5.3.Het college heeft ten slotte in zijn afweging mogen betrekken dat de monumentencommissie op 16 mei 2023 positief heeft geadviseerd over de aanleg van de tijdelijke parkeerplaats, omdat deze lager ligt dan de oprijlaan en de top van de parkeerplaats groen is. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te oordelen dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat de monumentencommissie er voorafgaand aan de advisering van op de hoogte was dat het college het besluit in stand wilde laten en dat de commissie er ook voor had kunnen kiezen om een geheel nieuw advies uit te brengen, heeft niet tot gevolg dat het gegeven advies onzorgvuldig of onjuist is. Ook de omstandigheid dat in het verslag van de vergadering de opmerkingen van eisers niet zijn vermeld en dat het verslag eerst op 6 juni 2023 aan eisers is gestuurd, maakt niet dat de inhoud van het advies onjuist is.
Conclusie
6. De rechtbank concludeert dat eisers met het college en de vergunninghouder van mening blijven verschillen over de vraag of de vergunde, tijdelijke parkeerplaats past binnen de waarde ‘beschermd dorpsgezicht’. Er is echter geen grond voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten om de gevraagde vergunning te verlenen. Het college heeft met de aanvullende motivering alsnog toereikend gemotiveerd waarom het afwijkt van het advies van de RCE en de beleidsmedewerker en waarom het van mening is dat de waarde ‘beschermd dorpsgezicht’ zich niet verzet tegen de verlening van de vergunning.
7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 3 december 2020 voor zover daarin het bezwaar van eisers ongegrond is verklaard. Omdat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50.