ECLI:NL:RBGEL:2023:5867

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/410949 / HA ZA 22-489
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een aanneemovereenkomst met betrekking tot de bouw van een villa, inclusief vorderingen en verweren van beide partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap BOUWBEDRIJF VALLEIBOUW B.V. en een gedaagde, die in reconventie ook als eiser optreedt. De zaak betreft de financiële afwikkeling van een aanneemovereenkomst voor de bouw van een villa. De eiser, Valleibouw, vordert betaling van een bedrag van € 70.514,62, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de gedaagde de facturen niet heeft betaald. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij recht heeft op verrekening van bedragen wegens tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst door Valleibouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouw op 1 april 2020 is gestart en dat de oplevering op 23 juli 2021 heeft plaatsgevonden, waarbij de overeengekomen bouwtermijn is overschreden. De rechtbank heeft Valleibouw veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.092,-- aan de gedaagde, terwijl de gedaagde ook is veroordeeld tot betaling van € 54.869,47 aan Valleibouw. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en in het vonnis uiteengezet welke bedragen verschuldigd zijn, evenals de wettelijke rente en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/410949 / HA ZA 22-489
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF VALLEIBOUW B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B.H.M. Karens te Ede (Gld.),
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te Bennekom, gemeente Ede (Gld.),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. L. Alberts te Hardinxveld-Giessendam.
Partijen zullen hierna Valleibouw en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 maart 2023
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 19 juni 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Valleibouw heeft op 20 januari 2020 met [ged.conv./eis.reconv.] een overeenkomst gesloten voor het bouwen van een villa aan de [adres+plaats] (productie 2 van Valleibouw).
Overeengekomen is dat de bouw medio maart 2020 wordt gestart en gereed komt
“binnen maximaal 175 werkbare werkdagen excl. vastgestelde atv en feestdagen en bouwvakvakantie. (exclusief verlenging door eventuele vertraging veroorzaakt door derde).”
2.2.
In de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden voor aanneming van werk 2013 (AVA) van toepassing verklaard. In de AVA komen onder meer de navolgende bepalingen voor:
“(…)
Artikel 6: Meer en minder werk1. Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:a. in geval van wijzigingen in de overeenkomst dan wel in de voorwaarden van uitvoering;
b. ingeval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten;
c. ingeval van afwijkingen van de verrekenbare hoeveelheden;
2. In geval van door de opdrachtgever gewenste wijzigingen in de overeenkomst dan wel in de voorwaarden van uitvoering kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.
3. Wijzigingen in de overeenkomst dan wel de voorwaarden van uitvoering zullen-behoudens spoedeisende omstandigheden- schriftelijk of elektronisch worden overeengekomen. Het gemis van een schriftelijke of elektronische opdracht laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet. Bij gebreke van een schriftelijke opdracht rust het bewijs van de wijziging op degene die aanspraak maakt.
4. Stelposten zijn in de overeenkomst genoemde bedragen, die in de aannemingssom zijn begrepen (…)
Ten aanzien van iedere stelpost wordt in de overeenkomst vermeld waarop deze betrekking heeft.5. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven wordt gerekend met de aan de aannemer berekende prijzen respectievelijk de door hem gemaakte kosten, te verhogen met een aannemersvergoeding van 10%.(…)
Artikel 10: Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering en schadevergoeding wegens te late oplevering.1. Indien de termijn, waarbinnen het werk zal worden opgeleverd, is uitgedrukt in werkbare werkdagen, wordt onder werkdag verstaan een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.
Werkdagen, respectievelijk halve werkdagen, worden als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door niet voor rekening van de aannemer komende omstandigheden gedurende tenminste vijf uren, respectievelijk tenminste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kan worden gewerkt.
2. De aannemer heeft recht op verlenging van de termijn waarbinnen het werk zal worden opgeleverd indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, dan wel als gevolg van meer en minderwerk, niet van de aannemer kan wordend gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd.(…)
Artikel 13: Opschorting van de betalingIndien het uitgevoerde werk niet voldoet aan de overeenkomst heeft de opdrachtgever het recht de betaling geheel of gedeeltelijk op te schorten. Het met de opschorting gemoeide bedrag dient in redelijke verhouding te staan tot de tekortkoming. De opdrachtgever meldt schriftelijk of elektronisch de opschorting en de reden daarvan aan de aannemer.
(…)
Artikel 16: aansprakelijkheid van de aannemer
16.1
Ontwerpaansprakelijkheid1. In geval van tekortkomingen in het ontwerp, is de aannemer hiervoor slechts aansprakelijk voor zover deze tekortkomingen hem kunnen worden toegerekend.(…)
16.3
Aansprakelijkheid na oplevering
1. Na de dag waarop het werk als opgeleverd geldt, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.
2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:
a. dat in de onderhoudstermijn aan de dag is getreden en dat redelijkerwijs niet bij oplevering door de opdrachtgever onderkend had kunnen worden, tenzij de aannemer
aannemelijk maakt dat het gebrek met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de opdrachtgever kan worden toegerekend;
b. dat na afloop van de onderhoudstermijn aan de dag is getreden, dat redelijkerwijs niet bij oplevering door de opdrachtgever onderkend had kunnen worden en waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat het gebrek met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.(…).”
2.3.
De aanneemsom bedraagt € 800.000,-- (inclusief btw). De aanneemsom is gespecificeerd in een bij de overeenkomst gevoegde begroting. De aanneemsom dient in termijnen van telkens 5% van de aanneemsom te worden betaald, waarbij de laatste termijn bij oplevering moet worden betaald. Partijen zijn een betalingstermijn van 14 dagen overeengekomen.
2.4.
In de aanneemsom zijn de volgende stelposten begrepen (bladzijde 63 van de begroting):
- alarminstallatie € 5.000,--;
- audio € 5.000,--;
  • verlichtingsarmaturen € 20.000,--;
  • domotica € 10.000,--;
  • raamfolie € 11.000,--;
  • infraroodpanelen € 2.000,--.
2.5.
Bij de overeenkomst is tevens een beknopte technische omschrijving van het uit te voeren werk gevoegd, waarin het werk als volgt wordt omschreven:
“Het bouwen van een vrijstaand woonhuis met aangebouwd bijgebouw, overeenkomstig deze technische omschrijving, de daarbij behorende tekeningen en detaillering, welke door de directie gedurende de bouw verstrekt worden.”
In de technische omschrijving komen daarnaast onder meer de navolgende passages voor:
“De uiterlijke datum waarop de woning en het bijgebouw dienen te worden opgeleverd is vastgesteld op basis van 150 werkbare werkdagen na start bouw (…)”
Voor te late oplevering wordt een korting op de aanneemsom toegepast van € 250,- netto per werkdag (…).
8 UITZETTEN
Peil i.o.m. gemeente en opdrachtgever af te leiden ten opzichte kruin voorliggende straat, bovenzijde afgewerkte begane grondvloer is peil. Hoogte af te leiden van hoogste kruin voorliggende weg, peil= 100 mm boven kruin weg, ten opzichte van meetpunt referentiehoogte peilmaat, als weergegeven op blad BE-001 (…).”
2.6.
Valleibouw is op 1 april 2020 met de bouw gestart en heeft de woning en het bijgebouw op 23 juli 2021 opgeleverd. Op die datum heeft de Vereniging Eigen Huis een opleveringskeuring verricht. In het daarvan opgemaakte rapport worden 38 gebreken vermeld (productie 3 van Valleibouw).
2.7.
Valleibouw heeft een groot gedeelte van de door de Vereniging Eigen Huis vastgestelde gebreken hersteld. Valleibouw heeft daarvan een opnamestaat (productie 4 van Valleibouw) opgesteld die zij op 7 oktober 2021 aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft toegezonden. Deze opnamestaat is niet door [ged.conv./eis.reconv.] ondertekend.
2.8.
Vervolgens heeft Valleibouw aan [ged.conv./eis.reconv.] de volgende facturen (die alle 1 december 2021 als factuurdatum hebben) verzonden:
- factuurnummer 21/00239 met als omschrijving
“20e “termijn”ad € 40.000,02;
  • factuurnummer 21/00240 met als omschrijving
  • factuurnummer 21/00241 met als omschrijving
  • factuurnummer 21/00242 met als omschrijving
Het totaal van deze facturen komt uit op een bedrag van € 69.989,22.
2.9.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft deze facturen niet binnen de gestelde termijn van 14 dagen voldaan.
2.10.
In plaats daarvan heeft [ged.conv./eis.reconv.] per e-mail van 7 januari 2022 (productie 5 van Valleibouw) vijf klachten onder de aandacht van Valleibouw gebracht.
2.11.
Valleibouw heeft bij brief van 20 april 2022 die klachten van de hand gewezen en [ged.conv./eis.reconv.] -tevergeefs- gesommeerd om het totaalbedrag van de onbetaald gebleven facturen, vermeerderd met een bedrag van € 525,40 aan wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 30 april 2022, vóór of uiterlijk op 30 april 2022 te betalen.

3.De vordering in conventie

3.1.
Valleibouw vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [ged.conv./eis.reconv.] zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 70.514,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 69.989,22 vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
b. [ged.conv./eis.reconv.] zal veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente als [ged.conv./eis.reconv.] niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis heeft betaald.
3.2.
Valleibouw baseert haar vordering -kort gezegd- op de stelling dat het werk is opgeleverd en dat [ged.conv./eis.reconv.] de facturen ten onrechte niet heeft betaald.

4.Het verweer in conventie

4.1.
[ged.conv./eis.reconv.] concludeert dat de rechtbank de vordering van Valleibouw zal afwijzen, dan wel deze zal toewijzen tot een maximumbedrag van € 27.817,02 en de vordering van Valleibouw zal verrekenen met de door Valleibouw aan hem verschuldigde vertragingskorting, een en ander met veroordeling van Valleibouw in de kosten van deze procedure.
4.2.
[ged.conv./eis.reconv.] betwist dat hij met Valleibouw het meerwerk is overeengekomen dat Valleibouw hem bij de facturen met de eindnummers 240, 241 en 242 in rekening heeft gebracht. De kosten voor het leveren van de elektrische installatie maken voor een bedrag van € 38.640,-- onderdeel uit van de aanneemsom, zodat Valleibouw daarvoor ten onrechte een bedrag van € 39.154,50 in rekening brengt.
Naast het minderwerk dat in de aangepaste aanneemsom is verwerkt, is hij met Valleibouw minderwerk overeengekomen ten aanzien van de trapleuning (p.m.), de mengkranen (€ 345,--), de scharnieren (€ 149,--) en het bouwbeslag (€ 272,--).
Onderdeel van de overeenkomst was het door Valleibouw leveren en monteren van sanitair in de woning. De kosten daarvan zijn onderdeel van de aanneemsom. [ged.conv./eis.reconv.] heeft in opdracht van Valleibouw [betrokken bedrijf 1] B.V. (hierna: [betrokken bedrijf 1] ), een groothandel in sanitair, bezocht. [betrokken bedrijf 1] heeft een offerte uitgebracht. Valleibouw heeft daarop ten onrechte een bedrag van
€ 11.417,- als meerwerk in rekening gebracht, omdat dit niet is overeengekomen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft dit bedrag betaald om vertraging in de bouw te voorkomen. Daardoor heeft hij een schuld voldaan die op grond van de overeenkomst voor rekening van Valleibouw komt.
Hij heeft recht op vergoeding van de schuld die door hem is voldaan.
Op de restant-aanneemsom van € 40.000,02 (factuur voor de 20e termijn) komt in totaal een bedrag van € 27.817,02 + p.m. in mindering.
Valleibouw is toerekenbaar tekort geschoten. De schade die het gevolg is van de vele tekortkomingen in het werk (waarover hierna in reconventie meer) is groter dan het restant van de aanneemsom. [ged.conv./eis.reconv.] schort betaling van dit bedrag op vanwege de vele tekortkomingen in het werk. Om die reden is hij geen wettelijke rente verschuldigd.
4.3.
Op de overige stellingen van partijen zal, indien nodig, hierna nader worden ingegaan.

5.De vordering in reconventie

5.1.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat de schuld van hem aan Valleibouw door verrekening volledig is voldaan;
b. voor recht zal verklaren dat Valleibouw de woning lager dan overeengekomen heeft gebouwd, Valleibouw daardoor jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten en aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van die tekortkoming door hem is en nog zal worden geleden;
c. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een (aanvullende en vervangende) schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor de door hem als gevolg van de tekortkoming van Valleibouw ten aanzien van de peilhoogte geleden schade, waaronder het verhoogd risico op wateroverlast en de waardevermindering van de woning, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf
1 februari 2023;
d. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een (aanvullende) schadevergoeding van
€ 27.089,43 voor de door hem geleden schade aan de tuin, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023;
e. de vertragingskorting van € 41.250,-- zal verrekenen met de aanneemsom en Valleibouw zal veroordelen tot betaling van het restant van de vertragingskorting dat niet (meer) kan worden verrekend met de aanneemsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023;
f. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van de stelposten ad € 53.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023;
g. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een (aanvullende en vervangende) schadevergoeding van € 5.791,54 wegens de tekortkoming ten aanzien van de circulatieleiding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023;
h. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een (vervangende) schadevergoeding van
€ 4.073,40 wegens de tekortkoming ten aanzien van de binnendeuren, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023;
i. Valleibouw primair zal veroordelen tot het nakomen van de overeenkomst ten aanzien van de hemelwaterafvoer, de overbrugging, het dak en de passage en tot herstel van de gebreken die zijn voortgevloeid uit de tekortkomingen van Valleibouw ten aanzien van die onderdelen van de overeenkomst in overeenstemming met het onderzoeks-en adviesrapport van Vebidak van 14 februari 2022, binnen een termijn van 60 dagen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag met een maximum van € 30.000,-- alsmede Valleibouw zal veroordelen tot het vergoeden van de kosten van dit rapport ad € 1.162,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023,
en subsidiair Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding voor de door [ged.conv./eis.reconv.] als gevolg van de tekortkomingen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet alsmede Valleibouw zal veroordelen tot het vergoeden van de kosten van voormeld rapport ad € 1.162,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023,
j. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een (aanvullende) schadevergoeding van
€ 3.086,-- voor de door hem geleden schade als gevolg van de lekstrepen, vermeerderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ingetreden, althans vanaf 20 november 2020, dan wel vanaf 1 februari 2023;
k. Valleibouw zal veroordelen tot betaling van een (vervangende) schadevergoeding van
€ 4.454,-- voor de door hem geleden schade als gevolg van de tekortkoming ten aanzien van de plafondbeugels, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020, althans vanaf 1 februari 2023;
l. Valleibouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
5.2.
[ged.conv./eis.reconv.] baseert zijn vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en zijn verweer in conventie op de stelling dat Valleibouw op de volgende punten toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Peilhoogte woning
5.3.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft in overleg met zijn architect de peilhoogte van de woning bepaald. Er is bewust voor gekozen om de woning hoger dan de overige gedeelten van het perceel te situeren omdat een woning die hoger staat meer statuur heeft.
[ged.conv./eis.reconv.] is met Valleibouw overeengekomen om bij de bouw een peilhoogte aan te houden van 100 millimeter boven het overeengekomen referentiepunt. De woning die door Valleibouw is opgeleverd, is 300 millimeter lager gebouwd dan [ged.conv./eis.reconv.] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Hierdoor heeft hij schade geleden. Doordat de woning lager is gebouwd was het ontwerp van de tuin, dat op de overeengekomen hoogte van de woning was afgestemd, niet meer bruikbaar. Het ontwerp van de tuin moest worden gewijzigd. De kosten daarvan bedragen € 2.752,75.
Doordat de tuin lager dan gepland moest worden aangelegd, moesten de keerwanden ver worden ingegraven en moest zand worden afgegraven en afgevoerd. De kosten daarvan bedragen € 23.164,68. Verder heeft [ged.conv./eis.reconv.] een extra drainage moeten aanleggen omdat de kans op wateroverlast is toegenomen doordat de woning lager ligt dan overeengekomen. De kosten van het aanleggen van de drainage bedragen € 1.172,--. Hij heeft recht op vergoeding van zijn eigen arbeidskosten die hij in dit verband heeft gemaakt. Het gaat daarbij om een bedrag van € 600,-- (8 uur tegen € 75,-- per uur).
De kosten van het aanpassen van de tuin bedragen in totaal € 27.089,43.
Een woning die hoger ligt heeft meer allure, uitstraling en statuur dan een woning die lager ligt. Doordat de woning lager ligt dan [ged.conv./eis.reconv.] op grond van de overeenkomst mocht verwachten is de woning in het economisch verkeer minder waard. Dit geldt in het bijzonder voor een vrijstaande villa die is gesitueerd op een groot perceel in een omgeving waarin veel woningen staan die behoren tot een (zeer) hoog segment van de woningmarkt. Ook is van belang dat de kans op wateroverlast groter is geworden doordat de woning lager ligt. In de tuin zijn veel plassen water aanwezig nadat het geregend heeft. Door de tekortkoming van Valleibouw is sprake van waardevermindering van het perceel inclusief de woning
Valleibouw is in verzuim. Daardoor kan de verbintenis van Valleibouw worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De hoogte van de waardevermindering moet door een deskundige worden vastgesteld.
Vertraging bouw
5.4.
De bouw is op 1 april 2020 aangevangen. De woning had volgens [ged.conv./eis.reconv.] op 24 november 2020 moeten worden opgeleverd (150 werkdagen + 30 weekenddagen + 12 feestdagen + 15 vakantiedagen= 237 dagen na 1 april 2020. De woning is op 23 juli 2021 opgeleverd. De bouw heeft daardoor 68 weken en 3 dagen geduurd. Dat zijn in totaal 343 werkdagen. Daarop in mindering komen 12 feestdagen die op een werkdag hebben plaatsgevonden, 15 werkdagen van de bouwvakvakantie en 150 werkzame werkdagen na start bouw. Dit betekent dat 166 werkdagen te laat is opgeleverd. Hierdoor heeft [ged.conv./eis.reconv.] , zo stelt hij, recht op een korting op de aanneemsom van € 41.500,--.
Stelposten
5.5.
Valleibouw heeft geen uitgaven gedaan die ten laste komen van de in de aanneemsom begrepen stelposten. Valleibouw dient het totaalbedrag van de stelposten
(€ 53.000,--) aan [ged.conv./eis.reconv.] terug te betalen.
Circulatieleiding
5.6.
Valleibouw is jegens [ged.conv./eis.reconv.] toerekenbaar tekortgeschoten doordat zij anders dan was overeengekomen geen circulatieleiding heeft aangebracht.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft aanspraak op vervangende schadevergoeding die gelijk is aan het bedrag van
€ 1.979,-- dat in de begroting voor de aanleg van de circulatieleiding is vermeld.
Het gevolg van het ontbreken van de circulatieleiding is dat er niet direct warm water uit de kraan komt. Hierdoor verbruikt [ged.conv./eis.reconv.] meer water dan in de situatie waarin wel een circulatieleiding zou zijn aangebracht. Hij schat de extra kosten daarvan op een bedrag van € 21,90 per jaar, hetgeen over een periode van 30 jaar neerkomt op een bedrag van
€ 438,--. Doordat [ged.conv./eis.reconv.] en andere gebruikers een moment moeten wachten totdat het water dat zij willen gebruiken de juiste temperatuur heeft, is sprake van derving van woongenot. De waarde van het gederfde woongenot kan over een periode van 20 jaar worden begroot op een bedrag van € 2.000,--.
De woning is minder waard door het ontbreken van een circulatieleiding. [ged.conv./eis.reconv.] begroot de waardevermindering op een bedrag van € 1.374,54.
De schade wegens het ontbreken van de circulatieleiding komt daarmee uit op een totaal bedrag van € 5.791,54.
Deuren
5.7.
Eerst na de oplevering van de woning is gebleken dat de schuifdeur van de badkamer aanloopt. Dit komt doordat de opening waarin de schuifdeur is aangebracht te klein is. Valleibouw is voor dit verborgen gebrek aansprakelijk. Om het gebrek te herstellen moet een stucstopprofiel verplaatst worden en moet opnieuw stucwerk worden aangebracht. De herstelkosten begroot [ged.conv./eis.reconv.] op € 1.000,--.
Daarnaast is één van de binnendeuren krom en functioneert niet goed omdat het kozijn niet recht staat. Ondanks toezegging daartoe heeft Valleibouw de deur niet vervangen.
Het aanschaffen en plaatsen van een nieuwe deur begroot [ged.conv./eis.reconv.] op € 1.573,40.
Voor het herstellen van de deur moet opnieuw stucwerk worden aangebracht. De kosten daarvan begroot hij op € 1.500,--.
Nu Valleibouw in verzuim is om de woning op 24 november 2020 zonder gebreken op te leveren, maakt [ged.conv./eis.reconv.] aanspraak op vervangende schadevergoeding ad in totaal € 4.073,40.
Hemelwaterafvoer
5.8.
Overeengekomen is dat op het platte dak van de woning 14 dakwaterafvoeren van het Pluvia-systeem zouden worden geplaatst. Valleibouw heeft echter slechts 4 Pluvia systemen aangebracht.
Op het platte dak van het gebouw waarin zich de garage bevindt zouden eveneens dakwaterafvoeren van het Pluvia-systeem worden geplaatst. Tijdens de bouw bleek dat het niet mogelijk was om op het dak van de garage het Pluvia-systeem aan te brengen. Zonder hem daarvoor te hebben gewaarschuwd heeft Valleibouw in plaats daarvan een conventioneel afvoersysteem aangebracht. De diepte van het dak ten opzichte van dakopstand is te beperkt voor een conventioneel afvoersysteem. De systemen zijn daarnaast te hoog aangebracht waardoor het water niet snel kan worden afgevoerd en het dak regelmatig blank staat. Hierdoor wordt het dak veel te veel belast. Daardoor is de overstek inmiddels doorgebogen met als gevolg dat de garagedeuren niet meer geopend kunnen worden en het niet mogelijk is om een auto in de garage te plaatsen. Deze tekortkoming kan aan Valleibouw worden toegerekend.
De passage
5.9.
Op de eerste verdieping van de woning bevindt zich aan de buitenkant een passage, waardoor het mogelijk is langs de ramen te lopen en die schoon te maken. Doordat aan de zuid- en de noordkant van de passage (teveel) afschot aanwezig is en de Pluvia-systemen die zich op de eerste verdieping bevinden niet (goed) functioneren, loopt regenwater naar de westzijde van de passage, waardoor daar plassen ontstaan en het daar erg vies wordt. Dit is zichtbaar vanuit de slaapkamers. Anders dan was overeengekomen ligt de passage niet waterpas. Valleibouw was niet bereid om zonder daarvoor kosten in rekening te brengen de passage waterpas te maken.
5.10.
Omdat Valleibouw niet bereid was om de problemen ten aanzien van de hemelwaterafvoer te herstellen, heeft [ged.conv./eis.reconv.] Vebidak de opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen. De kosten daarvan bedragen € 1.162,--. Valleibouw was naar aanleiding van dat onderzoek wel bereid om de problemen te verhelpen, mits [ged.conv./eis.reconv.] het restant van de aanneemsom en de openstaande facturen zou betalen. Gelet op de overige gebreken was hij gerechtigd betaling van het restant (5%) van de aanneemsom op te schorten.
5.11.
Doordat de hemelwaterafvoer niet goed functioneert en in de passage teveel water blijft staan, loopt water langs de gevels. Daardoor zijn lekstrepen ontstaan. Dit is gevolgschade waarvoor Valleibouw aansprakelijk is.
Overbrugging
5.12.
De overbrugging tussen de woning en het bijgebouw is te laag aangebracht. Daardoor blijft dat deel van het dak blank staan, waardoor het eveneens is doorgezakt. De overbrugging behoort waterpas te zijn. Dat is niet het geval. Dit is een tekortkoming die aan Valleibouw kan worden toegerekend.
5.13.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert primair nakoming van de overeenkomst.
Subsidiair geldt dat Valleibouw sinds 24 november 2020 in verzuim verkeert, waardoor de verbintenis tot nakoming kan worden omgezet een in verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De schade moet nader worden begroot.
Beugels douchewanden
5.14.
Valleibouw heeft zich verbonden om het sanitair uit te voeren op grond van de offerte van [betrokken bedrijf 1] . In de door Valleibouw geaccepteerde offerte van [betrokken bedrijf 1] is opgenomen dat de glazen douchewanden zouden worden bevestigd door middel van plafondbeugels. Valleibouw heeft in één van de bouwvergaderingen aangegeven dat de douchewanden steviger bevestigd konden worden door middel van muurbeugels. Ondanks dat [ged.conv./eis.reconv.] toen heeft gezegd dat hij daarmee niet akkoord ging, heeft Valleibouw de douchewanden toch bevestigd met muurbeugels.
Valleibouw is daarmee toerekenbaar tekortgeschoten. Hessel vordert in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding.
Valleibouw heeft voor het aanbrengen van de wandbeugels gaten in de tegelwanden geboord. Door verwijdering van de wandtegels zal tegelwerk vervangen moeten worden. De kosten daarvan worden begroot op € 4.161,--. Daarnaast dienen plafondbeugels te worden aangeschaft ten bedrage van € 293,--. Totaal komt dit neer op een bedrag van € 4.454,--.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
Valleibouw voert -kort gezegd- het volgende verweer.
Het werk is op 23 juli 2021 opgeleverd. De daarbij geconstateerde onvolkomenheden zijn door de Vereniging Eigen huis niet als ernstige gebreken aangemerkt, zijn korte tijd later hersteld en staan aan oplevering niet in de weg (artikel 9 lid 3 AVA). Bovendien heeft [ged.conv./eis.reconv.] het werk op of omstreeks de datum van de oplevering in gebruik genomen. Ook op grond van artikel 9 lid 4 AVA dient het werk als opgeleverd te worden beschouwd.
Krachtens artikel 16 lid 3 AVA is de aannemer na de dag waarop het werk als opgeleverd geldt niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.
Zij is niet toerekenbaar tekortgeschoten bij de uitvoering van de overeenkomst.
6.2.
Valleibouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] met zijn uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van deze procedure.

7.De beoordeling

in conventie en in reconventie

7.1.
In deze zaak gaat het om de financiële afwikkeling van de aanneemovereenkomst tussen partijen, waarbij partijen over en weer vorderingen jegens elkaar hebben ingediend.
7.2.
Zowel in conventie als in reconventie heeft [ged.conv./eis.reconv.] een beroep op verrekening gedaan.
7.3.
De rechtbank zal dit beroep op verrekening niet beoordelen.
Zoals hierna zal blijken worden de vorderingen van Valleibouw (grotendeels) en de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] (voor een relatief klein gedeelte) toegewezen, zodat verrekening van de vordering van [ged.conv./eis.reconv.] met de vordering van Valleibouw met het gelijktijdig uitspreken van het in conventie en in reconventie te wijzen vonnis plaats vindt.
in conventie voorts
7.4.
De rechtbank zal in deze procedure eerst de vraag beantwoorden of [ged.conv./eis.reconv.] de aan hem bij de hierna te vermelden facturen in rekening gebrachte bedragen op zichzelf verschuldigd is, dus los van de vraag of [ged.conv./eis.reconv.] betaling van die facturen met recht heeft opgeschort, en zal daarbij dus niet betrekken of [ged.conv./eis.reconv.] een of meerdere voor verrekening vatbare vorderingen op Valleibouw heeft.
factuur 21/00239 met als omschrijving “20e “termijn” ad € 40.000,02
7.5.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft niet betwist dat het werk is opgeleverd. Dit betekent dat hij de laatste termijn van de aanneemsom ad € 40.000,02 aan Valleibouw verschuldigd is. Dit wordt op zichzelf ook niet door [ged.conv./eis.reconv.] betwist.
7.6.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt dat op deze factuur een bedrag van in totaal € 27.817,02 + p.m. in mindering dient te worden gebracht. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende posten:
-minderwerk trapleuning p.m.
-minderwerk mengkranen € 345,--
-minderwerk scharnieren € 149,--
-minderwerk bouwbeslag € 272,--
-voorgeschoten sanitair € 11.417,-- .
7.7.
Valleibouw heeft ter zitting aangevoerd dat in het bedrag aan minderwerk van
€ 2.080,-- (als opgenomen in de hierna te bespreken factuur) het minderwerk ten aanzien van de trapleuning, mengkranen, scharnieren en bouwbeslag is begrepen.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft dit niet weersproken.
Uit hetgeen hierna bij de bespreking van factuur 21/00241 zal worden overwogen, is niet komen vast te staan dat [ged.conv./eis.reconv.] ten aanzien van de post sanitair een bedrag van € 11.417,-- heeft voorgeschoten.
7.8.
Uit het vorenstaande volgt dat er geen deugdelijke grondslag is om op de
factuur 21/00239 enig bedrag in mindering te brengen.
factuur 21/00240 met als omschrijving “Bouwkundig meer- en minderwerk” ad € 1.043,73
7.9.
Valleibouw brengt in deze factuur ter zake van “
bouwkundig meerwerk” een bedrag van € 2.942,59 in rekening. Zij brengt daarop een bedrag van € 2.080,-- in mindering ter zake van “
bouwkundig minderwerk.” Inclusief btw resteert een bedrag van € 1.043,73.
7.10.
Valleibouw heeft in haar conclusie van antwoord in reconventie aangegeven dat zij eerst bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zal reageren op de stellingen die [ged.conv./eis.reconv.] in zijn conclusie van antwoord met betrekking tot de verschuldigdheid van de facturen heeft ingenomen.
7.11.
Valleibouw heeft ten aanzien van het meerwerk ad € 2.942,59 verwezen naar bijlage 1 bij productie 8. Op het overzicht
“MEER-en MINDERWERK VALLEIBOUW” van 19 november 2021 staan diverse posten meerwerk opgesomd met daarachter de bedragen en de data waarop volgens Valleibouw door [ged.conv./eis.reconv.] een akkoord is gegeven voor het meerwerk.
Uit dit overzicht blijkt dat achter 3 posten de data staan vermeld waarop volgens Valleibouw [ged.conv./eis.reconv.] met deze meerwerkposten akkoord is gegaan. Het betreft “
Totaal bedrag meer- en minderwerk tot 25-11- 2020 (excl. BTW)” ad € 898,98, “
Vast glasstrook naast taatsdeur ter plaatsen van woonkamer-kantoor” ad € 390,00 en “
leveren en monteren cilinders”ad
€ 352,00. Voor zover [ged.conv./eis.reconv.] dit heeft willen betwisten, heeft hij dit onvoldoende gemotiveerd gedaan, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
Het totaalbedrag van deze bedragen komt uit op € 1.640,98.
7.12.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft ter zitting niet betwist dat hij met deze posten meerwerk akkoord is gegaan. Met betrekking tot de overige posten meerwerk op dit overzicht, ten aanzien waarvan een schriftelijke opdracht ontbreekt, is niet betwist dat het betreffende werk is uitgevoerd, conform de wensen van [ged.conv./eis.reconv.] . Hieruit volgt dat [ged.conv./eis.reconv.] het op deze factuur pro resto bedrag van € 1.043,73 (inclusief btw) verschuldigd is.
factuur 21/00241 met als omschrijving “Meer- en minderwerk W-installatiead € 13.823,74
7.13.
Valleibouw brengt in deze factuur ter zake van “meerwerk W-installatie” een bedrag van € 12.911,58 in rekening. Zij brengt daarop een bedrag van € 1.487,00 in mindering ter zake van “
minderwerk W-installatie.” Inclusief btw resteert een bedrag van
€ 13.823,74.
7.14.
Door Valleibouw is een overzicht “
MEER-en MINDERWERK [betrokken bedrijf 2]” van 19 november 2021 in het geding gebracht. Hieruit kan met betrekking tot deze factuur worden afgeleid dat [ged.conv./eis.reconv.] akkoord is gegaan met de post “
Schrobput nabij buitenkraan” ad € 257,40 en de post “
Wijziging drukpanelen toiletten” ad € 391,60. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 649,--. Voor zover [ged.conv./eis.reconv.] dit heeft willen betwisten, heeft hij dit onvoldoende gemotiveerd gedaan, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
7.15.
De overige posten meerwerk op dit overzicht betreffende werkzaamheden van [betrokken bedrijf 1] . Niet is betwist dat [ged.conv./eis.reconv.] voor de betreffende werkzaamheden opdracht heeft gegeven en dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. Voorts heeft Valleibouw zich erop beroepen (in de dagvaarding onder randnummer 39) dat deze meerwerkpost tussen partijen is besproken en opgelost. Valleibouw heeft in dit verband verwezen naar de inhoud van de brief van haar advocaat aan de advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] d.d. 11 juli 2022, die door haar als productie 8 is overgelegd. In die brief staat voor zover hier van belang (onder randnummer 16):
“Meerwerk inzake [betrokken bedrijf 1] is uitvoering en geregeld besproken en door cliënte alsmede door installateur [betrokken bedrijf 2] toegelicht, waarop uw cliënt akkoord heeft gegeven.”
7.16.
De rechtbank is van oordeel dat Valleibouw hiermee haar vordering genoegzaam heeft onderbouwd. Ter zake van deze factuur is [ged.conv./eis.reconv.] een bedrag van € 11.417,-- verschuldigd.
7.17.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt dat hij het bedrag van € 11.417,-- maar heeft voldaan om verdere vertraging van de bouw te voorkomen. Valleibouw heeft ter zitting echter betwist dat [ged.conv./eis.reconv.] het bedrag van € 11.417,-- heeft “voorgeschoten”. [ged.conv./eis.reconv.] heeft daarop niet meer gereageerd, zodat aan deze stelling van [ged.conv./eis.reconv.] verder voorbij zal worden gegaan.
7.18.
Uit het vorenstaande volgt dat [ged.conv./eis.reconv.] het op deze factuur pro resto bedrag van € 13.823,74 (inclusief btw) nog aan Valleibouw verschuldigd is.
factuur 21/00242 met als omschrijving “Meer- en minderwerk E-installatiead € 15.121,73.
7.19.
Valleibouw brengt in deze factuur ter zake van “
meerwerk E-installatie” een bedrag van € 65.497,30 in rekening. Zij brengt daarop een bedrag van € 53.000,-- in mindering ter zake van “
minderwerk E-installatie”. Inclusief btw resteert een bedrag van
€ 15.121,73.
7.20.
Uit het door Valleibouw als bijlage bij productie 8 overgelegde overzicht van 19 november 2021 met als opschrift “
MEER-en MINDERWERK [betrokken bedrijf 3]” blijkt dat het bedrag van € 65.497,30 bestaat uit “
Meer-en minderwerk E-installatie volgens opgave [betrokken bedrijf 3] d.d. 16-11-2021” ad € 39.154,50 alsmede “
Meer-en minderwerk leveren en installeren diverse armaturen volgens opgave [betrokken bedrijf 3] d.d. 16-11-2021” ad € 26.342,80.
7.21.
De onderbouwing van het meer-en minderwerk betreffende de elektrotechnische installatie alsmede betreffende de armaturen blijkt uit de door Valleibouw als productie 14 in het geding gebracht brieven van [betrokken bedrijf 3] aan haar d.d. 16 november 2021 respectievelijk d.d. 23 juli 2021.
7.22.
Vast staat dat in de begroting, die conform de aannemingsovereenkomst gaat vóór de technische omschrijving, op bladzijde 63 onder “
Elektrotechnische installaties” een bedrag van € 38.640,-- is opgenomen ter zake van “
Offerte [betrokken bedrijf 3] lev.- monteren”. Hoe dit bedrag is samengesteld blijkt uit de offerte van [betrokken bedrijf 3] (hierna: [betrokken bedrijf 3] ) d.d. 14 november 2019 (productie 13 van Valleibouw). Dit bedrag is verdisconteerd in de aanneemsom.
7.23.
In de door Valleibouw als productie 14 overgelegde verklaring van [betrokken bedrijf 3] d.d. 29 april 2023 refereert [betrokken bedrijf 3] aan voormelde offerte. [betrokken bedrijf 3] verklaart voorts:
“Nadat wij met [voornaam]( [ged.conv./eis.reconv.] , rechtbank)
overeengekomen waren dat de meer-en minderwerk overzichten van de installatie werkzaamheden en verlichting helemaal correct zijn conform de uitvoering hebben wij deze doorgestuurd naar Valleibouw voor de facturatie. Dat is geweest op 16 november 2021. Het totaal kwam uit op € 59.543,00 excl. btw (installatie:€ 35.595,00) en verlichting € 23.948,00). Dat is aansluitend ook administratief afgewerkt waarmee dit wat ons betreft is afgerond.”7.24. [ged.conv./eis.reconv.] heeft niet betwist dat hij rechtstreeks contact met [betrokken bedrijf 3] heeft gehad over de elektrische installatie en de armaturen. Evenmin heeft hij betwist dat hij akkoord was met de door [betrokken bedrijf 3] opgestelde overzichten van meer-en minderwerk (productie 14 van Valleibouw).
7.25.
Het overzicht van [betrokken bedrijf 3] d.d. 16 november 2021 sluit voor wat betreft de elektrotechnische installatie op een bedrag van € 35.595,--.
7.26.
Dit betekent dat [betrokken bedrijf 3] daarmee binnen de begroting voor deze post is gebleven. [ged.conv./eis.reconv.] heeft met recht aangevoerd dat er in zoverre geen sprake is geweest van meerwerk.
7.27.
Ter zitting heeft Valleibouw aangevoerd dat voormeld bedrag van € 35.595,--. moet worden vermeerderd met 10% aannemersvergoeding. Dit komt neer op een bedrag van € 3.559,50, waarmee het totaal uitkomt op een bedrag van € 39.154,50.
Nu hier geen sprake is van een stelpost, waarvoor de aannemersvergoeding geldt, heeft Valleibouw jegens [ged.conv./eis.reconv.] geen aanspraak op 10% aannemersvergoeding.
7.28.
Op grond van het vorenstaande heeft Valleibouw jegens [ged.conv./eis.reconv.] dan ook geen aanspraak op betaling van een bedrag van € 39.154,50.
7.29.
De armaturen zijn voor een bedrag van € 20.000,-- als stelpost in de begroting opgenomen. Uiteindelijk is daarvoor een bedrag van € 23.948,-- door [betrokken bedrijf 3] aan Valleibouw in rekening gebracht (zie de brief van [betrokken bedrijf 3] d.d. 23 juli 2021). Valleibouw heeft voor deze stelpost geen aanspraak gemaakt op aannemersvergoeding.
7.30.
In dit overzicht komen onder meer de stelposten alarminstallatie
(ad in totaal € 5.955,--) en domotica (ad € 16.890,--) voor. In beide gevallen is sprake van een overschrijding van de begroting voor deze stelposten.
7.31.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft ter zitting Valleibouw verweten dat zij hem niet heeft gewaarschuwd voor overschrijding van de stelposten.
7.32.
Dit verwijt is misplaatst. [ged.conv./eis.reconv.] heeft immers rechtstreeks met [betrokken bedrijf 3] gecommuniceerd over de door [betrokken bedrijf 3] te leveren en te installeren producten. [betrokken bedrijf 3] was op de hoogte van de stelposten nu deze in de hiervoor onder 7.25. vermelde offerte van [betrokken bedrijf 3] afzonderlijk als zodanig waren opgenomen. Het had dan ook op de weg van [betrokken bedrijf 3] gelegen om [ged.conv./eis.reconv.] voor de overschrijding van de stelposten te waarschuwen.
7.33.
Op grond van het vorenstaande resteert van het bedrag van € 65.497,30 een bedrag van € 23.948,-- (exclusief btw). Inclusief 21% btw komt dit uit op een bedrag van
€ 28.977,08.
7.34.
Dit bedrag heeft enkel betrekking op de stelpost armaturen.
7.35.
Met betrekking tot de stelposten geldt dat daarvoor een bedrag van € 53.000,-- in de aanneemsom is verdisconteerd. Indien door Valleibouw meer dan dat bedrag aan stelposten is besteed, dient [ged.conv./eis.reconv.] het bedrag van de overschrijding bij te betalen. Indien minder dan dat bedrag is besteed, dient Valleibouw het verschil aan [ged.conv./eis.reconv.] terug te betalen.
7.36.
Uit hetgeen hierna in reconventie zal worden overwogen blijkt dat Valleibouw minder dan € 53.000,-- aan de stelposten heeft besteed.
7.37.
Dit betekent dat [ged.conv./eis.reconv.] niets hoeft bij te betalen.
7.38.
De conclusie is dat Valleibouw ter zake van deze factuur jegens [ged.conv./eis.reconv.] geen aanspraak op betaling kan maken. [ged.conv./eis.reconv.] is het pro resto bedrag van deze factuur ad € 15.121,73 dan ook niet verschuldigd.
Conclusie
7.39.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van Valleibouw toewijsbaar is tot een bedrag in hoofdsom van € 54.869,47 (€ 40.000,02 + € 1.043,73 + € 13.823,74).
7.40.
Voor het antwoord op de vraag of [ged.conv./eis.reconv.] over dat bedrag wettelijke rente verschuldigd is, is van belang of [ged.conv./eis.reconv.] zich met recht op opschorting van zijn betalingsverplichting heeft beroepen.
7.41.
Het opschortingsrecht is voor de schuldenaar een wettelijk drukmiddel om de schuldeiser te bewegen om zijnerzijds de overeenkomst (deugdelijk) na te komen.
Uit hetgeen hierna in reconventie zal worden overwogen volgt dat er geen sprake is van gebreken waarvoor Valleibouw jegens [ged.conv./eis.reconv.] aansprakelijk is. De vertraging in de oplevering is niet als een voor herstel vatbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst te kwalificeren. [ged.conv./eis.reconv.] heeft dan ook ten onrechte betaling van de slottermijn van de aanneemsom opgeschort.
[ged.conv./eis.reconv.] zal worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag dat hij per saldo aan Valleibouw verschuldigd is.
7.42.
Valleibouw heeft in dit verband als productie 11 een berekening van de wettelijke rente tot en met 30 april 2022 in het geding gebracht. Deze komt neer op een bedrag van € 525,40. De rechtbank volgt deze berekening niet nu er in die berekening vanuit wordt gegaan dat Valleibouw een opeisbare vordering heeft van € 69.989, 22, wat niet het geval is. Dit nog daargelaten dat [ged.conv./eis.reconv.] geen wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vervaldatum van de facturen, maar eerst vanaf de datum dat hij met betaling daarvan in verzuim is.
7.43.
[ged.conv./eis.reconv.] is bij brief van 20 april 2022 (productie 6 van Valleibouw) tevergeefs gesommeerd om onder meer voormeld bedrag van € 40.000,02 uiterlijk op 30 april 2022 aan Valleibouw te betalen. Vanaf die datum is [ged.conv./eis.reconv.] in verzuim en vanaf die dag is hij wettelijke rente aan Valleibouw verschuldigd.
7.44.
[ged.conv./eis.reconv.] dient als in het ongelijk gesteld partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Valleibouw worden vastgesteld als volgt:
-dagvaarding € 108,22
-griffierecht € 2.837,00
-salaris advocaat
€ 1.532,00 (2,0 punten x tarief € 766,00)
Totaal € 4.477,22
in reconventie vervolgens7.45. [ged.conv./eis.reconv.] vordert -kort gezegd- vergoeding van schade die het gevolg is van naar hij stelt aan Valleibouw toe te rekenen tekortkomingen bij de uitvoering van de overeenkomst. De rechtbank zal hierna de door [ged.conv./eis.reconv.] aan zijn vordering ten grondslag gestelde tekortkomingen per post beoordelen aan de hand van hetgeen partijen daarover in de processtukken en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben aangevoerd.
peilhoogte
7.46.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een omgevingsvergunning aangevraagd bij de gemeente Ede.
De gemeente heeft op 24 augustus 2018 de omgevingsvergunning verleend (productie 15 van Valleibouw).
In de bij de omgevingsvergunning behorende voorschriften staat onder meer:
“4. U neemt bij het bepalen van het peil en de exacte situering van het bouwplan de aanwijzingen in acht die een medewerker van het team Handhaving u geeft.”
7.47.
Hieruit volgt reeds dat het niet aan [ged.conv./eis.reconv.] , of aan Valleibouw, is om de hoogte van het peil te bepalen. De gemeente Ede is hierin leidend. Dit betekent dat niet van belang is wat [ged.conv./eis.reconv.] met Valleibouw over de peilhoogte heeft afgesproken indien de overeengekomen peilhoogte afwijkt van de door de gemeente toegestane peilhoogte.
7.48.
In de bij de overeenkomst behorende bouwplaatsvoorzieningen staat bovendien: “
Peil i.o.m. gemeente en opdrachtgever af te leiden ten opzichte kruin voorliggende straat, bovenzijde afgewerkte begane grondvloer is peil.”
Hieruit volgt reeds dat het verweer van Valleibouw dat zij met [ged.conv./eis.reconv.] geen peilhoogte als door hem gesteld is overeengekomen doel treft.
7.49. Gelet op de bij de omgevingsvergunning behorende voorschriften mocht [ged.conv./eis.reconv.] er niet vanuit gaan dat de woning zou worden gebouwd op de door hem gewenste peilhoogte.
Daaraan doet niet af dat in de bouwplaatsvoorzieningen tevens staat vermeld:
“Hoogte af te leiden van hoogste kruin voorliggende weg, peil= 100 mm boven kruin weg.”,omdat de peilhoogte niet door [ged.conv./eis.reconv.] kan worden bepaald
.
7.50.
Gelet op de bij de omgevingsvergunning behorende voorschriften is de stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat het bestemmingsplan Bennekom-Oost niet in de weg staat aan bouw op de door hem gewenste peilhoogte niet van belang.
7.51.
Op 14 april 2020 heeft een medewerker van team Handhaving het vloerpeil bepaald op 20.87 + NAP (productie 17 van Valleibouw). Gesteld noch gebleken is dat Valleibouw deze hoogte niet heeft aangehouden bij de bouw van de woning.
7.52.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd behoefde Valleibouw [ged.conv./eis.reconv.] niet te waarschuwen voor het feit dat de woning lager kwam te liggen dan [ged.conv./eis.reconv.] voor ogen stond, nog daargelaten dat Valleibouw stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] aan haar niet kenbaar heeft gemaakt dat de hoogte waarop werd gebouwd door hem van essentiële betekenis was.
In artikel 7:754 BW is immers het volgende bepaald over de waarschuwingsplicht van de aannemer:

De aannemer is bij het aangaan of uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in de door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.
Geen van deze gevallen doet zich hier voor. Daarbij komt dat [ged.conv./eis.reconv.] niet heeft gesteld dat hij bij opschorting van de werkzaamheden door Valleibouw had kunnen bewerkstelligen dat de gemeente de peilhoogte zou aanpassen tot de door hem gewenste hoogte.
7.53.
Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. Als [ged.conv./eis.reconv.] al van mening mocht zijn dat hij bij de gemeente invloed zou kunnen uitoefenen op het bepalen van de peilhoogte, dan is het aan hem ten wijten dat de woning niet op de door hem gewenste hoogte is gebouwd. [ged.conv./eis.reconv.] heeft immers niet bestreden dat hij noch zijn bouwbegeleider aanwezig zijn geweest bij het bepalen van de peilhoogte, ofschoon -zo is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door hem erkend- [ged.conv./eis.reconv.] was uitgenodigd om bij het bepalen van de peilhoogte aanwezig te zijn.
7.54.
Uit het vorenstaande volgt dat niet kan worden gezegd dat Valleibouw de woning lager heeft gebouwd dan met [ged.conv./eis.reconv.] is overeengekomen en zij ten aanzien daarvan toerekenbaar tekortgeschoten is jegens [ged.conv./eis.reconv.] . Hiermee ontvalt de grondslag aan de vorderingen onder 5.1. b., c. en d. zodat deze vorderingen worden afgewezen.
Vertraging
7.55.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bouw is gestart op 1 april 2020 en dat de oplevering van de woning en het bijgebouw op 23 juli 2021 heeft plaatsgevonden.
7.56.
De rechtbank gaat niet mee in de door Valleibouw bestreden stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat voor het vaststellen van het aantal dagen waarmee de bouw is vertraagd, moet worden uitgegaan van 150 werkbare werkdagen na de start van de bouw.
In de overeenkomst staat immers duidelijk dat het werk gereed moet zijn binnen maximaal 175 werkbare werkdagen. In de begroting staat (op bladzijde 1):
“bouwtijd 150 werkbare werkdagen en incl. bijgebouw 175 werkbare werkdagen (zie nota) in nader overleg naar wat reeel is i.v.m. levertijden Zie overeenkomst.”
Nu de woning en het bijgebouw aan elkaar zijn gebouwd en [ged.conv./eis.reconv.] ter zitting heeft verklaard dat de bouw van de woning en het bijgebouw tegelijk zijn aangevangen, is er geen reden om alleen van 150 werkbare werkdagen uit te gaan. Daaraan doet niet af dat dit is vermeld in de beknopte technische omschrijving. De overeenkomst en de begroting prevaleren boven de beknopte technische omschrijving van het werk. Daarenboven mocht [ged.conv./eis.reconv.] er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat Valleibouw het aantal werkbare dagen zou verlagen tot 150, omdat dit voor Valleibouw een extra risico met zich zou brengen dat zij het werk binnen die termijn niet kan voltooien en zij gehouden zou zijn om een korting op de aanneemsom toe te passen.
7.57.
Nu de rechtbank de aan de berekening van [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag gelegde uitgangspunten niet overneemt, kan er in deze niet van worden uitgegaan dat het werk 166 dagen te laat is opgeleverd.
7.58.
Valleibouw stelt dat in de bouwtijd, tot de oplevering op 23 juli 2023, 42 hele en 57 halve onwerkbare werkdagen zijn vastgesteld en dat de bouwtijd daarmee uitkomt op 245,5 werkdagen. Voor het bepalen van het aantal onwerkbare werkdagen heeft Valleibouw gebruik gemaakt van de gegevens die zij voor Bennekom aan [betrokken bedrijf 4] heeft ontleend over de periode van 1 april 2020 tot 23 juli 2021. Zij heeft het overzicht van [betrokken bedrijf 4] bij productie 20 in het geding gebracht.
7.59.
De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat in bouwzaken gegevens van [betrokken bedrijf 4] worden gebruikt voor het vaststellen van onwerkbare werkdagen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft niet gesteld dat die gegevens onjuist zijn.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] stelt, is het niet aan Valleibouw om aan te geven welke werkzaamheden zij niet kon uitvoeren vanwege het weer. Gebruikmaking van de objectieve informatie van [betrokken bedrijf 4] strekt er mede toe om discussies op dit punt te voorkomen. Overigens had het op de weg van [ged.conv./eis.reconv.] gelegen om haar stelling dat Valleibouw tijdens onwerkbare dagen best binnen had kunnen werken, niet nader heeft geconcretiseerd. Daarbij komt dat een onwerkbare dag ook als onwerkbaar wordt beschouwd indien de binnentemperatuur in de woning onder een bepaalde waarde zakt.
Een en ander betekent dat Valleibouw wordt gevolgd in haar stelling dat de bouwtijd uitkomt op 245,5 werkdagen en dat de bouw -zoals Valleibouw heeft gesteld- een uitloop van 133 werkbare werkdagen heeft opgelopen.
7.60.
Valleibouw stelt dat die vertraging is veroorzaakt doordat werkzaamheden in nevenaanneming door derden zijn verricht en dat zij om die reden aanspraak heeft op bouwtijdverlenging tot aan het tijdstip van de oplevering.
7.61.
Ter onderbouwing van haar stelling dat de vertraging met 133 werkbare werkdagen niet voor haar rekening dienen te komen heeft Valleibouw verwezen naar de inhoud van bouwverslagen (kenbaar uit bijlage 4 bij productie 8 van Valleibouw) alsmede naar de inhoud van productie 20.
7.62.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Valleibouw in het betreffende overzicht de vertraging tot 15 december 2020 genoegzaam verklaard en onderbouwd. Dit komt neer op een vertraging van 5 weken en 3 dagen. Voor de periode tussen 15 december 2020 en 5 juli 2021 geldt dat Valleibouw de rechtbank er niet van heeft kunnen overtuigen dat de vertraging is te wijten aan omstandigheden die in de risicosfeer liggen van [ged.conv./eis.reconv.] , zoals het uitzoeken van materialen en door derden, in opdracht van [ged.conv./eis.reconv.] , uit te voeren werkzaamheden. De onderbouwing van Valleibouw van de gestelde vertraging in de betreffende periode is hiervoor onvoldoende. De rechtbank zal de periode van vertraging als gevolg van omstandigheden die niet aan Valleibouw zijn toe te rekenen dan ook bepalen op 28 werkdagen. Dit betekent dat de woning met bijgebouw na verloop van 175 + 42 + 28,5 + 28 = 273,5 werkdagen had moeten zijn opgeleverd. Nu is opgeleverd na een bouwtijd van 333 werkdagen, is de overeengekomen bouwtermijn met 59,5 werkdagen overschreden. Omdat uit de in het geding gebrachte bescheiden niet eenvoudig kan worden afgeleid op welke datum, met inachtneming van feest- en vakantiedagen, had moeten zijn opgeleverd, zal de rechtbank de boete wegens te late oplevering toewijzen op basis van het aantal werkdagen dat te laat is opgeleverd.
7.63.
Dit betekent dat [ged.conv./eis.reconv.] jegens Valleibouw aanspraak heeft een korting op de aanneemsom van 59,5 x € 250,00 = € 14.875,--. De vordering onder 5.1.e. is dan ook in zoverre voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, waarover hierna meer.
7.64.
Voor de verschuldigdheid van wettelijke rente is er bij deze post geen deugdelijke grondslag om als ingangsdatum aansluiting te kiezen bij de datum waarop de woning volgens [ged.conv./eis.reconv.] vrij van gebreken opgeleverd zou moeten worden.
Valleibouw is de wettelijke rente dan ook verschuldigd met ingang van 1 februari 2023 als door [ged.conv./eis.reconv.] subsidiair is gevorderd.
Stelposten
7.65.
Valleibouw stelt in haar conclusie van antwoord dat zij wel uitgaven ten laste van de stelposten heeft gedaan en dat zij in dit kader een bedrag van € 39.151,50 (inclusief aannemersvergoeding ad € 3.915,15) ten laste van de stelposten heeft gebracht.
7.66.
In conventie is overwogen dat het bedrag van € 39.151,50 geen betrekking heeft op stelposten. Alsmede dat Valleibouw jegens [ged.conv./eis.reconv.] geen aanspraak heeft op aannemersvergoeding over dit bedrag.
7.67.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [ged.conv./eis.reconv.] erkend dat de offerte van [betrokken bedrijf 3] ad € 38.640,-- als vast bedrag in de begroting is opgenomen. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat hij ervan uitging dat alle zaken die [betrokken bedrijf 3] zou leveren waren verdisconteerd in de begroting.
7.68.
De rechtbank kan dit standpunt van [ged.conv./eis.reconv.] niet volgen. De gespecificeerde offerte van [betrokken bedrijf 3] sluit op een bedrag van € 38.640,--, welk bedrag ook terugkomt op bladzijde 63 van de begroting. Onder het bedrag van € 38.640,-- vermeldt de offerte van [betrokken bedrijf 3] op bladzijde 5 stelposten voor alarminstallatie, verlichting, domotica en audio. Deze stelposten zijn (naast de post raamfolie en infraroodpanelen) op bladzijde 63 en 64 van de begroting opgenoemd.
[ged.conv./eis.reconv.] mocht dan ook niet verwachten dat de kosten die zijn gemoeid met de in de offerte vermelde stelposten waren inbegrepen in het bedrag van € 38.640,--.
7.69.
In de brief van [betrokken bedrijf 3] d.d. 16 november 2021 (productie 14 van Valleibouw), die betrekking heeft op de elektrotechnische installatie, komen onder meer de stelposten alarminstallatie (ad in totaal € 5.955,--) en domotica (ad € 16.890,--) voor.
In de brief van [betrokken bedrijf 3] aan Valleibouw d.d. 23 juli 2021 (eveneens productie 14 van Valleibouw) wordt voor de armaturen een bedrag van € 23.948,-- verantwoord.
7.70.
Daarmee is voor een bedrag van in totaal € 46.793,-- aan stelposten besteed.
7.71.
In het verlengde van het vorenstaande strandt de stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat uit de onderbouwing van factuur 21/00242 (“
MEER-en MINDERWERK [betrokken bedrijf 3]”, bijlage 1 bij productie 8 van Valleibouw) blijkt dat Valleibouw heeft erkend dat zij geen uitgaven heeft gedaan die ten laste van de stelposten gebracht kunnen worden.
7.72.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] stelt, is in het in de begroting opgenomen bedrag van € 53.000,-- niet een aannemersvergoeding van 10% verdisconteerd. Artikel 6 lid 5 AVA, waarnaar [ged.conv./eis.reconv.] heeft verwezen, biedt voor zijn stelling geen grondslag. De aannemersvergoeding komt immers eerst aan de orde indien de aannemer uitgaven doet die ten laste van de stelposten worden gebracht.
7.73.
Dit betekent dat nu het voor de stelposten in de begroting opgenomen bedrag van
€ 53.000,-- niet geheel aan stelposten is besteed, Valleibouw aan [ged.conv./eis.reconv.] een bedrag van
€ 6.207,-- (€ 53.000,-- minus € 46.793,--) moet terugbetalen.
7.74.
Dit onderdeel van de vordering (5.1.f.) is toewijsbaar tot een bedrag van € 6.207,--, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 februari 2023.
Circulatieleiding
7.75.
Valleibouw stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] ervoor had gekozen om de volledige installatie van het verwarmingssysteem (de warmtepomp c.s.) uit de begroting te halen en daarvoor de firma [betrokken bedrijf 5] in te schakelen. Tijdens de bouw bleek dat de door [ged.conv./eis.reconv.] bij [betrokken bedrijf 5] betrokken warmtepomp niet kon worden gecombineerd met een circulatieleiding. Dit is uitgebreid met [ged.conv./eis.reconv.] besproken tijdens een bouwvergadering. Wel kon een extra boiler worden geplaatst, maar dat alternatief is door [ged.conv./eis.reconv.] van de hand gewezen. Valleibouw is dus niet toerekenbaar tekortgeschoten. Het niet plaatsen van de circulatieleiding is als minderwerk in de afrekening verwerkt.
7.76.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft niet betwist dat de verwarmingsinstallatie op haar verzoek uit de begroting is gehaald en dat hij deze heeft gekocht van [betrokken bedrijf 5] . [ged.conv./eis.reconv.] betwist dat de gekozen verwarmingsinstallatie niet kon worden gecombineerd met de circulatieleiding. Hij verwijst daarvoor naar een door hem als productie 11 overgelegde e-mail van [betrokken bedrijf 5] d.d. 14 januari 2021 waarin staat:
“Een circulatieleiding kan inderdaad niet direct op een boiler die door de warmtepomp wordt gestookt. Als een ww-circulatieleiding wenselijk is, dan plaatsen we in de circulatieleiding een extra elektrische boiler met een circulatiepomp. De elektrische boiler houdt dan de ww-circulatieleiding op 65 graden. Ik kan me niet herinneren dat er eerder over een ww-circulatieleiding is gesproken.”
7.77.
Uit deze e-mail van [betrokken bedrijf 5] kan worden afgeleid dat het standpunt van Valleibouw dat de gekozen verwarmingsinstallatie niet zonder meer kon worden gecombineerd met een circulatieleiding juist is.
7.78.
Valleibouw stelt voorts dat [betrokken bedrijf 5] de te maken aansluitingen niet heeft doorgegeven aan installateur [betrokken bedrijf 2] en dat daarbij niet is gevraagd om een aansluitpunt voor warmwatercirculatie. Dit is door [ged.conv./eis.reconv.] niet tegengesproken en dit geldt ook voor de daaraan door Valleibouw verbonden conclusie dat [betrokken bedrijf 5] er vanuit is gegaan dat er geen circulatiekleding diende te worden aangelegd. Dit laatste strookt ook met de hiervoor geciteerde verklaring van [betrokken bedrijf 5] dat zij zich niet kan herinneren dat er eerder over een circulatieleiding is gesproken.
7.79.
Het komt onder deze omstandigheden voor rekening en risico van [ged.conv./eis.reconv.] dat Valleibouw niet tijdig ervan op de hoogte is gesteld dat combinatie met circulatieleiding wel mogelijk is indien een extra elektrische boiler met een circulatiepomp zou worden geïnstalleerd. Het was immers aan [ged.conv./eis.reconv.] om die informatie aan Valleibouw te (laten) verstrekken omdat [ged.conv./eis.reconv.] de volledige installatie van het verwarmingssysteem niet aan Valleibouw heeft opgedragen.
Onder deze omstandigheden kan [ged.conv./eis.reconv.] zich er niet op beroepen dat Valleibouw hem niet heeft gewaarschuwd dat de gekozen verwarmingsinstallatie niet zonder meer kon worden gecombineerd met een circulatieleiding. Valleibouw heeft overigens gemotiveerd betwist dat zij [ged.conv./eis.reconv.] niet heeft gewaarschuwd.
7.80.
Valleibouw is dan ook niet toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door de circulatieleiding niet te plaatsen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft niet betwist dat Valleibouw het niet plaatsen van de circulatiepomp (op bladzijde 62 van de begroting is deze post begroot op € 1.478,--) als minderwerk heeft aangemerkt.
7.81.
Dit betekent dat Valleibouw niet gehouden is om de door [ged.conv./eis.reconv.] opgevoerde schade (wat er van de onderscheiden schadeposten ook zij) aan hem te vergoeden, waarmee de vordering onder 5.1.g. voor afwijzing gereed ligt.
Badkamerdeur en binnendeur
7.82.
Valleibouw stelt dat zij bij de badkamer alleen het bouwkundige deel heeft gemaakt en dat dit correct functioneert. De hoeksperen en de stucstopprofielen zijn niet door haar geplaatst. Het volledige stucwerk is niet door haar uitgevoerd, maar dit is naderhand door [ged.conv./eis.reconv.] in eigen beheer gedaan. De stukadoor heeft het profiel te dicht op de deur gezet nadat Valleibouw de deur al had geplaatst.
7.83.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft ter zitting aangevoerd dat de stukadoor het stucstopprofiel heeft geplaatst daar waar de muur eindigt. Valleibouw heeft daarop geantwoord dat het profiel wel elders kan worden geplaatst.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft vervolgens aangevoerd dat het probleem van de klemmende schuifdeur kan worden opgelost door het profiel aan te passen. Valleibouw heeft het profiel echter niet geplaatst, zodat [ged.conv./eis.reconv.] Valleibouw daarop niet kan aanspreken. Dit wordt niet anders doordat [ged.conv./eis.reconv.] vervolgens heeft aangevoerd dat het klemmen van de badkamerdeur niet is veroorzaakt door het niet goed geplaatste profiel en dat het probleem kan worden verholpen door de gipsplaat smaller te maken en een nieuwe stucstop te plaatsen.
Het feit dat de badkamerdeur aanloopt kan dan ook niet als een aan Valleibouw toerekenbaar gebrek worden beschouwd.
7.84.
Valleibouw erkent dat één van de binnendeuren krom is, maar stelt dat de kromming van de binnendeur valt binnen de tolerantie (NEN norm loodrecht< 8 mm) valt. Dit laatste is door [ged.conv./eis.reconv.] niet tegengesproken.
7.85.
Valleibouw betwist dat het kozijn niet recht staat. Valleibouw stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] het niet recht zijn van het kozijn niet heeft gemeld bij de oplevering en evenmin binnen de onderhoudstermijn. Dit heeft [ged.conv./eis.reconv.] niet tegengesproken. Evenmin heeft [ged.conv./eis.reconv.] weersproken dat de kozijnen naderhand in eigen beheer door [ged.conv./eis.reconv.] zijn ‘weggestuct’.
Een en ander betekent dat ook ten aanzien van de binnendeur en het kozijn geen sprake is van een gebrek ten aanzien waarvan [ged.conv./eis.reconv.] jegens Valleibouw aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding.
7.86.
De vordering onder 5.1.h. wordt afgewezen.
Hemelwaterafvoer, overbrugging, dak en passage
7.87.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij met Valleibouw zou zijn overeengekomen dat Valleibouw 14 Pluvia-systemen zou plaatsen, verwezen naar de beknopte technische omschrijving, waarin (op bladzijde 12 onder punt 22) voor zover van belang staat:
“Dakwaterafvoeren in Pluvia systeem met onderdruk (…). Afmetingen dakwaterafvoeren conform berekening leverancier, op basis van af te voeren dakoppervlak.”
7.88.
Uit de technische omschrijving noch uit de begroting kan worden afgeleid dat partijen met elkaar zouden zijn overeengekomen dat Valleibouw 14 Pluvia-systemen zou aanbrengen.
7.89.
Valleibouw wijst er -onder verwijzing naar de door hem als productie 24 overgelegde offerte van installatiebedrijf [betrokken bedrijf 2] d.d. 31 oktober 2019- op dat de installateur [ged.conv./eis.reconv.] en zijn bouwbegeleider er op heeft gewezen dat hij niet achter het (uitsluitend) toepassen van het Pluvia-systeem stond.
In de offerte wordt aangeboden:
“Het leveren en aanbrengen van de traditioneel hemelwaterafvoeren ten behoeve van lage dak en pluvia-systeem hemelwaterafvoeren ten behoeve van hoge dak op door ons te verzorgen buiten verzamelriolering.”Voorts bevat de offerte de volgende in vet gedrukt waarschuwing:
“Let op: theoretisch is het mogelijk om een pluvia-systeem toe te passen, echter de fabricaat staat hier niet 100% achter, omdat voor het een woonhuis is en omdat alle dakafschot naar een punt moet leiden, dit ook om een bepaalde waterstand te garanderen voor de werking van het pluvia-systeem. Graag hierover ook met de constructeur te overleggen.”
7.90.
In het verlengde hiervan heeft Valleibouw verwezen naar bladzijde 61 van de begroting waarin staat:
“vlgs. installateur is niet overal Pluvia mogelijk (…) hwa deels Pluvia deels standaard.”
7.91.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd, is dus niet eerst tijden de bouw gebleken dat het niet mogelijk was om op het dak van het bijgebouw voor de hemelwaterafvoer het Pluvia-systeem toe te passen. [ged.conv./eis.reconv.] was daarvan al tijdens het sluiten van de overeenkomst met Valleibouw op de hoogte. Onder die omstandigheden doet niet ter zake of ook Valleibouw [ged.conv./eis.reconv.] zou hebben gewezen op het feit dat plaatsing van het Pluvia-systeem voor het bijgebouwd ten zeerste werd ontraden.
Dit betekent dat [ged.conv./eis.reconv.] niet wordt gevolgd in zijn stelling dat Valleibouw te weinig Pluvia-systemen heeft aangebracht en Valleibouw om die reden tekortgeschoten zou zijn.
7.92.
Nu [ged.conv./eis.reconv.] ondanks het advies toch heeft gekozen voor het plaatsen van het Pluvia-systeem op het dak van het bijgebouw, dienen de gevolgen daarvan voor zijn rekening en risico te blijven.
7.93.
Vast staat dat [ged.conv./eis.reconv.] naar aanleiding van de door hem ondervonden problemen met de hemelwaterafvoer Vebidak opdracht heeft gegeven om een onderzoek in te stellen.
Vebidak heeft in haar rapport d.d. 14 februari 2022 (productie 19 van [ged.conv./eis.reconv.] ) aangegeven op welke wijze de problemen zouden kunnen worden verholpen.
7.94.
Naar aanleiding van het advies van Vebidak heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden.
Valleibouw heeft aangeboden om de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-afschot creëren facade;
-afdekappen op afschot aanbrengen;
-afschot aanbrengen dakvlak boven doorloop tussen technische ruimte en garage.
7.95.
Valleibouw heeft aan haar aanbod de voorwaarde verbonden dat [ged.conv./eis.reconv.] aan Valleibouw een garantie zou verschaffen voor betaling van de openstaande facturen.
7.96.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt dat hij daarmee niet akkoord is gegaan omdat de toezeggingen van Valleibouw niet concreet genoeg waren en er teveel overige gebreken waren die nog moesten worden opgelost.
7.97.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft niet gesteld dat de door Valleibouw voorgestelde werkzaamheden niet voldoende zouden zijn om de problemen met de hemelwaterafvoer te verhelpen. Tegen de achtergrond van het advies van Vebidak gaat de rechtbank niet mee in het standpunt van [ged.conv./eis.reconv.] dat de toezeggingen van Valleibouw niet concreet genoeg waren.
7.98.
De rechtbank is van oordeel dat met het uitvoeren van de door Valleibouw aangeboden werkzaamheden het hemelwater snel kan worden afgevoerd van de daken en de daken daarna niet meer regelmatig blank zullen staan in de mate waarin dit thans kennelijk het geval is. De verwachting is gerechtvaardigd dat na uitvoering deze werkzaamheden de wateroverlast op de passage verleden tijd is. Daar waar [ged.conv./eis.reconv.] bovendien door middel van graden niet heeft aangegeven in hoeverre de passage waterpas ligt, kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat hier een zodanige afwijking aanwezig is dat [ged.conv./eis.reconv.] dit op grond van de overeenkomst niet mocht verwachten. Valleibouw, die overigens niet heeft betwist dat de passage niet waterpas ligt, zal onder deze omstandigheden niet worden veroordeeld om de passage waterpas te maken.
7.99.
Valleibouw heeft aan haar bereidheid om de door Vebidak geconstateerde gebreken kosteloos te verhelpen de voorwaarde verbonden dat [ged.conv./eis.reconv.] de openstaande facturen betaalde. Gelet op de aard en omvang van de door Valleibouw toegezegde herstelwerkzaamheden en in aanmerking genomen dat er geen sprake is van overige gebreken (zoals hiervoor is gebleken en hierna zal blijken), is opschorting van de betaling van de slottermijn van de aanneemsom (€ 40.000,02) disproportioneel en niet gerechtvaardigd. Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] stelt, is er geen sprake van tekortkomingen van Valleibouw die hebben geleid tot schade die hoger is dan het restant bedrag van de aanneemsom. Valleibouw heeft dan ook met recht geweigerd om bedoelde herstelwerkzaamheden te verrichten. Valleibouw is dan ook niet in verzuim komen te verkeren.
7.100. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat door de gebreken in de hemelwaterafvoer het water niet snel kan worden afgevoerd en het dak daardoor regelmatig blank staat. Hij voert voorts aan dat het dak daardoor veel te veel is belast en dat daardoor de overstek inmiddels is doorgebogen.
7.101. Valleibouw voert daartegen het volgende aan.
Het door [ged.conv./eis.reconv.] aangeleverde ontwerp is conform de opdracht uitgevoerd. Zij heeft meer gedaan dan door de constructeur is voorgeschreven. Bij de constructeur en de architect van [ged.conv./eis.reconv.] was bekend dat er sprake was van overschrijding van de vervormingseis. Die overschrijding (doorbuiging) is door hen toelaatbaar geacht. Eventuele doorbuigingen vallen binnen de tolerantie. Als de doorbuiging niet toelaatbaar zou zijn dan is dit een ‘ontwerp-issue’. Mede gelet op het bepaalde in artikel 16 lid 1 AVA draagt Valleibouw niet de verantwoordelijkheid van het ontwerp.
7.102. Valleibouw verwijst voor haar standpunt naar de e-mail van ingenieur [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) d.d. 22 mei 2023. In deze e-mail (productie 26 van Valleibouw) komt [betrokkene 1] tot de volgende conclusie:
“het bedachte constructief ontwerp voldoet op sterkte maar zal zeker leiden tot zichtbare vervormingen.”
[betrokkene 1] heeft geconstateerd dat Valleibouw de lengte van de balk op de betonvloer heeft aangepast van de ingetekende 0,5 meter naar 1 meter en acht deze aanpassing positief voor de vervorming.
[betrokkene 1] heeft voorts opgemerkt dat in de door hem ontvangen berekening van [betrokken bedrijf 6] enkel de vervorming van de balklaag is berekend en dat die vervorming al wat te hoog is en dat de overschrijding door [betrokken bedrijf 6] toelaatbaar wordt geacht.
[betrokkene 1] voegt daaraan toe:
“De vervorming van de staalconstructie is niet berekend, deze moet eigenlijk nog worden toegevoegd. Dit zal ongetwijfeld hebben geleid tot een te grote vervorming met mindere afwatering.”
7.103. [ged.conv./eis.reconv.] heeft de bevindingen van [betrokkene 1] ter zitting niet voldoende gemotiveerd weersproken. [ged.conv./eis.reconv.] heeft immers slechts volstaan met de mededeling van zijn constructeur dat Valleibouw een redeneerfout heeft gemaakt, dat het dak in het onderhavige geval 4 mm mag doorbuigen, maar dat in dit geval sprake is van een doorbuiging van 17-20 mm. Een schriftelijke toelichting van de hand van de constructeur van [ged.conv./eis.reconv.] , waarmee [ged.conv./eis.reconv.] zijn standpunt onderbouwt, ontbreekt.
7.104. Op grond van het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat zo er sprake is van een ontoelaatbare overschrijding (doorbuiging), deze moet worden beschouwd als een tekortkoming in het ontwerp als bedoeld in artikel 16 lid 1 AVA. In dat artikel is tevens bepaald dat de aannemer voor een dergelijke tekortkoming slechts aansprakelijk is voor zover deze tekortkoming hem kan worden toegerekend.
Dat van dit laatste sprake is, is gesteld noch gebleken.
7.105. Voor het doorbuigen van de overstek en het volgens [ged.conv./eis.reconv.] daardoor niet meer kunnen openen van de garagedeuren, is Valleibouw dan ook niet aansprakelijk.
7.106. De overbrugging betreft het dak van het bijgebouw. Valleibouw stelt dat ieder bewijs ten aanzien van de stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat ten gevolge van water op het dak sprake is van doorbuiging ontbreekt. [ged.conv./eis.reconv.] heeft daarop niet gereageerd. Meer in het bijzonder heeft [ged.conv./eis.reconv.] geen specifiek bewijsaanbod gedaan.
7.107. Dit betekent dat, nu niet kan worden vastgesteld dat het dak van het bijgebouw ten gevolge van water op het dak is doorgezakt, de stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat de overbrugging tussen de woning en het bijgebouw te laag aangebracht en de overbrugging niet waterpas is, in deze niet van belang is.
7.108. De vordering onder 5.1.i ligt in beide onderdelen voor afwijzing gereed, op de kosten van het door Vebidak ingestelde onderzoek ad € 1.162,-- na. Valleibouw heeft immers niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist dat de herstelwerkzaamheden die zij heeft aangeboden gebreken betreffen waarvoor zij aansprakelijk is. Daarmee is het redelijk dat [ged.conv./eis.reconv.] deze kosten heeft gemaakt. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 februari 2023.
7.109. Met betrekking tot het ontstaan van lekstrepen voert Valleibouw aan dat zowel het buitenstucwerk als de afdekkappen door [ged.conv./eis.reconv.] in eigen beheer zijn aangebracht. De afdekkappen liggen niet op tegenschot, maar vlak. Dit heeft tot gevolg dat het hemelwater op bepaalde plaatsen langs de gevel naar beneden loopt.
7.110. [ged.conv./eis.reconv.] heeft dit niet weersproken. Valleibouw is niet aansprakelijk voor het ontstaan van de lekstrepen. Daarmee is het lot van de vordering onder 5.1.j. gegeven.
Beugels douchewanden
7.111. Valleibouw stelt ter zitting dat de installateur er om veiligheidsredenen niet achter stond om de douchewanden te bevestigen door middel van plafondbeugels.
[ged.conv./eis.reconv.] voert daar tegenover aan dat als een leverancier plafondbeugels aanbiedt, hij mag aannemen dat het veilig is. Maar daarmee heeft hij de stelling van Valleibouw dat bevestiging van de douchewanden volgens de installateur om veiligheidsredenen niet met plafondbeugels dient te geschieden onvoldoende gemotiveerd betwist. De leverancier weet immers niet waarvoor de plafondbeugels worden aangeschaft. Of plafondbeugels voor het bevestigen van douchewanden geschikt zijn, kan het beste worden beoordeeld door de installateur van de douchewanden. Daarmee komt aan het oordeel van de installateur meer gewicht toe.
7.112. [ged.conv./eis.reconv.] betwist niet dat Valleibouw (in de bouwvergadering van 13 oktober 2020) met hem heeft besproken dat de installateur er om veiligheidsredenen niet achter stond om de douchewanden te bevestigen door middel van plafondbeugels en dat zij daarom heeft gekozen voor wandbeugels.
[ged.conv./eis.reconv.] houdt om esthetische redenen vast aan de plafondbeugels. De rechtbank begrijpt dat [ged.conv./eis.reconv.] ter zitting alsnog nakoming vordert en dat de vervangende schadevergoeding als subsidiaire vordering moet worden gelezen.
7.113. Uit het vorenstaande volgt echter dat niet gezegd kan worden dat Valleibouw toerekenbaar tekortgeschoten is door wandbeugels te plaatsen in plaats van plafondbeugels.
7.114. Om deze reden is er geen deugdelijke grondslag om Valleibouw te veroordelen om de wandbeugels te vervangen door plafondbeugels, dan wel om Valleibouw te veroordelen tot betaling van het door [ged.conv./eis.reconv.] gevorderde bedrag ter zake van vervangende schadevergoeding.
7.115. Dit betekent dat de vordering onder 5.1.k. -in de gewijzigde zin- wordt afgewezen.
Conclusie
7.116. Valleibouw wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 6.207,-- + € 14.875,-- = € 21.092,--, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 februari 2023.
7.117. Valleibouw dient als in het ongelijk gesteld partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Nu de vordering van [ged.conv./eis.reconv.] voor een lager bedrag wordt toegewezen dan gevorderd wordt een lager liquidatietarief toegepast. De kosten aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] worden vastgesteld op € 1.183,00 ter zake van salaris advocaat (2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 1.183,00).

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] om aan Valleibouw te betalen een bedrag van € 54.869,47, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 30 april 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
8.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Valleibouw tot op heden vastgesteld op € 4.477,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, in dien betaling binnen voormelde termijn achterwege mocht blijven,
8.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged.conv./eis.reconv.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.5.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
8.6.
veroordeelt Valleibouw om aan [ged.conv./eis.reconv.] te betalen een bedrag van € 21.092,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 1 februari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
8.7.
veroordeelt Valleibouw in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] tot op heden vastgesteld op € 1.183--,
8.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op
11 oktober 2023.