ECLI:NL:RBGEL:2023:5927

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
05.277355.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en witwassen met terugbetaling aan slachtoffers

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland een man uit Bentelo veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en 240 uur taakstraf voor het oplichten van een echtpaar. In 2016 hielp de man het echtpaar om hun spaargeld van €100.000 te beleggen in een zogenaamd veilige investering. In werkelijkheid sluisde hij het geld door naar zijn eigen rekening en gebruikte het voor privédoeleinden. Toen de slachtoffers vroegen naar hun geld, loog de man dat een criminele organisatie het had weggenomen. Daarnaast werd hij veroordeeld voor het witwassen van het geld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op vanwege het tijdsverloop, het blanco strafblad van de man en zijn psychische beperkingen. De man is ook verplicht om het volledige bedrag aan de slachtoffers terug te betalen. De rechtbank oordeelde dat de oplichting en het witwassen bewezen waren, maar sprak de verdachte vrij van een tweede feit dat hem ten laste was gelegd, omdat niet kon worden aangetoond dat hij het geld 'anders dan door misdrijf' onder zich had. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.277355.22
Datum uitspraak : 26 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] , wonende aan het [adres] ,
Raadsvrouw: mr. D. Greven, advocaat in Borne.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 21 oktober 2021 te Leuvenheim, gemeente Brummen, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
[aangever] en/of [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal ongeveer) €100.000,00,- door met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven — valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich tegenover voornoemde perso(o)n(en) voorgedaan als betrouwbare vertegenwoordiger/bemiddelaar van [internationaal financieel adviesbureau] en/of bonafide eigenaar van [financieel adviesbureau] ;
- aan voornoemde perso(o)n(en) voorgesteld om het gespaarde geld te investeren in [investering] met een storting van €100.000,00,- op de participatierekening met volledige inleggarantie gegarandeerd door de [bank] en bemiddeld
door [internationaal financieel adviesbureau] ;
- (vervolgens) met voornoemde perso(o)n(en) op 1 oktober 2016 een overeenkomst gesloten tot storting van €100.000,00 euro op de participatierekening [rekeningnummer] (t.n.v. [moeder verdachte] , de moeder van verdachte) met volledige inleggarantie gegarandeerd door de [bank] en bemiddeld door [internationaal financieel adviesbureau] en/of met garantievergoeding over de participatie gesteld op 6%, gedurende een participatieplicht van 5 jaar;
- het door voornoemde perso(o)n(en) overgemaakte €100.000,00 euro ontvangen op rekening [rekeningnummer] (t.n.v. [moeder verdachte] , de moeder van verdachte) en/of vervolgens voornoemd bedrag niet overgemaakt op rekening van de [bank] ;
-(vervolgens) na einde van de termijn van 5 jaar niet is overgegaan tot (uit)betaling van de (rente)vergoeding(en) en/of
- voornoemde perso(o)n(en) een verhaal voorgespiegeld, inhoudende dat het overgemaakte geldbedrag nooit op de participatierekening is bijgeschreven en/of dat de verantwoordelijke persoon niet meer werkzaam is voor [internationaal financieel adviesbureau] en/of dat voornoemd geldbedrag is weggenomen door een criminele organisatie waarvan hij, verdachte, de naam niet wil noemen en terugvordering is uitgesloten; waardoor voornoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot afgifte van een geldbedrag van €100.000,00; (art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 oktober 2021 te Leuvenheim, gemeente Brummen, althans in Nederland
opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal ongeveer) €100.000,00 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e)
geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vertegenwoordiger/bemiddelaar van [internationaal financieel adviesbureau] onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 21 oktober 2021 te Leuvenheim, gemeente Brummen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans heeft witgewassen immers heeft verdachte (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal ongeveer) €100.000,00 euro, althans een of meer voorwerpen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen)misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt en hij, verdachte, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verduistering niet kan worden bewezen, nu niet kan worden gezegd dat verdachte het geld ‘anders dan door misdrijf’ onder zich had. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2.
Ten aanzien van de overige feiten is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 7-11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Ten aanzien van de oplichting is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de verwijten die zien op de periode nadat het geldbedrag van € 100.000,00 was gestort op de rekening van verdachtes moeder en dit niet werd doorgestort. Die verwijten (kort gezegd het na afloop van de termijn van 5 jaar niet doen van een uitbetaling en het voorspiegelen dat het geld zou zijn weggenomen door een criminele organisatie) hebben aangevers niet bewogen tot afgifte van het geldbedrag. Daarmee komt de rechtbank in navolging van het betoog van de raadsvrouw tot een bewezenverklaring van een kortere periode, te weten van omstreeks 1 september 2016 tot en met 1 oktober 2016.
Ten aanzien van het witwassen: het geld was afkomstig van eigen misdrijf, namelijk oplichting. Verdachte heeft het geld op een rekening geplaatst die op naam stond van een ander (zijn moeder) waarbij het niet zonder meer duidelijk was dat hij die beheerde. Daarna werd het geld naar andere rekeningen overgemaakt, door verdachte opgenomen en gebruikt. Dit zijn dusdanige verhullingshandelingen dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond geen toepassing vindt.
Gelet op het grote aantal transacties door verdachte naar andere rekeningen (waaronder zijn eigen), betalingen en aankopen die verdachte met het geld heeft gedaan, heeft verdachte van dit witwassen een gewoonte gemaakt. Dat het witgewassen bedrag in één keer door verdachte is verworven doet daar niet aan af. Het witwassen geschiedde immers over een lange periode in etappes.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij
op een of meerdere tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 1 oktober 2016 te Leuvenheim, gemeente Brummen,
althans in Nederland,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/of vaneen valse hoedanigheid en
/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels
[aangever] en
/of[benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van
(in totaal ongeveer)€100.000,00,- door met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven — valselijk en
en/of listiglijk en/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid
- zich tegenover voornoemde perso
(o)n
(en
)voor te doen als betrouwbare vertegenwoordiger/bemiddelaar van [internationaal financieel adviesbureau] en/of bonafide eigenaar van [financieel adviesbureau] ;
- aan voornoemde perso
(o)n
(en
)voor te stellen om het gespaarde geld te investeren in [investering] met een storting van €100.000,00,- op de participatierekening met volledige inleggarantie gegarandeerd door de [bank] en bemiddeld door [internationaal financieel adviesbureau] ;
- (vervolgens) met voornoemde perso
(o)n
(en
)op 1 oktober 2016 een overeenkomst te sluiten tot storting van €100.000,00 euro op de participatierekening [rekeningnummer] (t.n.v. [moeder verdachte] , de moeder van verdachte) met volledige inleggarantie gegarandeerd door de [bank] en bemiddeld door [internationaal financieel adviesbureau] en/of met garantievergoeding over de participatie gesteld op 6%, gedurende een participatieplicht van 5 jaar;
- het door voornoemde perso
(o)n
(en
)overgemaakte €100.000,00 euro te ontvangen op rekening [rekeningnummer] (t.n.v. [moeder verdachte] , de moeder van verdachte) en/
ofvervolgens voornoemd bedrag niet over te maken op rekening van de [bank] ;
-(vervolgens) na einde van de termijn van 5 jaar niet is overgegaan tot (uit)betaling van de (rente)vergoeding(en) en/of- voornoemde perso(o)n(en) een verhaal voorgespiegeld, inhoudende dat het overgemaakte geldbedrag nooit op de participatierekening is bijgeschreven en/of dat de verantwoordelijke persoon niet meer werkzaam is voor [internationaal financieel adviesbureau] en/of dat voornoemd geldbedrag is weggenomen door een criminele organisatie waarvan hij, verdachte, de naam niet wil noemen en terugvordering is uitgesloten;waardoor voornoemde perso
(o)n
(en
)werd
(en
)bewogen tot afgifte van een geldbedrag van €100.000,00;
3
hij op
een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 september 2016 tot en met 21 oktober 2021 te Leuvenheim, gemeente Brummen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
althans heeft witgewassenimmers heeft verdachte
(een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal ongeveer) €100.000,00 euro,
althans een of meer voorwerpen heeft verworven,voorhanden gehad,
heeftovergedragen
heeftomgezet en
/ofgebruik ervan
heeftgemaakt, terwijl hij, verdachte, wist
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat/die voorwerp
(en
)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt
en hij, verdachte, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
oplichting
feit 3:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een echtpaar opgelicht door hen voor te spiegelen dat hij hun spaargeld veilig kon beleggen, om het daarna naar een eigen rekening door te sluizen en voor privédoeleinden te gebruiken. Toen de slachtoffers bij hem reclameerden loog hij dat het geld was weggenomen door een criminele organisatie waarvan hij de naam niet wilde noemen en dat terugvordering was uitgesloten.
Dit is een ernstig feit. De slachtoffers dachten dat zij verdachte konden vertrouwen, omdat hij hen eerder in dienst van een bonafide advieskantoor had geholpen bij financiële zaken. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van dat vertrouwen. De slachtoffers zijn gedupeerd voor een bedrag van 100.000 euro waar zij 25 jaar voor hadden gespaard. Inmiddels is het geld verdampt, onder meer doordat verdachte het gebruikte voor het aflossen van persoonlijke leningen, voor giften aan familieleden en voor de aankoop van luxe artikelen zoals een auto. Verdachte maakte zich door het geld zo uit te geven en door het door te boeken naar verschillende bankrekeningen eveneens schuldig aan witwassen.
Verdachte beweert spijt te hebben, maar heeft niets ondernomen om de slachtoffers schadeloos te stellen. Hij beweert nog steeds de kwestie te kunnen oplossen, hoewel volstrekt onduidelijk is op welke manier.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor deze feiten in beginsel een gevangenisstraf passend.
De rechtbank houdt echter ook rekening met het tijdsverloop, het feit dat verdachte first offender is en verdachtes psychische beperkingen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een forse taakstraf opleggen, in combinatie met een langere voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke straf is om te voorkomen dat verdachte, die nog steeds financiële problemen heeft en kennelijk nog steeds de illusie koestert dat hij veel geld gaat verdienen, opnieuw dergelijke feiten gaat plegen. Om dezelfde redenen zal de rechtbank de proeftijd op drie jaar stellen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] en [benadeelde] hebben in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen beide € 101.672,86 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Ter terechtzitting hebben de benadeelde partijen hun vordering aangepast, in die zin dat ze beiden de helft van de totale schade vorderen. Beide vorderingen betreffen dus nu een bedrag van € 50.836,43.
De vorderingen worden door verdachte niet betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal de vorderingen toewijzen.
Verdachte is vanaf 1 september 2016 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 50.836,43 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 50.836,43 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 180 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 50.836,43 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 50.836,43 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 180 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2023.
De griffier en mr. Gerritsen zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021534917, gesloten op 13 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.