ECLI:NL:RBGEL:2023:5776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/396423 / HA ZA 21-593
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van kettingbeding inzake levering van gas, water en elektriciteit door Jachthaven Maasbommel B.V. aan bungaloweigenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 februari 2023 uitspraak gedaan over de nietigheid van een kettingbeding dat bungaloweigenaren verplichtte om gas, water en elektriciteit af te nemen van Jachthaven Maasbommel B.V. De eiser, [eis.conv./verw.reconv. 1], betwistte de geldigheid van deze verplichting op grond van strijdigheid met de Elektriciteitswet en de Gaswet, die de keuzevrijheid van energieleverancier waarborgt. De rechtbank oordeelde dat het kettingbeding nietig was, omdat het de bungaloweigenaren dwong om energie af te nemen van een partij zonder de vereiste vergunningen, wat in strijd is met de goede zeden en openbare orde. De rechtbank gelastte Jachthaven Maasbommel om het beding door te halen in het kadaster en om de levering van gas en elektriciteit te continueren tegen een vergoeding die overeenkomt met het gemiddeld markttarief voor kleinverbruikers.

In reconventie vorderde Jachthaven Maasbommel betaling van achterstallige facturen van [eis.conv./verw.reconv. 1]. De rechtbank oordeelde dat [eis.conv./verw.reconv. 1] aan Jachthaven Maasbommel een bedrag van € 6.086,02 diende te betalen, omdat hij niet had onderbouwd dat de gevorderde bedragen onjuist waren. De rechtbank veroordeelde Jachthaven Maasbommel in de proceskosten van de eiser in conventie en de eiser in reconventie in de proceskosten van Jachthaven Maasbommel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/396423 / HA ZA 21-593
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv. 1]

wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. Kressin te Arnhem,
en

2.[gevoegde partij]

wonende te [plaats] ,
gevoegde partij
advocaat mr. T. Kressin te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JACHTHAVEN MAASBOMMEL B.V.,
gevestigd te Appeltern, gemeente West Maas en Waal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.A. van Snippenburg te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verw.reconv. 1] en Jachthaven Maasbommel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 7 september 2022 en de daarin genoemde stukken
  • de conclusie van antwoord van 19 oktober 2022 van de zijde van gevoegde partij [gevoegde partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van het geschil

Tussen partijen bestaat een geschil over de verplichting in de koopakte op grond waarvan [eis.conv./verw.reconv. 1] gehouden is om gas, water en elektriciteit van Jachthaven Maasbommel af te nemen. De vraag die moet worden beantwoord is of deze verplichting nietig is in de zin van artikel 3:40 BW. In reconventie vordert Jachthaven Maasbommel veroordeling van [eis.conv./verw.reconv. 1] tot voldoening van achterstallige factuurbedragen.

3.De feiten

3.1.
Jachthaven Maasbommel exploiteert het recreatiepark de Gouden Kust te Maasbommel (hierna: de Gouden Kust). Dit recreatiepark telt in totaal 46 (semi drijvende) bungalows en diverse voorzieningen, zoals een jachthaven en ligplaatsen voor boten. De bungalows zijn planologisch bestemd voor recreatieve bewoning.
3.2.
Bij akte van 19 december 2003 is door Jachthaven Maasbommel krachtens een koopovereenkomst met de besloten vennootschap De Gouden Kust B.V. te Mook aan deze geleverd een perceel grond en het eeuwigdurend recht van erfpacht op percelen grond bestemd voor de realisering van de Gouden Kust. In deze akte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
(…)
BIJZONDERE BEPALINGEN IN VERBAND MET DE REALISATIE OP HET VERKOCHTE VAN RECREATIEWONINGEN.
(…)
5. Koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel zijn gehouden gas, water en elektriciteit voor de op het verkochte te realiseren recreatiewoningen te allen tijde te betrekken bij verkoper of diens rechtsopvolger(s) onder algemene of bijzondere titel.
Verkoper garandeert jegens koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel de levering van genoemde producten, zulks voor de door leverancier van bedoelde producten gehanteerde (gemiddelde) consumentenprijs verhoogd met een opslag van tien (10) procent.
Verkoper verbindt zich jegens koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel zich te allen tijde te zullen inspannen om de leveranties van genoemde producten tegen de meest gunstige voorwaarden, waaronder mede begrepen de laagste prijs, te doen plaatsvinden.
Betaling van de door verkoper of zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel aan koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel geleverde producten zal geschieden door middel van door verkoper vast te stellen maandelijkse voorschotnota’s, waarna de eindafrekening na afloop van een kalenderjaar zal geschieden op basis van het werkelijk gebruik van genoemde producten door koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel. Verkoper is gehouden koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene of bijzondere titel een gespecificeerde afrekening te sturen, waarop tenminste vermeld staan het verbruik door koper en zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel van genoemde producten alsmede de hiervoor gehanteerde prijs.
Ingeval de koper of zijn rechtsopvolger(s) onder algemene of bijzondere titel overgaat tot gehele of gedeeltelijke vervreemding van registergoederen, die geheel of gedeeltelijk vallen onder de genoemde verplichting is hij gehouden de onderhavige verplichting als een kettingbeding op te leggen aan zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare boete ten behoeve van koper, groot tien duizend euro (€ 10.000,00) onverminderd het recht van verkoper of zijn rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel tot het vorderen van geleden schade.
(…)
3.3.
De bungalows zijn tussen 2003 en 2007 gebouwd. De gesplitste percelen met daarop de gebouwde bungalows zijn vervolgens verkocht en geleverd aan afzonderlijke particuliere eigenaren. [eis.conv./verw.reconv. 1] en [gevoegde partij] zijn sinds 1 juni 2018 gezamenlijk eigenaar van een van deze bungalows.
3.4.
De bungalows beschikken niet over een zelfstandige aansluiting voor de afname van gas, water en elektriciteit. Gas, water en elektriciteit worden centraal ingekocht door Jachthaven Maasbommel, die dit doorlevert aan de bungalows. Per bungalow wordt het verbruik geregistreerd en vastgesteld door middel van tussenmeters. Jachthaven Maasbommel draagt zorg voor de betaling aan de nutsbedrijven voor gas, water en elektriciteit en stuurt daarvoor voorschot- en eindafrekeningen aan de eigenaren van de bungalows waarin de kosten voor de nutsvoorzieningen zijn opgenomen.
3.5.
In 2004 is de Stichting Bewonersbelangen Gouden Kust (hierna: SBGK) opgericht. Zij heeft als doel het behartigen van de belangen van de eigenaren van de 46 bungalows op de Gouden Kust. De hoogte van de energietarieven is tot 2016 door Jachthaven Maasbommel afgestemd met SBGK en met ingang van 2017 herberekend overeenkomstig een vonnis van deze rechtbank van 31 januari 2020. SBGK is in december 2016 ontbonden en Jachthaven Maasbommel heeft haar activiteiten voortgezet.
3.6.
Tussen partijen bestaat verschil van mening over de verplichting van [eis.conv./verw.reconv. 1] om gas, water en elektriciteit af te nemen van Jachthaven Maasbommel.
3.7.
Voorts vordert Jachthaven Maasbommel voldoening van een aantal facturen die zij in maart 2020, januari 2021 alsmede februari en april 2022 aan [eis.conv./verw.reconv. 1] heeft uitgebracht.

4.De vordering

In conventie

4.1.
[eis.conv./verw.reconv. 1] vordert in conventie, na eiswijziging, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
I. de kwalitatieve verplichting, zoals verwoord onder punt 5 van de koopakte onder het kopje “bijzondere bepalingen, bepalingen met betrekking tot erfpacht, kwalitatieve bedingen, en/of bijzondere verplichtingen en erfdienstbaarheden (‘kwalitatieve verplichting’) nietig te verklaren wegens strijd met artikel 3:40 BW, en Jachthaven Maasbommel te gelasten voor eigen rekening al het nodige te doen om deze door te halen in het kadaster, een en ander op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 1.000,00 voor iedere dag dat Jachthaven Maasbommel daarmee in verzuim is nadat drie maanden verstreken zijn sinds de dag dat het vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen;
subsidiair
II. de kwalitatieve verplichting op de voet van artikel 6:259 BW met onmiddellijke ingang geheel te ontbinden;
primair en subsidiair
III. Jachthaven Maasbommel te bevelen om vanaf de dag van het vonnis tot aan het moment dat [eis.conv./verw.reconv. 1] schriftelijk meedeelt geen levering te wensen, dan wel tot niet later dan de dag waarop twaalf maanden na de dag waarop het vonnis is gewezen zijn verstreken, leveringen van gas en elektriciteit te continueren, tegen een vergoeding gelijk aan het gemiddeld markttarief geldend voor kleinverbruikers, met aftrek van de heffingskorting en overige kortingen die in de betreffende periode door de overheid zijn of zullen worden verleend, met dien verstande dat de vastrechtvergoeding voor de meetdienst eveneens buiten beschouwing wordt gelaten, en verder zonder enige opslag, althans een en ander tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding, een en ander op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag, met een maximum van € 250.000,00, dat Jachthaven Maasbommel met de nakoming van deze leveringsverplichting in verzuim is.
IV. Jachthaven Maasbommel te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eis.conv./verw.reconv. 1] legt, kort samengevat, aan zijn vorderingen ten grondslag dat het beding uit de koopakte op grond waarvan hij verplicht is om gas, water en elektriciteit van Jachthaven Maasbommel af te nemen nietig is, nu hij als gevolg van de werking van dit beding geen vrije keuze voor een energieleverancier heeft. Dit is, zo stelt hij, in strijd met de Elektriciteitswet, de Gaswet en Europese richtlijnen. Bovendien beschikt Jachthaven Maasbommel niet over de vereiste vergunningen zoals bedoeld in artikel 95a lid 1 Elektriciteitswet en artikel 43 lid 1 Gaswet, waardoor de levering van gas en elektriciteit aan de bungalows illegaal is en Jachthaven Maasbommel zich bovendien onttrekt aan het toezicht- en marktreguleringssysteem en de daaraan verbonden waarborgen.
4.3.
Jachthaven Maasbommel voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
4.5.
Jachthaven Maasbommel vordert in reconventie, na eiswijziging, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eis.conv./verw.reconv. 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Jachthaven Maasbommel te betalen een bedrag van € 6.086,20 [de rechtbank leest dit als: € 6.086,02] aan achterstallige nota’s, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten van deze procedure.
4.6.
[eis.conv./verw.reconv. 1] voert verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie

5.1.
[eis.conv./verw.reconv. 1] heeft zijn eis gewijzigd in die zin dat de in de akte van 19 december 2003 opgenomen verplichting om gas, water en elektriciteit van Jachthaven Maasbommel af te nemen niet gevestigd is in de vorm van een erfdienstbaarheid, maar aangemerkt moet worden als een kwalitatieve verplichting. In artikel 6:252 BW is echter bepaald dat slechts verplichtingen om iets te dulden of niet te doen kwalitatieve verplichtingen kunnen zijn. De verplichting om gas, water en elektriciteit af te nemen is een verplichting om iets te
doenen kwalificeert derhalve als een kettingbeding. Dit staat los van het recht op levering als kwalitatief recht in de zin van artikel 6:251 BW.
5.2.
De centrale vraag in conventie is of het beding uit de koopakte op grond waarvan [eis.conv./verw.reconv. 1] verplicht is om gas, water en elektriciteit af te nemen van Jachthaven Maasbommel (hierna aangeduid als ‘het kettingbeding’) nietig is, zoals [eis.conv./verw.reconv. 1] stelt en Jachthaven Maasbommel betwist. De rechtbank is van oordeel dat het kettingbeding nietig is wegens strijd met artikel 86g en 95a Elektriciteitswet en artikel 43 en 66f Gaswet. De rechtbank zal dit oordeel hieronder motiveren.
5.3.
Uit artikel 95a Elektriciteitswet en artikel 43 Gaswet volgt dat het verboden is om zonder vergunning van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) respectievelijk elektriciteit en gas te leveren aan zogenaamde kleinverbruikers. Kleinverbruikers zijn consumenten of zakelijke afnemers met een elektriciteitsaansluiting van maximaal 3 x 80A en een gasaansluiting met een maximale capaciteit van 40m3 (n) per uur. In artikel 86g Elektriciteitswet en in artikel 66f Gaswet is bepaald dat iedere verbruiker van respectievelijk elektriciteit en gas keuzevrijheid van leverancier heeft.
Strekking kettingbeding
5.4.
De inhoud van het kettingbeding in de akte van 19 december 2003 (zie randnummer 3.2) komt erop neer dat De Gouden Kust B.V. en haar rechtsopvolgers te allen tijde verplicht zijn om gas, water en elektriciteit voor de bungalows af te nemen van Jachthaven Maasbommel of diens rechtsopvolgers. Bovendien zijn De Gouden Kust B.V. en haar rechtsopvolgers gehouden om deze verplichting als een kettingbeding op te leggen aan hun rechtsopvolger(s), op straffe van verbeurte van een boete van € 10.000,00.
Tussen partijen is niet in geschil dat het kettingbeding is opgenomen in de akte tot levering van de bungalow aan [eis.conv./verw.reconv. 1] . [eis.conv./verw.reconv. 1] is niet alleen verplicht om gas, water en elektriciteit van Jachthaven Maasbommel af te nemen, maar ook gehouden om deze verplichting op te leggen aan zijn rechtsopvolger(s). Door het kettingbeding is [eis.conv./verw.reconv. 1] gebonden aan de energieleverancier van Jachthaven Maasbommel. [eis.conv./verw.reconv. 1] kan geen andere energieleverancier kiezen met, bijvoorbeeld, het voor hem voordeligste abonnement of de door hem gewenste voorwaarden, terwijl hij op grond van de Elektriciteitswet en Gaswet keuzevrijheid van leverancier zou moeten hebben. Tot nu toe heeft hij van dat recht, als eigenaar van de bungalow, geen gebruik kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank dwingt het kettingbeding bungaloweigenaren om afstand te doen van de keuzevrijheid van energieleverancier, hetgeen in strijd is met de Elektriciteitswet en de Gaswet.
Vergunning
5.5.
De Gouden Kust is vanaf het begin zo ingericht dat gas, water en elektriciteit voor de bungalows worden geleverd via een zogenaamd privaat netwerk, dat (dus) niet wordt beheerd door een regionale netbeheerder. Tussen partijen is niet in geschil dat [eis.conv./verw.reconv. 1] is (en de overige bungaloweigenaren zijn) aan te merken als kleinverbruiker in de zin van de wet. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de bungalows geen eigen aansluiting op een regionaal netwerk hebben. Naar de rechtbank begrijpt zijn partijen het erover eens dat Jachthaven Maasbommel de positie inneemt van zowel de netbeheerder als de leverancier van energie aan de bungaloweigenaren. Zoals uit randnummer 5.3 volgt, is voor het leveren van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers in beginsel een vergunning verplicht. Dat er sprake is van een van de uitzonderingssituaties zoals genoemd in artikel 95a lid 2 Elektriciteitswet art. 43 lid 2 Gaswet is gesteld noch gebleken. Door het zonder vergunning leveren van elektriciteit en gas aan de bungaloweigenaren, handelt Jachthaven Maasbommel in strijd met de Elektriciteitswet en de Gaswet.
Nietigheid
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de verplichting om te allen tijde gas, water en elektriciteit voor de bungalows van Jachthaven Maasbommel af te nemen nietigheid oplevert in de zin van artikel 3:40 lid 1 BW. Zij acht hierbij het volgende redengevend. Op grond van artikel 3:40 lid 1 BW is een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, nietig. Dit betekent dat een overeenkomst of een daarin opgenomen beding nietig is als de overeenkomst dan wel dat beding verplicht tot een prestatie die in strijd komt met de goede zeden of openbare orde. Het kettingbeding verplicht tot zo’n prestatie, nu de bungaloweigenaren door dit kettingbeding gedwongen worden om energie af te nemen van een partij die niet beschikt over de benodigde vergunningen en die daarmee niet voldoet aan de ermee samenhangende consumentenbescherming, transparantie en derdentoegang. De ratio van het vergunningstelsel is juist om via een vergunning de veiligheid en stabiliteit van het netwerk te optimaliseren, de vrije leverancierskeuze door de kleinverbruikers te garanderen en de kleinverbruikers te beschermen, door eisen te stellen aan energieleveranciers wat betreft bijvoorbeeld betrouwbaarheid van levering, redelijke tarieven en voorwaarden, deugdelijke administratie, transparantie en correct georganiseerde klachtenafhandeling. De ACM kent groot gewicht toe aan de vergunningsplicht aangezien het leveren van energie zonder een vergunning bijzonder schadelijke effecten voor kleinverbruikers kan hebben. Voorts acht de rechtbank in dit kader relevant dat de beperking van de vrijheid in de keuze voor een energieleverancier niet alleen geldt in de verhouding tussen de bij die overeenkomst betrokken partijen, maar ook voor hun rechtsopvolger(s). Die beperking moet immers bij wijze van kettingbeding door de huidige eigenaar worden doorgegeven aan zijn rechtsopvolger (en die rechtsopvolger zou dat op zijn beurt ook weer moeten doen). Daardoor zullen de opvolgende kopers van de bungalow van [eis.conv./verw.reconv. 1] de eigendom daarvan niet kunnen verkrijgen, zonder bij voorbaat afstand te doen van het recht op vrije keuze van energieleverancier.
5.7.
Jachthaven Maasbommel voert als verweer aan dat de brancheorganisatie van recreatiebedrijven (Recron/Hiswa) met het ACM in overleg is over de situatie dat recreatiebedrijven in het algemeen geen vergunning hebben voor de levering van energie, maar wel energie leveren aan recreatiewoningen. Jachthaven Maasbommel wijst er in dit verband op dat een voorgestelde wijziging in het wetsvoorstel Energiewet een aparte regeling voor recreatiebedrijven bevat die de bestaande gedoogsituatie zou legitimeren. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan het feit dat Jachthaven Maasbommel op dit moment in strijd handelt met de Elektriciteitswet en de Gaswet.
5.8.
Jachthaven Maasbommel voert een aantal praktische en financiële consequenties aan van een eventuele schrapping van het kettingbeding. De bezwaren die Jachthaven Maasbommel aanvoert ter onderbouwing van haar verweer dat zij, kort samengevat, in haar belangen wordt geschaad als de afnameverplichting van energie zou worden geschrapt, zijn terug te voeren op de – naar Jachthaven Maasbommel stelt – als gevolg daarvan optredende praktische uitdagingen en het bedrijfseconomische belang dat Jachthaven Maasbommel heeft bij de continuering van de doorlevering van energie. De rechtbank realiseert zich dat schrapping van de verplichting om gas, water en elektriciteit van Jachthaven Maasbommel af te nemen mogelijk tot gevolg zal hebben dat Jachthaven Maasbommel geen rendement zal behalen op de door haar gedane investeringen. Jachthaven Maasbommel heeft echter niet onderbouwd dat zij hierdoor in haar voortbestaan zal worden bedreigd. Ook wil de rechtbank best aannemen dat het voeten in de aarde zal hebben om de feitelijke situatie te wijzigen en [eis.conv./verw.reconv. 1] in staat te stellen om zelf een energieleverancier te kiezen. Dit kan echter niet in de weg staan aan het recht van [eis.conv./verw.reconv. 1] op een vrije keuze van energieleverancier. Dit zou mogelijk anders zijn als er sprake zou zijn van een technische onmogelijkheid, maar het is de rechtbank niet gebleken dat hiervan sprake is. Ook het feit dat het draagvlak voor het gemeenschappelijk onderhoud en het gemeenschappelijk belang zou worden ondermijnd, maakt niet dat de vrije keuze van energieleverancier dient te wijken.
Ten aanzien van de vraag of de overige bungaloweigenaren geholpen zijn met de door [eis.conv./verw.reconv. 1] ingestelde vorderingen nu zij zich niet in onderhavige procedure hebben gevoegd, overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat de overige eigenaren zich niet in onderhavige procedure hebben gevoegd niet impliceert dat [eis.conv./verw.reconv. 1] zich bij de huidige situatie moet neerleggen.
5.9.
Op grond van het bovenstaande moet dan ook worden geconcludeerd dat het kettingbeding, gelet op de strekking, in strijd is met de openbare orde. Op grond van het bepaalde in artikel 3:40 lid 1 BW is het beding dan ook nietig. Jachthaven Maasbommel dient als netbeheerder te zorgen dat [eis.conv./verw.reconv. 1] vrij is een andere energieleverancier te kiezen. De daarop gerichte primaire vordering wordt dan ook toegewezen. Evenals de vordering strekkende tot doorhaling van het beding bij het Kadaster..
5.10.
Voorts zal de rechtbank Jachthaven Maasbommel bevelen om de levering van gas en elektriciteit te continueren vanaf de dag van het vonnis tot aan het moment dat [eis.conv./verw.reconv. 1] schriftelijk meedeelt geen levering meer te wensen. De houding van Jachthaven Maasbommel in deze procedure en ter zitting geeft de rechtbank aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen zoals hierna in het dictum is weergegeven.
5.11.
Jachthaven Maasbommel zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, tot op heden aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1] begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat € 1.689,00 (3 punten × € 563,00 tarief II)
- kosten deurwaarder
€ 109,65
Totaal € 2.465,65.
In reconventie
5.12.
Jachthaven Maasbommel vordert in reconventie betaling van de volgende facturen:
- factuur 190930 van 5 maart 2020 voor een restant-bedrag van € 456,17;
- factuur 200052 van 5 maart 2020 voor een restant-bedrag van € 486,08;
- factuur 210055 van 14 januari 2021 voor een restant-bedrag van € 38,11;
- factuur 210056 van 14 januari 2021 voor een restant-bedrag van € 690,00;
- factuur 211057 van 25 februari 2022 voor een restant-bedrag van € 875,66;
- factuur 211089 van 16 april 2022 voor een restant-bedrag van € 3.540,00.
In totaal betreft dit een bedrag van € 6.086,02.
5.13.
[eis.conv./verw.reconv. 1] betwist op zichzelf niet dat Jachthaven Maasbommel gas, water en elektriciteit aan hem heeft geleverd waarvoor hij moet betalen. Wel voert hij verweer tegen de hoogte van de factuurbedragen. Hiervoor heeft [eis.conv./verw.reconv. 1] verwezen naar allerlei overzichten en berekeningen die hij als producties heeft overgelegd. Ook heeft hij verschillende bedragen genoemd. [eis.conv./verw.reconv. 1] heeft echter nagelaten om specifiek per factuur een onderbouwing te geven van zijn stelling dat het door Jachthaven Maasbommel gevorderde bedrag niet juist is en/of gebaseerd is op onjuiste uitgangspunten. De stellingen van [eis.conv./verw.reconv. 1] op dit onderdeel zijn niet altijd eenvoudig te begrijpen. Overwogen wordt dat er een eerdere procedure is geweest tussen enkele bungaloweigenaren en Jachthaven Maasbommel, en dat het onderwerp van deze procedure was, kort samengevat, de wijze van berekening van de facturen ter zake de energielevering en de uitgangspunten die hierbij dienen te worden gehanteerd. Deze procedure heeft, na een deskundigenonderzoek, geresulteerd in een eindvonnis (van 31 januari 2020) waarbij de kantonrechter de uitgangspunten en wijze van berekening heeft vastgesteld. Gesteld noch gebleken is dat de door Jachthaven Maasbommel gevorderde factuurbedragen strijdig zijn met de door de kantonrechter vastgestelde uitgangspunten. De conclusie is dan ook dat [eis.conv./verw.reconv. 1] aan Jachthaven Maasbommel een bedrag van € 6.086,02 dient te voldoen.
5.14.
[eis.conv./verw.reconv. 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie, tot op heden aan de zijde van Jachthaven Maasbommel begroot op € 1.434,00 (3 punten x € 478,00 tarief I).

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart nietig het kettingbeding zoals verwoord onder punt 5 onder de titel “Bijzondere bepalingen in verband met de realisatie op het verkochte van recreatiewoningen” van de koopakte en in de akte van levering van 19 december 2003 en gelast Jachthaven Maasbommel voor eigen rekening al het nodige te doen om dit beding door te halen in het kadaster, een en ander op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 voor iedere dag dat Jachthaven Maasbommel daarmee in verzuim is nadat drie maanden verstreken zijn sinds de dag dat het vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen, met een maximum van € 10.000,00;
6.2.
beveelt Jachthaven Maasbommel om leveringen van gas en elektriciteit te continueren,vanaf de dag van het vonnis tot aan het moment dat [eis.conv./verw.reconv. 1] schriftelijk meedeelt geen levering te wensen, tegen een vergoeding gelijk aan het gemiddeld markttarief geldend voor kleinverbruikers, met aftrek van de heffingskorting en overige kortingen die in de betreffende periode door de overheid zijn of zullen worden verleend, met dien verstande dat de vastrechtvergoeding voor de meetdienst eveneens buiten beschouwing wordt gelaten, en verder zonder enige opslag, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag, met een maximum van € 25.000,00, dat Jachthaven Maasbommel met de nakoming van deze leveringsverplichting in verzuim is,
6.3.
veroordeelt Jachthaven Maasbommel in de proceskosten, tot dusver aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1] begroot op € 2.465,65;
6.4.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk - aldus dat wanneer de een heeft betaald, de ander in zoverre is bevrijd - tot betaling van een bedrag van € 6.086,02 aan Jachthaven Maasbommel;
6.6.
veroordeelt gedaagden, eveneens hoofdelijk, in de proceskosten, tot dusver aan de zijde van Jachthaven Maasbommel begroot op € 1.434,00;
6.7.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.