ECLI:NL:RBGEL:2023:587

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
C/05/408391 / HA ZA 22-387
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van vergoeding in verband met zonnepanelenproject

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen een besloten vennootschap (eiseres) en meerdere gedaagden, waaronder een maatschap. De eiseres vorderde een vergoeding van € 45.660,00 plus btw, alsmede buitengerechtelijke kosten en proceskosten, op grond van een overeenkomst voor projectbegeleiding van een zonnepanelenproject dat niet doorging. De eiseres stelde dat de gedaagden de vergoeding moesten betalen omdat zij de overeenkomst niet nakwamen. De gedaagden betwistten de vordering en voerden aan dat zij zich op een ontbindende voorwaarde beriepen, omdat zij geen financiering voor het project konden verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen recht had op de gevorderde vergoeding, omdat niet was aangetoond dat zij kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde de eiseres in de proceskosten van de gedaagden, die op € 5.203,00 werden begroot.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/408391 / HA ZA 22-387 / 1547 / 650
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 1 februari 2023, waarop mondeling uitspraak is gedaan
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C. Snelders-van de Kamp te Arnhem,
tegen
1. de maatschap
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N.E. van Uitert te Drachten.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd, gedaagden gezamenlijk [gedaagden] en gedaagde sub 3 afzonderlijk [gedaagde sub 3] .
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 23 november 2022.
Tegenwoordig zijn mr. I.W.M. Olthof, rechter, en mr. M.C.R. van Lent, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de heer [directeur van eiseres] , directeur van [eiseres] ,
  • mr. Snelders-van de Kamp voornoemd,
  • mr. Van Uitert voornoemd.
Partijen lichten hun standpunten over en weer toe, mr. Snelders-van de Kamp aan de hand van spreekaantekeningen, en beantwoorden vragen van de rechter. Vervolgens wordt de zitting geschorst. Na de schorsing sluit de rechter de mondelinge behandeling en deelt zij mee uitspraak in deze zaak te doen. Deze luidt als volgt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022,
- de aanvullende producties 17 tot en met 24 van [eiseres] , ingekomen op 19 januari 2022,
- de spreekaantekeningen van mr. Snelders-van de Kamp, waarvan alleen de randnummers 1, 4 en 5 tot en met 20 tot de processtukken behoren. De randnummers 2, 3, 21 en 25 tot en met 34 behoren niet tot de processtukken omdat deze ter zitting zijn geparafraseerd door mr. Snelders-van de Kamp, waarvan door de griffier aantekening is gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
[eiseres] heeft gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 45.660,00 plus btw en wettelijke rente, alsmede in de buitengerechtelijke kosten van € 1.327,49 plus wettelijke rente en de proceskosten plus wettelijke rente en de nakosten. [eiseres] legt hieraan ten grondslag dat zij met [gedaagden] een overeenkomst heeft gesloten voor de begeleiding van een nog te realiseren zonnepanelenproject en dat [gedaagden] ervoor heeft gekozen het project niet door te zetten, zodat [gedaagden] de vergoeding moet betalen die in de overeenkomst staat.
2.2.
[gedaagden] betwist de vorderingen van [eiseres] en voert als bevrijdend verweer dat zij zich heeft beroepen op de ontbindende voorwaarde doordat het haar niet is gelukt financiering te verkrijgen voor het project. Zij is dan ook niet gehouden tot betaling van een aanvullende vergoeding. [gedaagden] meent daarnaast dat vergoeding in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
2.3.
Niet in geschil is dat partijen een overeenkomst voor projectbegeleiding gedateerd 12 augustus 2019 hebben ondertekend (hierna: de overeenkomst). [gedaagden] heeft aangevoerd dat zij deze overeenkomst opvatte als een intentieverklaring en dat [gedaagde sub 3] deze niet heeft ondertekend. [gedaagden] verbindt geen gevolgen aan haar stellingen terwijl wel vast staat dat partijen wel uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst door bijvoorbeeld een SDE-subsidie aan te vragen. Daarom gaat de rechtbank aan deze stellingen van [gedaagden] voorbij.
2.4.
[eiseres] baseert de hoogte van de door haar gevorderde vergoeding op artikel 3.5 van de overeenkomst. Daarin staat dat [gedaagden] aan [eiseres] een deel van de gemaakte kosten dient te vergoeden indien het project – buiten de in de overeenkomst genoemde ontbindende voorwaarden – geen doorgang vindt. Dit te vergoeden deel bestaat uit percentages van de totale projectkosten zoals genoemd in artikel 3.1. Afhankelijk van de fase waarin het project zich bevindt moet van de percentages uit artikel 3.1 worden betaald: ‘
50% bij acceptatie van deze projectbegeleidingovereenkomst, 75% bij acceptatie EPC-partij en 100% bij start bouw’.
De projectkosten zijn in artikel 3.1. als volgt gestaffeld:

5% van de totale kosten van EPC partij, meetbedrijf en netbeheerder
7% van de totale kosten van EPC partij, meetbedrijf en netbeheerder en verzorgen van eventuele vergunningen
10% van de totale kosten van EPC partij, meetbedrijf en netbeheerder, verzorging van eventuele vergunningen, en verzorgen van benodigde projectfinanciering.
2.5.
[eiseres] stelt dat het van acceptatie van een EPC-partij nooit is gekomen maar dat de overeenkomst wel is ondertekend en dat zij werkzaamheden heeft verricht, zodat de 50%-regel van toepassing is. Gezien de offertes van Liander, Kenter en EPC-partij Zonnegilde zou volgens [eiseres] de totale projectsom € 798.600,00 hebben bedragen, zodat 50% van 10% van dit bedrag uitkomt op een vergoeding van € 45.660,00 exclusief btw.
2.6.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 3.5. Deze bepaling moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex maatstaf. Volgens [eiseres] vallen onder deze bepaling ook de begrote projectkosten. De rechtbank volgt haar hierin niet. Indien dit de bedoeling van [eiseres] was dan had het op haar weg gelegen dit met zoveel woorden op te nemen in de overeenkomst. Deze heeft zij immers ook opgesteld. Vast staat dat over de overeenkomst niet is onderhandeld tussen partijen. [eiseres] heeft geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit haar uitleg blijkt. De rechtbank stelt daarom voorop dat artikel 3.5 zo moet worden uitgelegd dat deze recht geeft op vergoeding van ‘een deel van de gemaakte kosten’ aan [eiseres] . De rechtbank is van oordeel dat hiervoor in dit geval geen aanleiding is.
2.7.
[gedaagden] heeft immers betoogd en onderbouwd dat zij de kosten van de door [eiseres] uitgevoerde subsidieaanvraag heeft betaald, dat zij de dakconstructie zelf heeft moeten laten controleren en zelf de financiering diende te regelen. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] deze kosten in het kader van de door haar gestelde hernieuwde aanvraag van de subsidie wel heeft gemaakt. [eiseres] heeft niet gemotiveerd gesteld welke (andere) kosten zij in de zin van artikel 3.5 heeft gemaakt die nog niet zijn voldaan door [gedaagden]
2.8.
Daarbij komt dat de hoogte van de vergoeding wordt bepaald door de projectprijs, die onder meer afhangt (volgens artikel 3.1) van de kosten van een EPC-partij, meetbedrijf en netbeheerder. Vast staat dat partijen geen projectprijs zijn overeengekomen. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de projectprijs onder andere een offerte van Zonnegilde overgelegd. Gesteld noch gebleken is echter dat deze offerte is geaccepteerd door [gedaagden] Integendeel, [gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat het is gekomen tot een EPC-overeenkomst omdat uit het onderzoek dat zij heeft laten uitvoeren bleek dat de dakconstructie niet, althans niet geheel, geschikt was voor zonnepanelen. [eiseres] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Uit het schouwingsverslag van Zonnegilde dat [eiseres] heeft overgelegd blijkt ook dat nadere constructieberekeningen nodig waren. Het rapport dateert bovendien van voor het onderzoek dat [gedaagden] heeft laten uitvoeren. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het project nooit kon worden uitgevoerd conform de offerte van Zonnegilde omdat deze offerte uitgaat van onjuiste uitgangspunten. Ook de andere door [eiseres] overgelegde offertes zijn niet geaccepteerd door [gedaagden] en kunnen dus geen onderdeel uitmaken van de projectprijs.
2.9.
Voor zover [eiseres] haar vordering ook nog heeft gebaseerd op artikel 6:74 BW geldt dat, wat hiervan verder ook zij, [eiseres] niet heeft onderbouwd welke inkomsten zij heeft gederfd. Ter zitting heeft zij deze vordering gebaseerd op de projectsom als bedoeld in artikel 3.5 van de overeenkomst. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan zij echter geen aanspraak maken op vergoeding van de projectsom. Deze is immers niet overeengekomen.
2.10.
Het voorgaande betekent dat niet is gebleken dat [eiseres] kosten heeft gemaakt die voor aanvullende vergoeding in aanmerking komen en dat de hoogte van de projectprijs niet is komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] dan ook geen aanspraak op enige vergoeding. Alle vorderingen zullen daarom worden afgewezen en de overige geschilpunten behoeven geen behandeling.
2.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Boerc.s. worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
-
salaris advocaat € 2.366,00(2 punten x tarief IV € 1.183,00)
Totaal € 5.203,00.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € € 5.203,00,
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan proces-verbaal,