ECLI:NL:RBGEL:2023:5798

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
10621694
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremies en incassokosten

In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van zorgverzekeringspremies en buitengerechtelijke incassokosten van de gedaagde partij. De procedure is gestart met een dagvaarding op 2 juni 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord op 26 juli 2023 en een conclusie van repliek op 23 augustus 2023. De gedaagde heeft betwist dat er een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ is aangegaan, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de stellingen van VGZ onvoldoende heeft betwist. De kantonrechter stelt vast dat er in 2019 een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de gedaagde en Aevitae, die later door VGZ is overgenomen. De gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar en heeft de premies over de jaren 2020 en 2021 aan VGZ voldaan. De gedaagde heeft echter de premie en kosten voor de maanden februari tot en met juli 2022 niet betaald, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand van € 804,90. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ toe, inclusief de wettelijke rente en een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 967,79, vermeerderd met rente, en in de proceskosten van VGZ, vastgesteld op € 716,48. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10621694 \ CV EXPL 23-5138
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juni 2023 met productie 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord van 26 juli 2023;
- de conclusie van repliek van 23 augustus 2023 met productie 2 tot en met 5b;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
VGZ vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 967,80, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
VGZ legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen [gedaagde] en Aevitae verzekeringen (hierna: Aevitae) in 2019 een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. Aevitea is door VGZ overgenomen, waarbij aan de verzekerden de mogelijkheid is geboden om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar. Van deze mogelijkheid heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt en zij heeft de premie over de jaren 2020 en 2021 ook aan VGZ voldaan. Zij heeft ook gebruik gemaakt van verzekerde zorg; de inschrijfkosten van de huisarts zijn door VGZ vergoed. De premie en de kosten voor het betalen per acceptgiro over de maanden februari tot en met juli 2022 van € 132,65 en € 1,50 per maand heeft [gedaagde] niet betaald, waardoor een betalingsachterstand is ontstaan van € 804,90. Aangezien [gedaagde] de premie en kosten niet op tijd heeft betaald, is zij hierover de wettelijke rente verschuldigd geworden. Berekend tot 31 mei 2022 bedraagt deze € 1,94 en vanaf 31 mei 2022 tot 2 juni 2023 € 14,86. VGZ heeft voor de incasso van haar vordering een gemachtigde ingeschakeld en houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de daaraan verbonden kosten van € 146,10 (inclusief btw).
2.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat zij een overeenkomst met VGZ is aangegaan en geeft aan dat zij een dergelijke overeenkomst ook niet wil. Daarnaast stelt zij verschillende vragen en verzoekt zij om diverse stukken.
2.4.
[gedaagde] heeft haar verzoek om stukken geformuleerd als een eis in reconventie. Aangezien het echter een verzoek om onderbouwing van de vordering in conventie betreft, wordt dit verzoek aangemerkt als een verweer in conventie.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de deugdelijk onderbouwde stellingen van VGZ onvoldoende heeft betwist. Zij heeft niet betwist dat zij een zorgverzekeringsovereenkomst is aangegaan met Aevitea, zodat dit vast staat. Gesteld noch gebleken is dat zij na de overname van Aevitae door VGZ de overeenkomst heeft opgezegd of een overeenkomst met een andere zorgverzekeraar is aangegaan. Daar komt nog bij dat [gedaagde] niet heeft betwist dat zij de zorgverzekeringspremies over de jaren 2020 en 2021 wel heeft voldaan. Ten slotte volgt uit de onbetwiste stelling dat de huisartsenpraktijk van [gedaagde] periodiek inschrijfkosten bij VGZ indient dat [gedaagde] ook gebruik maakt van verzekerde zorg. Zonder betaling van de inschrijfkosten kan
[gedaagde] immers niet ingeschreven blijven bij de huisartsenpraktijk. [gedaagde] geeft bovendien geen verklaring voor het feit dat de huisarts kennelijk is geïnformeerd over haar verzekering bij VGZ. Aan het opvragen van verdere stukken, dan wel het opdragen van bewijs wordt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet toegekomen.
2.6.
De niet betwiste en op grond van de wet verschuldigde rente wordt eveneens toegewezen.
2.7.
VGZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. VGZ heeft aan
[gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] vraagt weliswaar om de exploot-afschriften/verzend- & ontvangstbewijzen van de veertiendagenbrief van 14 april 2023, maar betwist de ontvangst daarvan niet. Deze brief is bovendien verzonden aan een e-mailadres, waarvan als niet betwist vast staat dat dit het e-mailadres van [gedaagde] betreft.
De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). VGZ heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat VGZ een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De vordering van € 146,10 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 146,09 bij € 804,90 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 146,09 toe.
2.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
804,90
- rente (€ 1,94 + € 14,86
16,80
- buitengerechtelijke incassokosten
146,09
+
Totaal
967,79
2.9.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van VGZ als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
264,00
(2,00 punten × € 132,00)
Totaal
716,48

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 967,79, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van VGZ tot dit vonnis vastgesteld op € 716,48,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
520 \ 918