen, waaronder onder het linker sleutelbeen, aan de zijkant van de kop van de linker bovenarm, links naast de wervelkolom laag in de nek, links naast de wervelkolom op de romp ter hoogte van de schouders en aan de linkerzijde van de hals onder het oor. [5] De rechtbank constateert dat deze letsels ook door de politie op 25 januari 2023 zijn waargenomen. De rechtbank concludeert dat deze vijf letsels door verdachte zijn toegebracht.
Uit het Forensisch Medisch Letselrapport volgt dat bij dieper letsel aan de hals dieper gelegen structuren beschadigd kunnen worden, waaronder de halsslagader. Aan doorklieven van grote halsvaten kan het slachtoffer overlijden. [6]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever op 25 januari 2023 in Epe met een mes in zijn linkerschouder, halsstreek, rug en bovenarm heeft gestoken.
De vraag is vervolgens of het handelen van verdachte een ten laste gelegd strafbaar feit oplevert, en zo ja welk. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever. Aan en bij de hals bevinden zich vitale en kwetsbare onderdelen van het menselijk lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat met een mes dodelijk letsel kan worden toegebracht. Door met een mes stekende bewegingen naar aangever te maken, niet wetende waar dat mes precies terecht zou komen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bijvoorbeeld een of meer vaten in de hals zouden worden geraakt met als gevolg dat aangever aan zijn verwondingen zou kunnen overlijden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 januari 2023 te Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,in zijn
(linker
)schouder en
/ofzijn hals
(streek
)en
/ofzijn rug en
/of (boven
)arm
, althans in zijn lichaam,heeft gestoken
en/of heeft gesnedenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer of noodweerexces toekomt. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van noodweer(exces), dan wel putatief noodweer, gelet op de verklaring van verdachte dat hij door [aangever] werd aangevallen met een pistool.
De beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf waartegen noodzakelijke verdediging geboden is, dan wel een ogenblikkelijk dreigend gevaar daartoe.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat aangever [aangever] een pistool pakte en dat verdachte daarom toen direct een mes pakte. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij toen inderdaad dacht dat [aangever] een pistool pakte, maar dat inmiddels niet meer denkt. Wel werd verdachte door [aangever] aangevallen.
Aangever [aangever] en getuige [moeder van verdachte] hebben beiden niet over een pistool verklaard. Ook heeft de politie bij aangever en in de woning geen pistool aangetroffen. Ook verdachte zelf denkt inmiddels niet meer dat [aangever] een pistool pakte. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van een noodweerweerscenario niet aannemelijk geworden. Een beroep op noodweer dan wel noodweerexces kan daarom niet slagen en wordt verworpen.
Voor een geslaagd beroep op putatief noodweer dient sprake te zijn van een verschoonbare dwaling ten aanzien van het bestaan van een noodweersituatie. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Het beroep op putatief noodweer wordt daarom verworpen.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, waardoor verdachte niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet in een psychotische toestand verkeerde.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitiarapport van 22 mei 2023, opgesteld door [psychiater] , psychiater, en van het Pro Justitiarapport van 15 juni 2023, opgesteld door [psycholoog 1] en [psycholoog 2] , psychologen.
Uit de Pro Justitiarapportage komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie. Verdachte is vanaf 2014/2015 herhaaldelijk ernstig psychotisch geweest. Tijdens een acute psychose is bij verdachte sprake van een paranoid-psychotisch toestandsbeeld en daarnaast een desorganisatie van denken, spreken en gedrag. Tijdens zijn paranoïde psychose worden de eigen angstige en/of achterdochtige gevoelens en gedachten geprojecteerd in de buitenwereld. De buitenwereld wordt vervormd en bedreigend waargenomen, waardoor de geprojecteerde gevoelens en gedachten ervaren worden als komend vanuit die buitenwereld. Verdachte kan dan angstig, achterdochtig en agressief reageren. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis in cannabisgebruik en een ernstige stoornis in amfetaminegebruik.
Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van een paranoid-psychotisch toestandsbeeld. Paranoïde waangedachten waren duidelijk aanwezig. De schizofrenie en verslaving van verdachte waren bepalend voor zijn gedrag. De psychiater heeft geadviseerd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren, omdat verdachte zich er enigszins van bewust is dat het gebruik van middelen de psychotische klachten in stand houdt en verergert.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de stoornissen over. Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte is de rechtbank, gelet op het advies van de psychiater, van oordeel dat verdachte tijdens het plegen van het strafbare feit volledig heeft gehandeld onder invloed van zijn stoornissen. Het bewezenverklaarde kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend. Verdachte is aldus niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen tbs-maatregel wordt opgelegd, omdat niet voldaan is aan de voorwaarden voor oplegging daarvan. In het geval de rechtbank komt tot oplegging van een tbs-maatregel, is bepleit dat aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging iemand van het leven te beroven. Verdachte heeft, terwijl hij in een psychose verkeerde, de vriend van zijn moeder meerdere keren met een mes gestoken. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft geluk gehad dat hij slechts oppervlakkige steekverwondingen heeft opgelopen en het letsel niet dieper is geweest. Als bijvoorbeeld de halsslagader was geraakt, had het slechter en zelfs fataal kunnen aflopen.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat sprake is van recidive ten aanzien van geweldsdelicten. Op 9 februari 2021 is verdachte voor een drietal mishandelingen veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren.
Uit het Pro Justitiarapport van 22 mei 2023, opgesteld door [psychiater] , psychiater, en uit het Pro Justitiarapport van 15 juni 2023, opgesteld door [psycholoog 1] en [psycholoog 2] , psychologen, volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico ten aanzien van gewelddadig gedrag. Indien verdachte zonder passend zorgkader wordt teruggeplaatst in de situatie zoals die bestond voor detentie is het risico op terugval wat betreft psychose en middelengebruik hoog, en daarmee ook het recidiverisico. Behandeling en begeleiding in een klinische psychiatrische setting is noodzakelijk. Er zijn geen randvoorwaarden aanwezig om in de huidige situatie een ambulante behandeling succesvol te laten verlopen. Het beveiligingsniveau en het afdelingsklimaat van een reguliere GGZ-afdeling en van een FPA worden ontoereikend geacht. De benodigde behandelduur en de benodigde mate en aard van het toezicht en zorgintensiteit maken dat geadviseerd wordt aan verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen. Vanwege het afwezige ziekte-inzicht, de hardnekkigheid van de problematiek en het niet bereid zijn om zich langdurig te conformeren aan afspraken is tbs met voorwaarden een minder passend kader.
De reclassering heeft in haar rapport van 3 juli 2023 beschreven dat de kans op recidive en letselschade als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft zich in vrijblijvende kaders vaak moeizaam behandelbaar opgesteld, waardoor gewenste behandelresultaten bij herhaling zijn uitgebleven. Verdachte pakt de juiste (medicamenteuze) behandeling onvoldoende aan en continueert middelengebruik, doordat hij de noodzaak van het beëindigen daarvan niet inziet. Verdachte kan zich niet vinden in hetgeen de reclassering nodig acht binnen een tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering ziet daarom onvoldoende mogelijkheden voor een tbs-maatregel met voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Als verdachte niet wordt behandeld voor zijn stoornissen, is de kans op herhaling van een ernstig gewelddadig feit te groot. Gelet op hetgeen de deskundigen hierover hebben overwogen acht de rechtbank oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden te risicovol, omdat niet de verwachting is dat dat leidt tot een adequate behandeling en daarmee tot het verlagen van het recidiverisico.
De rechtbank stelt verder vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de tbs-maatregel met dwangverpleging aan verdachte opleggen, nu verdachte gelet op het hoge recidiverisico behandeld moet worden voor zijn stoornissen en er geen reëel alternatief is, zodat oplegging van deze maatregel proportioneel is. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair, wegens de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt. Door het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank zal het smartengeld naar maatstaven van billijkheid bepalen en vaststellen op een bedrag van € 1.000,-. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de ernst van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
Verdachte is vanaf 25 januari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Hij kan zich wat dat deel betreft tot de burgerlijke rechter wenden.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank bepaalt dat als dit bedrag niet wordt betaald geen gijzeling kan worden toegepast. De rechtbank vindt toepassing van gijzeling niet verenigbaar met de persoonlijke omstandigheden van verdachte in combinatie met de aan hem opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/164315-20)

De politierechter heeft verdachte op 9 februari 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf niet verenigbaar is met de aan verdachte opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging. De vordering tot tenuitvoerlegging wordt daarom afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 1.000,00 smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 9 februari 2021 voorwaardelijk opgelegde taakstraf af (parketnummer 05/164315-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.S.M. van Bergen, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en
mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2023.
mr. E.S.M. van Bergen is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Veluwe-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023037733, gesloten op 13 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 200-202 en de foto’s, p. 204-207.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [moeder van verdachte] , p. 401.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2023.
5.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Noord- en Oost-Gelderland, p. 257.
6.Aanvullend Forensisch Medische Letselrapportage, p. 4.