ECLI:NL:RBGEL:2023:5752

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
05/104380-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man uit Velp, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de exploitatie van een hennepkwekerij in Klarenbeek, waar hij een woning had gehuurd voor een ander. De verdachte had de sleutels van de woning aan deze persoon gegeven, terwijl hij wist dat er hennep gekweekt zou worden. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor medeplegen, maar dat de verdachte wel opzettelijk behulpzaam was geweest bij de hennepteelt. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen, gelijk aan het voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij feitelijk betrokken was bij deze diefstal. De benadeelde partij, een elektriciteitsbedrijf, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam van het feit waar deze vordering op was gebaseerd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoon van de verdachte, en matigde de straf vanwege de lange tijd die sinds het delict was verstreken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/104380-19
Datum uitspraak : 11 september 2023
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 498, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 498 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/ elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stroombedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stroombedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan die onbekend gebleven persoon/personen en/of aan verdachte, terwijl die onbekend gebleven persoon/ personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die onbekend gebleven persoon/personen een pand (gelegen aan de [adres 2] ) met de daarbij/daarin aanwezige stroom- en/of elektriciteitsvoorziening(en) ter beschikking te stellen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De woning aan de [adres 2] te Klarenbeek werd gehuurd door verdachte. [2]
Op 2 mei 2017 is door de eigenaar van de woning melding gemaakt bij de politie. Hij had van de buren vernomen dat de huurder weinig tot nooit bij de woning werd gezien, maar er wel regelmatig meerdere voertuigen voor korte duur bij de woning waren. Ook waren de ramen op de eerste verdieping afgeplakt, waarbij er soms licht door de kieren scheen. [3]
De politie heeft een onderzoek ingesteld op het adres [adres 2] te Klarenbeek. In de woning troffen de verbalisanten een in werking zijnde hennepkwekerij aan. Op de bovenverdieping waren twee kweekruimtes. Op de benedenverdieping waren ook twee kweekruimtes, waarvan één was afgesloten en waarin zich twee kweektenten bevonden. De afgesloten deur is geopend met een sleutel die aan een sleutelbos van medeverdachte [medeverdachte] was bevestigd. In totaal werden er 498 hennepplanten in beslag genomen. [4]
Een fraude-inspecteur heeft geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de
hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gerequireerd voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 primair tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie kan wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is onder feit 1 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich primair als pleger of medepleger schuldig heeft gemaakt aan de exploitatie van een hennepkwekerij, en subsidiair, daar medeplichtig aan is. Op grond van vaste jurisprudentie stelt de rechtbank vast dat een duidelijk onderscheid bestaat tussen medeplegen en medeplichtigheid. Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict, is het kernverwijt bij medeplichtigheid ‘het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf’.
Plegen/medeplegen
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld acht zij – met de officier van justitie en verdediging – niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Er zijn geen aanwijzingen voor een verdergaande samenwerking dan het beschikbaar stellen van de door hem gehuurde woning voor hennepteelt. Er is dus niet gebleken dat verdachte als pleger of medepleger betrokken was bij de exploitatie van de hennepkwekerij. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Medeplichtigheid
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als medeplichtigheid.
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning heeft gehuurd voor een ander, een persoon bij wie hij schulden had. Alle sleutels van de woning die hij kreeg, had hij aan die ander gegeven. Hij had een vermoeden dat er iets met hennep gedaan zou worden. Per oogst zou € 5.000,00 van de schuld van verdachte bij die persoon afgetrokken worden. [6]
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de verklaring van verdachte heeft hij het pand gehuurd zodat anderen daarin een hennepkwekerij konden exploiteren. Hij is slechts één keer in de woning geweest, bij de bezichtiging, en heeft daarna de sleutels van het pand afgegeven aan de persoon bij wie hij schulden had. Hoewel hij niet betrokken was bij de opbouw en/of teelt van de kwekerij, hield hij er wel rekening mee dat in het pand een kwekerij gevestigd zou worden en daar dus hennep geteeld zou worden. Daarmee is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij het telen van hennep en dus medeplichtig daaraan.
De rechtbank acht daarom het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 2
Vaststaat dat in de ten laste gelegde periode ten behoeve van de hennepkwekerij een grote hoeveelheid stroom buiten de meter om is afgenomen van [stroombedrijf] . Wettelijk bewijs dat verdachte – al dan niet in een nauwe en bewuste samenwerking – feitelijk betrokken is geweest bij de diefstal van de elektriciteit of daarbij behulpzaam is geweest, ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1. subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst met elkaar
, althans één van hen,opzettelijk
heeft/hebben geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer498 hennepplanten
, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/ofbij het plegen van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenverdachte op of omstreeks 6 juli 2017 te Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland
, meermalen, althanseenmaal
(telkens)opzettelijk gelegenheid en
/ofmiddelen
en/of inlichtingenheeft verschaft en
/ofopzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
eendaadse samenloop van
medeplichtig zijn aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplichtig zijn aan het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen, met aftrek van de twee dagen die hij in verzekering heeft vastgezeten, en een voorwaardelijke taakstraf van 70 uur met een proeftijd van één jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De verdachte is medeplichtig aan het kweken van 498 hennepplanten in een woning. Hij heeft die woning gehuurd voor een ander, om zijn schulden af te lossen, en heeft getolereerd dat er een hennepkwekerij in gevestigd werd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, kan zij ook gevaarlijke situaties - zoals brandgevaar - opleveren. Verdachte is daaraan voorbijgegaan. Kennelijk vond hij zijn eigen gewin van groter belang dan de gezondheid en veiligheid van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Gelet op de omstandigheid dat het feit ruim zes jaar geleden is gepleegd, ziet de rechtbank reden om de straf vergaand te matigen. Alles overwegende zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen worden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering heeft doorgebracht, zijnde twee dagen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf opleggen voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Vanwege de hoogte van de straf zal de rechtbank alleen volstaan met de constatering dat de redelijke termijn fors is overschreden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [stroombedrijf] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend wegens diefstal van stroom. De benadeelde partij vordert € 5.999,08 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van het feit waar deze vordering op ziet, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 48 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 40 uren;
 bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van één jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 verklaart de benadeelde partij [stroombedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens, voorzitter, mr. Y.H.M. Marijs en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2023.
mr. Van de Sande en mr. Benbouazza zijn
buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017198837, gesloten op 9 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2017, p. 66; het proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] ) d.d. 26 september 2017, p. 437.
3.Het proces-verbaal van aangifte op 20 juli 2017 d.d. 28 november 2017, p. 162-163.
4.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 7 juli 2017, p. 31-40.
5.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 7 juli 2017, p. 34.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 september 2017, p. 441-444.