ECLI:NL:RBGEL:2023:5934

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
05.034356.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van bedreiging en openlijk geweld wegens onvoldoende bewijs

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van bedreiging en openlijk geweld tegen een slachtoffer op 7 februari 2019 in Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd het slachtoffer in een auto te dwingen, maar dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen niet voldoende waren om de bedreiging en het openlijk geweld te bewijzen. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldigingen, maar de rechtbank achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan een poging tot het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van het slachtoffer. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 80 uren, met een proeftijd van twee jaar, en hield rekening met de lange duur van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/034356-19
Datum uitspraak : 25 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. C.B. Stenger, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders:
- dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd: 'Jij gaat nu met ons mee.' en/of 'Je moet in de
auto.' en/of ' Als je niet mee gaat, kunnen we je ook hier neerschieten.' en/of 'Jij
hebt geluk dat we hier in een buurt zijn met veel Nederlanders, als je nu in mijn
buurt was, had ik je al neer geschoten.' en/of 'Jij geeft mijn geld nu of je gaat op de
grond liggen.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] bij de riem gegrepen en/of met een ijzeren voorwerp op de
rug van die [slachtoffer] geslagen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in de auto proberen te trekken en/of duwen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 februari 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen
die [slachtoffer] gezegd: 'Als je niet mee gaat, kunnen we je ook neerschieten.' en/of 'Jij
hebt geluk dat we hier in een buurt zijn met veel Nederlanders. Als je nu in mijn
buurt was, had ik je al neer geschoten.' en/of 'Jij geeft mijn geld nu of je gaat op de
grond liggen.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 07 februari 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg, te weten aan [straat] ,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het:
- met kracht geven van een kopstoot tegen de wang van die [slachtoffer] en/of
- met kracht slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- met kracht slaan met een ijzeren voorwerp op de rug van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 2 en 3 (vrijspraak)
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich - al dan niet samen met anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
2. bedreiging, en
3. openlijk geweld.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier kan worden afgeleid dat er sprake was van een dreigende sfeer en dat er werd geschreeuwd. Naast de aangifte van [slachtoffer] is er evenwel geen – betrouwbaar - bewijsmiddel waaruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer] zou zijn bedreigd (feit 2) en dat sprake zou zijn geweest van openlijk geweld tegen [slachtoffer] , waar verdachte aan zou hebben deelgenomen (feit 3). In dat kader is van belang dat, zoals ook door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd, [naam] bij de politie zonder tolk is gehoord, terwijl bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris bleek dat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig was. Dit doet de rechtbank ernstig twijfelen aan de inhoud van zijn eerder afgelegde verklaring bij de politie. Naast de aangifte zou dit het enige bewijsmiddel zijn waaruit zou kunnen volgen dat verdachte bedreigingen heeft geuit richting [slachtoffer] en tegen hem openlijk geweld zou hebben begaan. Dit, terwijl [naam] bij de rechter-commissaris (met behulp van een tolk) heeft verklaard deze bedreiging niet te hebben gehoord. Verder heeft hij bij de rechter-commissaris ook verklaard dat hij bij de politie niet heeft gezegd dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan dan ook geheel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven, waar verdachte onderdeel van was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich op 7 februari 2019 in Nijmegen in de buurt van zijn woning bevond met een aantal personen waaronder een persoon met de bijnaam ‘ [persoon 1] ’. Er speelde namelijk een conflict vanwege een geldbedrag dat [persoon 1] (onder andere in overleg met [slachtoffer] ) op een Nederlandse bankrekening van een [slachtoffer] bekende persoon had laten storten om een vrachtwagen te kunnen kopen. Deze persoon (genaamd [persoon 2] ) bleek vervolgens onbereikbaar. [persoon 1] had het betreffende geldbedrag niet (terug) ontvangen en besloot daarop vanuit Nigeria naar Nederland te komen. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat zijn bijnaam [persoon 1] is.
Op 7 februari 2019 bevond [slachtoffer] zich dus samen met een aantal personen, waaronder verdachte, in de buurt van zijn woning. Hij heeft verklaard dat verdachte en twee andere personen aangaven dat ze de keuze hadden tussen ofwel naar het politiebureau gaan ofwel naar [persoon 2] zelf gaan. Verdachte en de twee andere personen zeiden toen: “Nee, jij gaat met ons mee”. [slachtoffer] zei toen nogmaals dat ze naar het politiebureau of naar [persoon 2] konden gaan. Hij zou vooruit rijden en vroeg of ze dan achter hem aan reden. Dat wilden ze niet en hij hoorde ze nogmaals zeggen dat hij bij hen in de auto moest. [slachtoffer] vroeg waarom, maar de twee jongens uit Amsterdam en verdachte zeiden dat [slachtoffer] bij hen in de auto moest. Even later voelde [slachtoffer] ineens dat hij van achteren bij zijn riem werd gegrepen door verdachte. Zijn riem is hierbij kapot gegaan. Hij voelde dat ze hem met z’n drieën met geweld de auto van [persoon 3] in probeerden te werken. [slachtoffer] verzette zich en begon te schreeuwen. Hij werd hevig aan zijn jas getrokken. Toen zag en hoorde hij dat er twee buurvrouwen naar buiten kwamen en riepen dat ze moesten ophouden en hem los moesten laten. Ze lieten hem toen los en hij ontworstelde zich. [2]
[getuige] heeft verklaard dat zij de buurman ( [slachtoffer] ) buiten zag staan voor zijn woning met vijf donkergetinte mannen. Op enig moment begonnen de vijf mannen aan de buurman te trekken richting de achterportier van de auto. Ze probeerden de buurman in de auto te stoppen. Hij werkte hevig tegen en trok helemaal wit weg. De buurman zag uiteindelijk kans om weg te komen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij met anderen voor het huis van [slachtoffer] stond in Nijmegen. Verdachte wilde met de anderen, waaronder [slachtoffer] , met de auto naar het huis van [persoon 2] . Hij was namelijk uit Afrika gekomen om zijn geld terug te halen. Toen [slachtoffer] in de auto zat, deed hij een voet tussen de deur. Verdachte zei tegen hem dat hij zijn been in de auto moest doen, zodat de deur dicht kon. [slachtoffer] wilde naar buiten. Verdachte heeft hem toen vastgepakt bij zijn riem en hem gezegd dat hij in de auto moest zitten.. [4]
Op basis van de bovenstaande verklaringen concludeert de rechtbank dat verdachte met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] in de auto te duwen en te trekken. Zij probeerden hem gezamenlijk mee te krijgen. Dit was tegen de wil van [slachtoffer] in, zo blijkt uit het hevige verzet van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en de overige personen, te weten het dwingen van [slachtoffer] om in de auto te stappen, het in de auto duwen en trekken en het vastpakken van [slachtoffer] , naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als gericht op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit past ook bij de (kort na het voorval afgelegde) verklaring van verdachte zelf, die (helemaal) uit Nigeria was gekomen om een aanzienlijk geldbedrag terug te krijgen en boos werd op [slachtoffer] toen hij de auto uit wilde en begon te schreeuwen. [5] De rechtbank meent ook dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de anderen. Door te duwen en [slachtoffer] aan zijn riem vast te pakken en aan hem te trekken heeft verdachte namelijk een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de poging om [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven.
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het opzettelijk wederrechtelijk [slachtoffer] van zijn vrijheid beroven. Op grond van de bewijsmiddelen kan de rechtbank echter niet vaststellen dat er dreigende woorden zijn geuit (anders dan ‘jij gaat nu met ons mee’) en/of dat [slachtoffer] (al dan niet met een ijzeren voorwerp) zou zijn geslagen. De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks7 februari 2019 te Nijmegen
, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen
misdrijf om,
opzettelijk [slachtoffer] ,
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven
en/of beroofd te houden,
Immers
heeft/hebben hij, verdachte, en
/of een of meer vanzijn mededaders:
- dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd: 'Jij gaat nu met ons mee.' en/of 'Je moet in de
auto.' en
/of ' Als je niet mee gaat, kunnen we je ook hier neerschieten.' en/of 'Jij
hebt geluk dat we hier in een buurt zijn met veel Nederlanders, als je nu in mijn
buurt was, had ik je al neer geschoten.' en/of 'Jij geeft mijn geld nu of je gaat op de
grond liggen.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] bij de riem gegrepen
en/of met een ijzeren voorwerp op de
rug van die [slachtoffer] geslagenen
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] in de auto proberen te trekken en
/ofduwen
en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van een poging tot het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte meer dan 20.000 euro is kwijtgeraakt. Daarnaast heeft hij vijf keer bij de rechtbank moeten verschijnen. Ook is hij niet op een andere manier zijn geld gaan halen. Voor dat gedrag moet hij worden beloond. Hij heeft een baan en een gezin. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruisen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 7 februari 2019 op klaarlichte dag geprobeerd om [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven door hem samen met anderen te proberen in een auto te trekken en te duwen. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] . Dit moet voor hem erg beangstigend zijn geweest.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit.
De rechtbank houdt er rekening mee dat niet is aangetoond dat er wapens zijn gebruikt om [slachtoffer] van zijn vrijheid proberen te beroven. Daarnaast heeft het in de auto duwen en trekken en het vastpakken van [slachtoffer] kort geduurd en is niet bewezen verklaard dat er is geslagen. Verder betreft het een oud feit. Verdachte is op 7 februari 2019 aangehouden en in verzekering gesteld. De zaak is behandeld op 11 oktober 2023, ruim 4,5 jaar later. De rechtbank constateert dan ook dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met 32 maanden is overschreden. Dit tijdsverloop is op geen enkele wijze aan verdachte te wijten. De rechtbank zal met de termijnoverschrijding in strafverminderende zin rekening houden. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij een baan heeft en een gezin om voor te zorgen. Dit weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop en voornoemde persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of andere onvoorwaardelijke straf niet meer passend.
Wel zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf opleggen van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Deze straf dient als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt hierop in mindering gebracht.
Gezien de opgelegde straf, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder de feiten 2 en 3 ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 bepaalt dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee (2) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarde:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2023.
Mr. L.C.P. Goossens is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019063665, gesloten op 12 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14-15.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 16-17.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2023.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 7 februari 2019, p. 119-122.