ECLI:NL:RBGEL:2023:5811

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/424166 / KG RK 23-698, C/05/424171 / KG RK 23-699, C/05/424173 / KG RK 23-700, C/05/424176 / KG RK 23-701 en C/05/424180 / KG RK 23-702
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in BPM-zaken na weigering gemachtigde

Op 29 augustus 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door meerdere verzoekers, vertegenwoordigd door gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, die de wraking van mr. J.M.W. van de Sande, rechter in deze rechtbank, verzochten. De wrakingsverzoeken waren ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechter, waarbij de gemachtigde van de verzoekers op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was geweigerd. Verzoekers stelden dat deze beslissing in strijd was met fundamentele beginselen van de rechtsstaat en derhalve onrechtmatig was.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanleiding was om de verzoeken buiten behandeling te stellen, omdat de verzoekers een feit hadden aangevoerd dat de wraking kon onderbouwen. Echter, de kamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De weigering van de gemachtigde werd beschouwd als een procesbeslissing, die alleen kan worden aangevochten via een rechtsmiddel, zoals hoger beroep. De wrakingsprocedure is niet bedoeld om de juistheid van procesbeslissingen te toetsen, maar om te beoordelen of er sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers niet voldoende hadden aangetoond dat de beslissing van de rechter onbegrijpelijk was of dat er sprake was van vooringenomenheid. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummers / rolnummers: C/05/424166 / KG RK 23-698, C/05/424171 / KG RK 23-699, C/05/424173 / KG RK 23-700, C/05/424176 / KG RK 23-701 en C/05/424180 / KG RK
23-702
Beslissing van 29 augustus 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op de verzoeken van

1.[verzoeker] ,

2.
[verzoeker] ,
3.
[verzoeker] ,
4.
[verzoeker] ,
5.
[verzoeker] ,
hierna te noemen: verzoekers
gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven
strekkende tot wraking van
mr. J.M.W. van de Sande,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de brieven van verzoekers van 22 en 23 augustus 2023
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 24 augustus 2023, die bij deze beslissing als bijlage is gevoegd.
1.2.
Gelet op het feit dat de wrakingsverzoeken van verzoekers gelijkluidend zijn en zijn ingediend door dezelfde gemachtigde, zal de wrakingskamer deze verzoeken in één beslissing behandelen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
De verzoeken strekken tot wraking van de rechter in de (afzonderlijke) zaken tussen verzoekers en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft geclusterde BPM zaken waarbij de rechter bij beslissing van 18 augustus 2023 de heer […] op grond van artikel 8:25 Awb heeft geweigerd als gemachtigde in de procedure.
2.2.
Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat die beslissing tot weigering strijdig is met fundamentele rechtstaatbeginselen van het recht van de Unie en daarmee onrechtmatig tot stand is gekomen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer ziet geen aanleiding om de verzoeken buiten behandeling te stellen, zoals door de rechter in de schriftelijke reactie is verzocht, omdat door verzoekers op zichzelf wel een feit is aangevoerd waarop de wraking is gegrond, namelijk de procesbeslissing om de gemachtigde te weigeren.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3.
De weigering van een gemachtigde is een procesbeslissing. De juistheid van deze rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals in dit geval hoger beroep tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak) is aangewend. De wrakingsprocedure is daar niet voor bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Een procesbeslissing kan alleen een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Verzoekers hebben in het geheel niet gesteld dat en waarom deze beslissing zodanig onbegrijpelijk is dat deze de schijn van vooringenomenheid jegens verzoekers met zich brengt. De verzoeken kunnen alleen daarom al niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een schijn van partijdigheid.
3.4.
Het wrakingsprotocol (vastgesteld op 4 maart 2021) geeft de mogelijkheid om een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond te verklaren indien, zoals hier het geval is, het verzoek kennelijk ongegrond is. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Dit debat betreft de in het verzoek aangedragen gronden. Deze kunnen op zitting alleen worden toegelicht en niet worden aangevuld. Nu de aangedragen grond bij gebreke van de stelling dat sprake zou zijn van de (schijn van) vooringenomenheid, zoals onder 3.3 bedoeld, niet tot wraking kan leiden, is er geen reden om het wrakingsverzoek mondeling te behandelen. Aangezien de gronden naderhand niet meer kunnen worden aangevuld, bestond er ook geen aanleiding om verzoekers eerst nog schriftelijk te laten reageren op de schriftelijke reactie van de rechter alvorens deze beslissing te nemen. Dit zou de beslissing immers niet anders kunnen maken.
3.5.
De wrakingskamer ziet geen aanleiding om reeds nu te bepalen dat wrakingsverzoeken van gemachtigde Verhoeven in toekomstige BPM-clusters buiten behandeling zullen worden gesteld. De rechter heeft in het daartoe strekkende verzoek onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die leiden tot de conclusie dat bij deze wrakingsverzoeken naar aanleiding van de weigeringsbeslissingen betreffende Verhoeven als gemachtigde, al van misbruik van het middel van wraking sprake is.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Graat, voorzitter, mr. M.S.T. Belt en
mr. H.C. Leemreize, leden in tegenwoordigheid van de griffier mr. [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.