ECLI:NL:RBGEL:2023:5716

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
AWB – 20 _ 4543
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een bestreden besluit inzake omgevingsvergunning voor het aanbrengen van menggranulaat in beschermd dorpsgezicht

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel had een vergunning verleend voor het aanbrengen van menggranulaat rondom een woning en hooischuur in een beschermd dorpsgezicht. Eiser A, samen met andere eisers, had beroep ingesteld tegen dit besluit. In een eerdere tussenuitspraak van 12 april 2023 had de rechtbank het college opgedragen om de motivering van het besluit aan te vullen, omdat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom het afweek van het negatieve advies van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). In de tweede tussenuitspraak van 16 mei 2023 werd de termijn voor het college verlengd om het gebrek te herstellen.

Het college diende op 28 juni 2023 een aanvullende motivering in, waartegen eisers schriftelijk reageerden. De rechtbank oordeelde dat het college met de aanvullende motivering toereikend had gemotiveerd waarom het afweek van het advies van de RCE. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, omdat het college het gebrek had hersteld. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat de vergunning niet past binnen de waarde van het beschermd dorpsgezicht. De rechtbank kende de eisers een vergoeding toe voor de proceskosten en het griffierecht, dat door het college moest worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/4543

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2023

in de zaak tussen

[Eiser A] uit [plaats D] ,

[eiser B]uit [plaats E] ,
[eiseres C]uit [plaats E] ,
eisers
(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel,

(gemachtigden: A. Schröder en J. van Hoorn).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[F]te [plaats E] , vergunninghouder
(gemachtigden: mr. R.G.J. Bäcker en mr. V.M.S. Verschoor).

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 12 april 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.
In de tweede tussenuitspraak van 16 mei 2023 (de verlengingsuitspraak) heeft de rechtbank de termijn die zij het college heeft gegeven om het gebrek te herstellen, verlengd tot uiterlijk 1 juli 2023.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend op 28 juni 2023.
Eisers en vergunninghouder hebben hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
De opdracht van de rechtbank
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het meer gewicht toekent aan het positieve advies van de monumentencommissie van 20 februari 2019 dan aan het negatieve advies van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) van 21 mei 2019, over het wijzigen van contouren van de terp en het aanbrengen van terreinverharding in de vorm van menggranulaat op het perceel [aan het adres G] in [plaats E] .
De aanvullende motivering van het college
3. In de aanvullende motivering heeft het college toegelicht dat hij van mening is dat het beschermd dorpsgezicht en historisch waardevol erf niet wezenlijk worden aangetast met de werkzaamheden. De beschermde situatie van de woerd wordt volgens het college door de nieuwe inrichting niet verstoord. De helling van de woerd is minimaal genivelleerd en de top en basis van de woerd bevinden zich nog op dezelfde plek. Daarbij geeft het college aan dat op basis van foto’s uit 1975 en 1999 de huidige situatie met menggranulaat aan de voorzijde van het pand overeenkomt met de situatie uit 1975 en waarschijnlijk ook met de situatie uit 1938. Het college betrekt daarbij ook dat de nieuwe situatie vanaf [Laan H] en [Laan I] minimaal zichtbaar is door de grote afstand tot de woerd en de openbare weg en doordat er een meidoorn is op de rand van de woerd. Het college stelt verder dat de terp behouden blijft en dat deze niet per sé geheel groen moet zijn, omdat dat ook niet de situatie was in 1938 en 1975. Verder blijft volgens het college een groot deel van de terp wel groen. De monumentencommissie Maasdriel-Zaltbommel (de commissie) heeft op 16 mei 2023 een aanvullend advies gegeven waarbij het college had gevraagd of de werkzaamheden en inrichting een verstoring opleveren voor het cultuurhistorisch waardevolle erf of voor het beschermd dorpsgezicht. De commissie vindt dat de werkzaamheden van het aanbrengen van menggranulaat op de terp geen verstoring oplevert van het waardevolle erf en het beschermd dorpsgezicht. Daarbij betrekt de commissie dat de ophoging van de terp passend is bij het historisch verhaal van de terp en dat de huidige verharding net evenwichtig is.
De zienswijze van eisers
4. Eisers stellen zich op het standpunt dat de aanvullende motivering niet voldoende is om het gebrek dat in de tussenuitspraak is geconstateerd te herstellen. Zij stellen dat de contour van de terp wel ingrijpend is veranderd. Over de foto’s die door het college zijn overgelegd merken eisers op dat de foto’s niet duidelijk genoeg zijn om te concluderen dat er toen ook grind aanwezig was en in welke mate. In een bijlage bij de zienswijze hebben eisers verder uiteengezet waarom de terp wel ingrijpend is gewijzigd en dat het niet van belang is of de nieuwe situatie minder zichtbaar is omdat het gaat om een beschermde situatie. Daarnaast zijn de contouren, ondergrond en het karakteristiek van de terp wel in grote mate veranderd. Ten slotte stellen eisers dan de commissie geen open nieuwe afweging heeft gemaakt, maar heeft volstaan met een oppervlakkige en door het college beïnvloede beoordeling. Het advies van de commissie kan daarom geen basis vormen voor het college om af te wijken van het duidelijke en gemotiveerde advies van de RCE.
Het oordeel van de rechtbank
5. In deze zaak heeft het college tegenstrijdige adviezen ontvangen van deskundigen.
Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen, volgt uit de rechtspraak van de Afdeling dat het college mag afwijken van het advies van een door hem geraadpleegde deskundige als het dit advies of onderdelen ervan onjuist acht. Een afwijking dient echter deugdelijk gemotiveerd te worden. [2]
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval alsnog toereikend heeft gemotiveerd waarom het afwijkt van het advies van de RCE. Het college heeft het advies van de RCE en van de commissie tegen elkaar afgewogen en daarbij betrokken dat hij de ruimtelijke kwaliteit wil behouden maar ook aan de vergunninghouder het wenselijk gebruik wil faciliteren. Het college heeft daarbij mogen betrekken dat de vrije ligging en de contour van de terp grotendeels hetzelfde is gebleven. Zoals de commissie overweegt in haar laatste advies wijzigen de contouren van een terp in het algemeen door de jaren heen en het is niet gebleken dat het in dit geval anders is. Hoewel uit de overgelegde foto’s door het college uit 1938 en 1975 niet is af te leiden welk materiaal is gebruikt voor verharding, blijkt wel dat er sprake is geweest van enige verharding rondom de hoeve. Daaruit heeft het college terecht geconcludeerd dat er niet altijd sprake is geweest van een volledig groen begroeide terp. Het college heeft in de aanvullende motivering duidelijk uiteen gezet waarom hij afwijkt van het advies van de RCE om rondom de boerderij maximaal 120 cm aan menggranulaat toe te staan. Over de keuze om de omgevingsvergunning toe te staan kan verschillend worden gedacht, maar het gaat erom dat het college de beslissing goed motiveert. De rechtbank acht de door het college gegeven motivering niet onredelijk.
5.2.
Het college heeft ten slotte in zijn afweging mogen betrekken dat de commissie op 16 mei 2023 positief heeft geadviseerd over het aanbrengen van menggranulaat, omdat het geen verstoring oplevert van het waardevolle erf en evenmin van het beschermd dorpsgezicht. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te oordelen dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat de monumentencommissie er voorafgaand aan de advisering van op de hoogte was dat het college het besluit in stand wilde laten en dat de commissie er ook voor had kunnen kiezen om een geheel nieuw advies uit te brengen, heeft niet tot gevolg dat het gegeven advies onzorgvuldig of onjuist is. Ook de omstandigheid dat in het verslag van de vergadering de opmerkingen van eisers niet zijn vermeld en dat het verslag eerst op 6 juni 2023 aan eisers is gestuurd, maakt niet dat de inhoud van het advies onjuist is.
Conclusie
6. De rechtbank concludeert dat eisers met het college en de vergunninghouder van mening blijven verschillen over de vraag of de omgevingsvergunning voor het aanbrengen van menggranulaat met een toplaag van grind om de woning en hooischuur, past binnen de waarde ‘beschermd dorpsgezicht’. Er is echter geen grond voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten om de gevraagde vergunning te verlenen. Het college heeft met de aanvullende motivering alsnog toereikend gemotiveerd waarom het afwijkt van het advies van de RCE en waarom het van mening is dat de waarde ‘beschermd dorpsgezicht’ zich niet verzet tegen verlening van de vergunning.
7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Gerwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 19 oktober 2023
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704, en 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3393.