ECLI:NL:RBGEL:2023:5777

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/416452 / HA ZA 23-107
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van ongerechtvaardigde verrijking na overlijden van gemachtigde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiseres, een vrouw met dementie, haar overleden zus gemachtigd om haar geldzaken te regelen. Gedurende de periode van 2015 tot 2021 zijn aanzienlijke bedragen van eiseres overgemaakt naar de bankrekeningen van haar zus en haar echtgenoot, gedaagde. Na het overlijden van de zus in 2021 vordert eiseres terugbetaling van een bedrag van € 176.845,40, stellende dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat hij niet betrokken was bij de financiën van eiseres en dat de overboekingen met haar toestemming zijn gedaan. De rechtbank oordeelt dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt met een bedrag van € 137.811,35, en veroordeelt hem tot terugbetaling, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank verwerpt het verweer van gedaagde over verjaring en onrechtmatig handelen, en kent ook buitengerechtelijke incassokosten toe aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/416452 / HA ZA 23-107
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. M. Simons te Raamsdonksveer,
tegen
[gedaagde partij],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. C.C.C.A.M. Kuijken te Valkenswaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 13 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2015 is bij [eisende partij] dementie vastgesteld. Op 8 maart 2016 heeft [eisende partij] haar zus, wijlen mevrouw [naam zus] (hierna: [naam zus] ), via een notariële volmacht gemachtigd om – kort gezegd – haar geldzaken te regelen.
2.2.
[naam zus] was bij leven de echtgenote van [gedaagde partij] . Zij waren in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.3.
In de jaren 2015 tot en met 2021 is een aanzienlijk deel van het vermogen van [eisende partij] overgemaakt naar de en/of-rekening van [gedaagde partij] en [naam zus] en naar de privérekening van [naam zus] . Daarnaast zijn er vanaf de bankrekening van [eisende partij] bedragen overgemaakt naar de bankrekeningen van de kinderen van [gedaagde partij] en [naam zus] .
2.4.
[naam zus] is op 14 oktober 2021 overleden.
2.5.
Bij brief van 4 april 2022 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] onder meer gesommeerd om binnen zeven dagen een bedrag van € 176.845,40 terug te betalen.
2.6.
Namens [eisende partij] is, na daartoe verkregen verlof, conservatoir derdenbeslag gelegd op de bankrekeningen van [gedaagde partij] .

3.De vorderingen

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen:
  • de hoofdsom van € 176.845,40;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.543,45;
  • de wettelijke rente tot aan de datum van de dagvaarding, te weten € 3.624,12;
  • de beslagkosten van € 714,20;
  • de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de datum van algehele voldoening;
  • de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
[eisende partij] legt aan haar vorderingen – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Volgens [eisende partij] hebben [gedaagde partij] en [naam zus] zonder toestemming een bedrag van in totaal (rekening houdend met enkele terugboekingen) netto € 176.845,40 van de bankrekening van [eisende partij] overgeboekt en aan zichzelf ten goede laten komen. Hierdoor is [gedaagde partij] ongerechtvaardigd verrijkt, althans heeft hij onrechtmatig jegens [eisende partij] gehandeld.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde partij] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
4.2.
[gedaagde partij] voert – kort samengevat – het volgende aan. Hij is niet betrokken geweest bij de financiën van [eisende partij] . Dat deed zijn vrouw. [gedaagde partij] was voor het overlijden van zijn vrouw ook niet betrokken bij zijn eigen financiën. Pas na het overlijden van zijn vrouw is [gedaagde partij] er achter gekomen dat er in de periode voor het overlijden van [naam zus] aanzienlijke bedragen zijn overgemaakt van de bankrekening van [eisende partij] naar de privérekening van [naam zus] , naar de en/of-rekening van [naam zus] en [gedaagde partij] en naar hun kinderen. [gedaagde partij] weet niet wat er met dit geld is gebeurd. Hij heeft hier ten tijde van de overboekingen ook niets van gemerkt. [gedaagde partij] weet wel dat [eisende partij] de wens had om haar vermogen toe te laten komen aan [naam zus] , omdat [eisende partij] een minder hechte band had met haar andere familieleden. Ook weet [gedaagde partij] dat [eisende partij] in dit kader wilde dat [naam zus] – bij wijze van gift – bedragen voor de aanschaf van een auto en van elektrische fietsen overmaakte naar haar privérekening. Omdat [gedaagde partij] zelf niet (volledig) heeft geprofiteerd van de overgemaakte bedragen, is hij niet verrijkt. Verder maakt [eisende partij] onvoldoende onderscheid tussen de verschillende typen overboekingen, terwijl deze tot verschillende gevolgen zouden moeten leiden. Daarnaast beroept [gedaagde partij] zich op verjaring. [gedaagde partij] betwist bij gebrek aan wetenschap dat [eisende partij] pas na het overlijden van [naam zus] op de hoogte is geraakt van de overboekingen en stelt dat ervan moet worden uitgegaan dat [eisende partij] van alle mutaties op haar bankrekeningen op de hoogte was. Tot slot betoogt [gedaagde partij] dat [eisende partij] de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en (de hoogte van de) wettelijke rente niet heeft onderbouwd.

5.De beoordeling

Ongerechtvaardigde verrijking
5.1.
Het is niet in geschil dat in de jaren 2015 tot en met 2021 het vermogen van [eisende partij] fors is gedaald, dat (in ieder geval) [naam zus] hierbij betrokken is geweest en dat een aanzienlijk deel van deze daling is veroorzaakt door overboekingen naar de en/of-rekening van [naam zus] en [gedaagde partij] en naar de privérekening van [naam zus] (hierna ook te noemen: de bankrekeningen van [gedaagde partij] en [naam zus] ). Hoeveel geld precies naar deze bankrekeningen is overgeboekt, is door partijen niet voorgerekend. [eisende partij] heeft gewerkt met een totaalbedrag dat per jaar zou zijn verdwenen, waarbij overboekingen naar de bankrekeningen van [naam zus] en [gedaagde partij] soms zijn samengevoegd met overboekingen naar de rekeningen van de kinderen van [gedaagde partij] en met andere (in de ogen van [eisende partij] verdachte) betalingen. Bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde partij] is verrijkt moet echter, zoals hierna zal blijken, onderscheid worden gemaakt tussen deze verschillende typen betalingen. De rechtbank zal daarom eerst vaststellen welk bedrag rechtstreeks is overgeboekt naar de bankrekeningen van [gedaagde partij] en [naam zus] .
5.2.
Op basis van de stellingen in de processtukken en de overgelegde bankafschriften van de bankrekening van [eisende partij] , kan het rechtstreeks naar de bankrekeningen van [gedaagde partij] en [naam zus] overgeboekte bedrag worden becijferd op netto € 158.588,25. Dit bedrag – dat afgerond met partijen tijdens de mondelinge behandeling is besproken – bestaat uit een groot aantal kleinere overboekingen (van wisselende, veelal ronde bedragen van meestal enkele honderden tot duizenden euro’s en in de regel zonder enige toelichting op de bankafschriften) en is als volgt opgebouwd:
  • Over
  • Over
  • Over
  • Over
  • Over
  • Over
  • Over
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde partij] door deze overboekingen, ten koste van [eisende partij] , verrijkt. Doordat het geld is geboekt naar (voornamelijk) zijn en/of-rekening en (in beperkte mate) de privérekening van degene met wie hij in gemeenschap van goederen was gehuwd, is het geld tot zijn (met [naam zus] gemeenschappelijke) vermogen gaan behoren. Het maakt hierbij niet uit of [gedaagde partij] weet had van de overboekingen. Ook voor de vraag of [gedaagde partij] door de vermeerdering van zijn (met [naam zus] gemeenschappelijke) vermogen is verrijkt, maakt het in beginsel niet uit of hij hiervan op de hoogte was. Hoewel wellicht een scenario denkbaar is waarin [gedaagde partij] door deze vermogensvermeerdering niet is verrijkt, bijvoorbeeld in het geval dat [naam zus] de gelden alleen maar als tussenstation op de genoemde bankrekeningen heeft geparkeerd en vervolgens gelijk en volledig buiten [gedaagde partij] om heeft opgemaakt aan zaken waarvan duidelijk is dat [gedaagde partij] daar op geen enkele wijze van kan hebben geprofiteerd, ligt het op de weg van [gedaagde partij] – in het kader van het gemotiveerd betwisten van de gestelde verrijking – om een dergelijk scenario aan te voeren. Dat heeft [gedaagde partij] niet gedaan. Sterker nog, [gedaagde partij] heeft in het geheel niet verklaard of inzichtelijk gemaakt wat er met het geld is gebeurd, terwijl hij dit aan de hand van de bankafschriften van zijn rekening en die van [naam zus] eenvoudig had kunnen doen. In het licht hiervan en gelet op de grote omvang van het totaal overgeboekte bedrag, levert de enkele, niet nader toegelichte, opmerking van [gedaagde partij] dat hij aanneemt dat de bestedingen wel ten behoeve van en voor de verzorging van [eisende partij] zullen zijn geweest, geen voldoende gemotiveerde betwisting op van de stelling dat hij door de overboekingen is verrijkt.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat voor deze verrijking geen rechtvaardiging. [eisende partij] heeft uitdrukkelijk gesteld dat zij geen toestemming heeft gegeven voor – zakelijk weergegeven – overboekingen met een schenkingskarakter en dat zij is bestolen. [gedaagde partij] heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken. In dit verband heeft [gedaagde partij] alleen naar voren gebracht dat [eisende partij] zou hebben gezegd dat zij de wens had om haar vermogen over te laten gaan op [naam zus] . Nog daargelaten dat het bestaan van deze (door [eisende partij] weersproken) wens verder niet is onderbouwd, levert zo een enkele wens nog geen rechtvaardiging op voor de overboekingen. Daarvoor is meer nodig, zoals een concrete gift of schenking. Dat dit meerdere aanwezig is, is echter niet aangevoerd. Evenmin is aangevoerd dat de volmacht zelf voldoende rechtvaardiging oplevert.
5.5.
Een uitzondering op het voorgaande geldt voor een aantal overboekingen waarbij op de bankafschriften concreet is vermeld waarop deze betrekking hebben. [naam zus] bracht – zoals [gedaagde partij] onweersproken heeft gesteld – veel tijd met [eisende partij] door en regelde praktische zaken. Bovendien was [naam zus] juist door [eisende partij] gemachtigd om haar geldzaken te regelen. Het is daarom voorstelbaar dat [naam zus] soms betalingen voorschoot en dit later weer rechttrok. Gelet hierop kan – zoals door [gedaagde partij] is betoogd en waarop [eisende partij] niet meer heeft gereageerd – van een aantal betalingen zonder nadere toelichting van [eisende partij] , die ontbreekt, niet worden gezegd dat sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking. Het gaat om de volgende transacties, met een totaalbedrag van € 20.776,90.
datum bedrag omschrijving
  • 9 juni 2015 € 50,- tanken
  • 10 juni 2015 € 100,- 9 juni
  • 18 juli 2016 € 100,- dakreparatie
  • 18 juli 2016 € 250,- dakreparatie
  • 16 september 2016 € 50,- inschrijving woningzoekende
  • 19 december 2016 € 100,- dakdekkers
  • 23 januari 2017 € 50,- tanken voor plafond
  • 27 januari 2017 € 50,- usi Jos Valkenswaard tanken
  • 10 augustus 2017 € 700,- Verhuiswagen vd broek en halve maand
huur Langstraat 77J
  • 17 augustus 2017 € 400,- voorschot betaling verhuisauto
  • 24 augustus 2017 € 599,- medipoint klok, box, verhuisauto
  • 20 september 2017 € 2.500,- betaling bed etc
  • 26 september 2017 € 2.500,- kast
  • 2 oktober 2017 € 2.000,- bank, zitjes, bijzettafels, lampen etc
  • 25 oktober 2017 € 178,- All safe opslag
  • 1 november 2017 € 850,- boodschappen, lampen bij monique en nog
meer
  • 8 december 2017 € 150,- kerst cadeau Jerry (oortjes)
  • 22 december 2017 € 177,- all safe
  • 8 januari 2018 € 750,- auto
  • 22 januari 2018 € 2.400,- borg en huur verhuisauto, 2x sleutelkluis, boxmatras
  • 12 februari 2018 € 400,- aanbetaling wasmachine
  • 18 april 2018 € 100,- Bed-weter waterdicht hoeslaken
  • 30 mei 2018 € 75,- tanken
  • 4 juni 2018 € 100,- vloerlamp en schalen
  • 26 juni 2018 € 950,- Loods 5
  • 21 februari 2019 € 500,- verhuizen Rumah Kita
  • 25 februari 2019 € 350,- verhuisauto Barneveld naar RumahKita
  • 7 april 2019 € 400,- lunchen brunchen hebberd
  • 5 augustus 2019 € 1.000,- wasmachine en droger
  • 27 augustus 2019 € 400,- apotheek artikelen oa van Vichy
  • 21 december 2019 € 110,- 2x kerststukken
  • 13 januari 2020 € 120,- wok plaza rheenen
  • 21 januari 2020 € 70,- Vichy producten
  • 23 juni 2020 € 124,- nieuwe kleding College Retail
  • 27 juni 2020 € 71,- T-shirts Kruitvat
  • 30 juni 2020 € 19,98 batterij en band voor horloge
  • 30 juni 2020 € 159,80 King Louis vesten
  • 15 augustus 2020 € 1.000,- matras
  • 7 november 2020 € 100,- verzorging, nachtpon, lincherie ea
  • 12 november 2020 € 23,12 dag/nacht arganolie
  • 7 juni 2021 € 750,- training en auto
5.6.
De rechtbank ziet ook niet in waarom [gedaagde partij] is verrijkt door de betalingen die zijn verricht aan de kinderen van [naam zus] en [gedaagde partij] . [eisende partij] heeft dit, ook desgevraagd, niet kunnen toelichten.
5.7.
Tot slot is door [eisende partij] gesteld dat [gedaagde partij] is verrijkt door betalingen die rechtstreeks van haar bankrekening zijn verricht aan derden, maar zouden zijn verricht louter ten behoeve van [gedaagde partij] en [naam zus] . Met [gedaagde partij] is de rechtbank van oordeel dat [eisende partij] deze stelling onvoldoende concreet heeft gemaakt. Het is aan [eisende partij] om concreet aan te geven om welke transacties het gaat en vervolgens per transactie aan te geven waarop deze betrekking heeft en waarom die transactie een ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde partij] inhoudt. Dat heeft [eisende partij] niet gedaan. Het is niet aan de rechtbank om nog meer uit de bankafschriften te destilleren dan zij al heeft gedaan. Deze transacties zal de rechtbank daarom verder buiten beschouwing laten.
5.8.
Samenvattend komt het erop neer dat [gedaagde partij] voor een totaalbedrag van
€ 137.811,35 (€ 158.588,25 min € 20.776,90), ten koste van [eisende partij] , ongerechtvaardigd is verrijkt. [gedaagde partij] is daarom in beginsel gehouden om dit bedrag aan [eisende partij] te vergoeden. Voor toewijzing van het resterende deel van de hoofdvordering biedt het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking geen grondslag.
Onrechtmatige daad
5.9.
Subsidiair heeft [eisende partij] betoogd dat [gedaagde partij] onrechtmatig jegens [eisende partij] heeft gehandeld. Hierbij wordt voorop gesteld dat dit betoog – gelet op het voorgaande – alleen nog hoeft te worden beoordeeld voor het resterende deel van de hoofdsom. Concreet gaat het dan om (i) de betalingen aan de kinderen van [gedaagde partij] en [naam zus] , (ii) de in de bankafschriften omcirkelde betalingen aan derden en (iii) de onder 5.5 genoemde overboekingen.
5.10.
Ten aanzien van de onder (i) genoemde betalingen aan de kinderen van [gedaagde partij] en [naam zus] , is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is uitgewerkt waarom deze onrechtmatig zouden zijn verricht. [eisende partij] heeft bijvoorbeeld niet gesteld wat de omvang is van deze betalingen of dat deze betalingen vallen buiten hetgeen [eisende partij] gewoon was te geven aan haar neefjes/nichtjes. Het enkele feit dat er geld is overgemaakt van de rekening van een volmachtgever naar de rekening van een kind van de gevolmachtigde, is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat die overboeking onrechtmatig is.
5.11.
Ten aanzien van de transacties (ii) en (iii) is hiervoor geoordeeld dat onvoldoende onderbouwd is gesteld dat [gedaagde partij] hierdoor ongerechtvaardigd is verrijkt. Op dezelfde gronden is de rechtbank van oordeel dat [eisende partij] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat deze betalingen onrechtmatig zijn verricht. Zo ontbreekt een concrete uitwerking van de op de bankafschriften omcirkelde betalingen aan derden (waarop hebben deze betrekking, waarom zijn deze onrechtmatig?) en heeft [eisende partij] – in het licht van de betwisting door [gedaagde partij] – onvoldoende concreet onderbouwd waarom de onder 5.5 genoemde betalingen niet in het belang van [eisende partij] zijn verricht. Alleen hierom al kan ten aanzien van deze transacties niet worden geoordeeld dat [gedaagde partij] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende partij] .
5.12.
Bovendien heeft [eisende partij] , in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde partij] , onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde partij] zelf op enige wijze betrokken is geweest bij de overboekingen. Het was [naam zus] die door [eisende partij] was gemachtigd om haar geldzaken te regelen en het was [naam zus] die feitelijk toegang had tot de bankrekening van [eisende partij] . Dat [gedaagde partij] zelf ook toegang had tot deze bankrekening is niet gesteld, terwijl [gedaagde partij] bovendien nadrukkelijk heeft aangevoerd dat hij zich tot de dood van zijn vrouw in het geheel niet bemoeide met bankzaken, ook niet met die van hemzelf. Ook hierom kan niet worden geoordeeld dat de onder (i), (ii) en (iii) genoemde betalingen onrechtmatig handelen van [gedaagde partij] inhouden.
5.13.
Tot slot kan ook niet worden gezegd dat [gedaagde partij] onrechtmatig jegens [eisende partij] heeft gehandeld doordat hij heeft geprofiteerd van het door [naam zus] onrechtmatig overboeken van het geld, zoals [eisende partij] tijdens de mondelinge behandeling lijkt te hebben betoogd. Nog daargelaten dat ten aanzien van de hiervoor onder (i), (ii) en (iii) genoemde transacties – gelet op het voorgaande – niet kan worden geoordeeld dat [gedaagde partij] hiervan heeft geprofiteerd, zou dit enkele profiteren niet voldoende zijn geweest om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van onrechtmatig handelen. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, zoals dat dit profiteren bewust heeft plaatsgevonden. Dat [gedaagde partij] wist dat zijn vrouw deze transacties verrichtte is door [gedaagde partij] weersproken en door [eisende partij] niet concreet gemaakt. Dat hij daarbovenop wist dat die transacties onrechtmatig waren, als dat al zo is, kan nog minder worden vastgesteld.
5.14.
Dit betekent dat voor het resterende deel van de hoofdvordering ook de onrechtmatige daad geen grondslag biedt, zodat dit deel moet worden afgewezen.
Verjaring
5.15.
Het beroep van [gedaagde partij] op verjaring wordt verworpen. Dat [eisende partij] al meer dan vijf jaar ervan op de hoogte is dat [gedaagde partij] ten koste van haar ongerechtvaardigd is verrijkt, is door [eisende partij] betwist en door [gedaagde partij] niet concreet onderbouwd. Het ligt daarbij ook niet voor de hand dat [eisende partij] , zoals door [gedaagde partij] is betoogd maar niet is onderbouwd, steeds van alle mutaties op haar bankrekeningen op de hoogte was. [eisende partij] had immers vanwege haar alzheimer-dementie nu juist [naam zus] gemachtigd om haar geldzaken voor haar te regelen.
Wettelijke rente
5.16.
[eisende partij] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde partij] per 4 april 2022 in verzuim is. Per die datum is [gedaagde partij] de wettelijke rente verschuldigd. [gedaagde partij] heeft nog opgemerkt dat [eisende partij] het door haar concreet berekende bedrag aan verschuldigde rente niet heeft onderbouwd. Dit doet echter niet meer ter zake, nu dit bedrag berekend zal zijn over de gehele hoofdvordering en die niet geheel zal worden toegewezen.
5.17.
In de dagvaarding staat niet expliciet ten aanzien van welke vordering [eisende partij] aanspraak maakt op de wettelijke rente. Gelet op de koppeling die [eisende partij] legt met de ‘datum dat [gedaagde partij] in verzuim is om de schade te voldoen’, begrijpt de rechtbank dat het beroep op de wettelijke rente betrekking heeft op de hoofdvordering.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.18.
[eisende partij] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
5.19.
[eisende partij] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegelicht dat het gaat om meerdere brieven en om telefoontjes met degene door wie [gedaagde partij] zich voorheen liet bijstaan. In het licht van het partijdebat acht de rechtbank deze toelichting in dit geval voldoende concreet. Deze gestelde werkzaamheden zijn in dit geval redelijk. De gevorderde vergoeding is verder voldoende in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is daarom redelijk.
5.20.
Gelet op het voorgaande zal [gedaagde partij] worden veroordeeld om aan buitengerechtelijke incassokosten het gevorderde bedrag van € 2.543,45 aan [eisende partij] te betalen.
Beslagkosten
5.21.
[eisende partij] vordert [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering, waartegen geen verweer is gevoerd, is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar.
5.22.
De beslagkosten bedragen:
- explootkosten
534,82
- griffierecht
86,00
- salaris advocaat
1.880,00
Totaal
2.500,82
5.23.
Omdat [eisende partij] ter zake van de beslagkosten alleen vergoeding van een bedrag van € 714,20 heeft gevorderd, zal slechts dit bedrag worden toegewezen.
Samenvattend
5.24.
Gelet op het voorgaande zal [gedaagde partij] worden veroordeeld om aan [eisende partij] te betalen:
- hoofdvordering
137.811,35
- incassokosten
2.543,45
- beslagkosten
714,20
Totaal
141.069,00
Proceskosten
5.25.
[gedaagde partij] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- dagvaarding
128,31
- nakosten
- salaris advocaat
173,00
3.760,00
(plus de hierna vermelde verhoging)
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
4.061,31
5.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 141.069,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 137.811,35, met ingang van 4 april 2022, tot de dag van volledige betaling van dit deel,
6.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van € 4.061,31, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, waarbij geldt dat indien [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, hij aanvullend € 90,- plus de kosten van betekening moet betalen,
6.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op
18 oktober 2023.