ECLI:NL:RBGEL:2023:5942

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/424276 KG RK 23-707
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een tweede wrakingsverzoek wegens te late indiening en misbruik van het wrakingsinstrument

Op 9 oktober 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op een tweede wrakingsverzoek van verzoekster, gevestigd te Utrecht. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechtbank om een zitting op 30 augustus 2023 niet uit te stellen. Het eerste wrakingsverzoek was eerder afgewezen op 2 mei 2023. De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek te laat was ingediend, aangezien verzoekster op de hoogte was van de omstandigheden die tot het verzoek leidden, maar pas op 26 augustus 2023 het verzoek indiende. De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend zodra de relevante feiten bekend zijn.

De rechters hebben in hun reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het verzoek niet ontvankelijk is en dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsinstrument. Verzoekster voerde aan dat haar recht op een eerlijk proces werd ontnomen, maar de rechtbank oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet wezenlijk betrekking hadden op de onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek uitsluitend was ingediend om uitstel van de zitting te verkrijgen, wat niet de bedoeling van het wrakingsinstrument is.

De rechtbank heeft daarom besloten dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking en dat een volgend wrakingsverzoek in de aanhangige procedures ARN AWB 21/606 en ARN AWB 21/1739 niet meer in behandeling zal worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/424276 / KG RK 23-707
Beslissing van 9 oktober 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. B.J. Zippelius, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. L.Y. Gramsbergen,
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 augustus 2023,
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 1 september 2023 en
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de wrakingskamer op 25 september 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn namens verzoekster – via beeldbellen – verschenen [secretaris stichting] (secretaris van de stichting) en [voorzitter stichting] (voorzitter van de stichting).
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters als leden van de meervoudige belastingkamer, welke kamer twee procedures tussen verzoekster en de inspecteur van de Belastingdienst (kantoor Utrecht) in behandeling heeft. Het gaat om de procedures met nummers ARN AWB 21/606 en ARN AWB 21/1739. Op 15 maart 2023 heeft in die procedures een mondeling behandeling plaatsgehad. Tijdens die mondeling behandeling heeft verzoekster een van de leden van de meervoudige belastingkamer gewraakt. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek bij beslissing van 2 mei 2023 afgewezen.
2.2.
Na de beslissing van de wrakingskamer heeft de rechtbank de voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald op 30 augustus 2023. Daarna heeft verzoekster (althans hebben haar voorzitter en secretaris) per e-mail van 24 mei 2023 onder meer laten weten niet in staat te zijn die zitting bij te wonen. In reactie daarop heeft de rechtbank verzoekster per e-mail van 14 juni 2023 laten weten dat de zitting op 30 augustus 2023 doorgang zou vinden. Daarna is het wrakingsverzoek ingediend.
2.2.
Verzoekster heeft, blijkens het schriftelijke verzoek en zoals toegelicht ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat haar het recht op een eerlijk proces wordt ontnomen. In dat verband heeft verzoekster onder meer aangevoerd dat de rechtbank, ondanks dat zij ervan op de hoogte was dat verzoekster geen advocaat had en ook niet de beschikking had over haar gehele administratie, het door haar gedane verzoek tot uitstel van de op 30 augustus 2023 geplande (voortzetting van de) mondelinge behandeling niet heeft gehonoreerd.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Is het wrakingsverzoek ontvankelijk?
3.2.
De rechters hebben zich bij hun reactie van 1 september 2023 primair op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, nu het te laat is gedaan.
3.3.
Voor wat betreft de vraag of een wrakingsverzoek al dan niet tijdig is gedaan, is van belang wanneer de omstandigheden, die voor het verzoek tot wraking aanleiding hebben gegeven, zich hebben voorgedaan. De rechtbank gaat in dat verband uit van de volgende feiten.
3.3.1.
Op 24 mei 2023 heeft de rechtbank een e-mail ontvangen waarin verzoekster om uitstel heeft verzocht van de op 30 augustus 2023 geplande mondelinge behandeling. Bij e-mail van 14 juni 2023 heeft de rechtbank aan verzoekster medegedeeld dat het uitstelverzoek niet wordt gehonoreerd. Verzoekster heeft ter zitting desgevraagd aangegeven deze e-mail te hebben ontvangen.
3.3.2.
Op 26 augustus 2023 is het wrakingsverzoek van verzoekster door de rechtbank ontvangen. In haar wrakingsverzoek heeft verzoekster, kort samengevat, aangevoerd dat haar het recht op een eerlijk proces wordt ontnomen doordat de rechtbank het door haar gedane verzoek tot uitstel van de op 30 augustus 2023 geplande mondelinge behandeling niet heeft gehonoreerd.
3.4.
Uit de hiervoor geschetste feiten volgt dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden die voor het verzoek tot wraking aanleiding hebben gegeven aan haar bekend zijn geworden op of daags na 14 juni 2023. Nu het verzoek tot wraking is gedaan op 26 augustus 2023 is verzoekster in beginsel te laat. Een wrakingsverzoek moet immers worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Dit is alleen anders als sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de rechtbank in dit geval echter niet gebleken. De enkele omstandigheid dat verzoekster, zoals zij ter zitting heeft aangegeven, de tijd tussen 14 juni 2023 en 26 augustus 2023 heeft gebruikt om een advocaat te vinden en de administratie compleet te krijgen, rechtvaardigt het tijdsverloop van ruim twee maanden niet.
3.5.
Het verzoek tot wraking is daarom te laat ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.
Het verzoek van de rechters
3.6.
De rechters hebben verzocht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster niet in behandeling wordt genomen. Aan dit verzoek hebben zij ten grondslag gelegd dat dit wrakingsverzoek op dezelfde gronden is gebaseerd als het eerste wrakingsverzoek (dat door de wrakingskamer is afgewezen) en dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsinstrument.
3.7.
Verzoekster heeft ter zitting verweer gevoerd tegen dit verzoek. Zij vindt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Dit wrakingsverzoek is niet op dezelfde gronden ingediend; zij maakt geen misbruik van het wrakingsinstrument. Zij vindt de verzochte maatregel ook veel te vergaand omdat daarmee een inbreuk wordt gemaakt op haar recht om zichzelf te verdedigen.
3.8.
Verzoekster heeft het wrakingsverzoek daags voor de mondelinge behandeling ingediend, terwijl het haar al geruime tijd bekend was dat de zitting doorgang zou vinden. Verzoekster heeft ter zitting aangegeven dat het wrakingsverzoek een wanhoopsdaad was omdat zij haar administratie niet (op tijd) compleet had en zij geen advocaat kon vinden. Reeds hieruit volgt dat verzoekster het wrakingsverzoek uitsluitend heeft ingediend om een uitstel van de zitting te bewerkstelligen nadat haar impliciete eerdere verzoek om uitstel is afgewezen. Het wrakingsverzoek is (dus) niet ingegeven omdat verzoekster van mening is dat er sprake is van (een schijn van) partijdigheid bij de rechters. Verzoekster heeft dat ter zitting wel gesteld, maar alle feiten en omstandigheden die zij daarvoor heeft aangedragen zien op die situatie die zich heeft voorgedaan voorafgaand en tijdens de mondelinge behandeling van 15 maart 2023 en niet op feiten en omstandigheden, dan wel uitlatingen van de rechters, die zich hebben voorgedaan na de e-mail van 14 juni 2023. De enige andere argumenten die ten grondslag zijn gelegd aan de wraking, namelijk dat verzoekster niet beschikt over (financiële middelen om) een advocaat (te bekostigen) of over haar eigen administratie, zijn omstandigheden die geenszins zien op de (on)partijdigheid van de rechters.
Verzoekster heeft het middel van wraking dus uitsluitend gebruikt om uitstel te verkrijgen. Daarmee is misbruik gemaakt van het wrakingsinstrument.
3.9.
De rechtbank bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in procedures ARN AWB 21/606 en ARN AWB 21/1739 niet meer in behandeling wordt genomen. Het gaat hier weliswaar om een zeer vergaand middel, maar de inzet daarvan is noodzakelijk opdat de behandeling van deze zaken doorgang kan vinden. Het is juist tijdens die mondelinge behandeling dat verzoekster haar standpunten kan bepleiten en waar zij kan aandragen dat de omstandigheden waarin zij zich bevindt het moeilijk maken om ‘zich te verdedigen’. Het wrakingsinstrument is daar niet voor bedoeld.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking,
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaken ARN AWB 21/606 en ARN AWB 21/1739 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Graat, voorzitter, mr. J.A. van Schagen en
mr. A.S.W. Kroon, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.