Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de akte van [eisende partij]
- de akte van [gedaagde partijen]
2.De feiten
De beschrijving van de activiteiten van de Stichting luidt: ‘Lease van niet-financiële immateriële activa. Het beheren van licentie rechten en ontwikkelen van software.’
In de beschikking staat de volgende overweging, waarin de Stichting is aangeduid met [stichting] :
“(…) Vast staat dat [eisende partij] (…)als schuldeiser van [stichting] kan worden aangemerkt, zodat in die zin aan de in artikel 2:23c lid 1 BW vermelde eis voor heropening van de vereffening is voldaan. Daarnaast geldt ten aanzien van het bestaan van een bate dat [eisende partij] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [stichting] op het moment van ontbinding rechthebbende was op een aantal geregistreerde octrooien. [stichting] heeft dit ook niet betwist. Op grond van de stellingen van [stichting] kan niet worden aangenomen dat de octrooien geen enkele waarde meer vertegenwoordigen. Om dit te kunnen vaststellen is nader onderzoek nodig, welk onderzoek in het kader van de vereffening kan plaatsvinden en waarbij openheid van zaken over de omvang, de samenstelling en het verloop van het vermogen van [stichting] in de aanloop naar de ontbinding kan worden verkregen. (…)”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bij een vordering uit onrechtmatige daad rust de bewijslast van de stelling dát zich zo’n daad heeft voorgedaan èn dat daardoor schade is ontstaan op de eisende partij. Wanneer het, zoals hier, gaat om een onrechtmatige daad die bestaat uit het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen van een vereffenaar, en waarbij de informatie die bij het wél voldoen aan die verplichting aanwezig zou zijn geweest voornamelijk bij de vereffenaar berust, kunnen er wel redenen zijn voor een verzwaarde motiveringsplicht voor degene die zich tegen de stellingen verweert. Er mag verwacht worden dat de vereffenaar de informatie verschaft die in zijn domein ligt en die een aanknopingspunt kunnen vormen voor eventuele bewijslevering. [gedaagde partijen] heeft daaraan echter voldaan. Er is informatie verschaft over de octrooien en de bankrekening van de Stichting. Dat er meer of andere informatie aanwezig zou (moeten) zijn is door [eisende partij] niet onderbouwd.
Deze grondslag leidt dan ook niet tot toewijzing van de vordering.
5. De beslissing