Op 9 oktober 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op een tweede wrakingsverzoek van verzoekster, gevestigd te Utrecht. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechtbank om een zitting op 30 augustus 2023 niet uit te stellen. Het eerste wrakingsverzoek was eerder afgewezen op 2 mei 2023. De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek te laat was ingediend, aangezien verzoekster op de hoogte was van de omstandigheden die tot het verzoek leidden, maar pas op 26 augustus 2023 het verzoek indiende. De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend zodra de relevante feiten bekend zijn.
De rechters hebben in hun reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het verzoek niet ontvankelijk is en dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsinstrument. Verzoekster voerde aan dat haar recht op een eerlijk proces werd ontnomen, maar de rechtbank oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet wezenlijk betrekking hadden op de onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek uitsluitend was ingediend om uitstel van de zitting te verkrijgen, wat niet de bedoeling van het wrakingsinstrument is.
De rechtbank heeft daarom besloten dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking en dat een volgend wrakingsverzoek in de aanhangige procedures ARN AWB 21/606 en ARN AWB 21/1739 niet meer in behandeling zal worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.