ECLI:NL:RBGEL:2023:570

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/05/389893 / HZ ZA 21-234
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake afrekening tussen erfgenamen over verkoop geërfde woning en verrekeningsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 januari 2023 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure over de afrekening tussen erfgenamen naar aanleiding van de verkoop van een geërfde woning. De zaak betreft een geschil over de toepassing van een verrekeningsclausule die in oude akten is opgenomen. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 2 november 2022 overwogen dat de waarde van de grond van de boomgaard niet buiten beschouwing kan worden gelaten bij de afrekening. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de gevolgen van getuigenverklaringen die betrekking hebben op de roerende zaken die bij de verkoop zijn betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de koopsom van € 375.000,00 een bedrag van € 20.000,00 voor roerende zaken is opgenomen, en dat dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de verkoopprijs bij de toepassing van de meerwaardeclausule. De rechtbank heeft de vordering in conventie toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 203.239,80 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op € 11.733,83, en de gedaagde partij is ook veroordeeld in de proceskosten van de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/389893 / HZ ZA 21-234
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv.1]

te [plaats] ,
2.
[eis.conv./verw.reconv.2]
te [plaats] ,
3.
[eis.conv./verw.reconv.3]
te [plaats] ,
4.
[eis.conv./verw.reconv.4]
te [plaats] ,
5.
[eis.conv./verw.reconv.5]
te [plaats] ,
6.
[eis.conv./verw.reconv.6 ]
te [plaats] ,
7.
[eis.conv./verw.reconv.7 ]
te [plaats] ,
8.
[eis.conv./verw.reconv.8]
te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eis.conv./gedn.reconv.] (en waar nodig afzonderlijk: [eis.conv./verw.reconv.1] , [eis.conv./verw.reconv.2] , [eis.conv./verw.reconv.3] , [eis.conv./verw.reconv.4] , [eis.conv./verw.reconv.5] , [eis.conv./verw.reconv.6 ] , [eis.conv./verw.reconv.7 ] en [eis.conv./verw.reconv.8] ),
advocaat: mr. R.M.H.H. Tuinstra te Maastricht-Airport, gemeente Beek,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.]
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged.conv./eis.reconv.] ,
advocaat: mr. R.H.P. van de Venne te Zutphen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2022 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte uitlating na tussenvonnis met producties (q, r en s) van [ged.conv./eis.reconv.] van 16 november 2022
- de antwoordakte uitlating na tussenvonnis, tevens vermindering van eis van [eis.conv./gedn.reconv.] van 30 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie

2.1.
In het tussenvonnis (onder 2.4) heeft de rechtbank overwogen dat geen grond bestaat om de waarde van de grond van de boomgaard bij de toepassing van de meerwaardeclausule buiten beschouwing te laten. Verder heeft de rechtbank naar aanleiding van de (tegen)bewijslevering door [ged.conv./eis.reconv.] overwogen (tussenvonnis 2.12) dat alle vier de getuigen hebben verklaard dat in de koopsom van € 375.000,00 een bedrag van € 20.000,00 voor de roerende zaken is opgenomen en (tussenvonnis 2.13) dat de vraag is wat daarvan de gevolgen zijn voor de bewijsopdracht, nu uit de getuigenverklaringen ook blijkt dat [betrokkene 1] geen eigenaar was van de roerende zaken. De rechtbank heeft de vraag opgeworpen (tussenvonnis 2.14) hoe over die roerende zaken dan is afgerekend en welke gevolgen dat heeft voor de berekening conform de meerwaardeclausule. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich hierover bij akte uit te laten. Daarnaast heeft de rechtbank partijen verzocht om bij die gelegenheid ook een nieuwe totaalafrekening van de afwikkeling/uitvoering van de meerwaardeclausule in het geding te brengen met inachtneming van de overige uitgangspunten die de rechtbank daartoe al heeft geformuleerd (tussenvonnis 2.15).
2.2.
Partijen hebben daarop allebei een akte genomen.
De bewijsopdracht en de afrekening over de roerende zaken
2.3.
[ged.conv./eis.reconv.] betoogt in haar akte dat zij het bedrag van € 20.000,00 voor de roerende zaken heeft ontvangen. Zij verwijst daarbij in de eerste plaats naar de kladberekening die de makelaar van [betrokkene 1] heeft gemaakt van het door [ged.conv./eis.reconv.] te ontvangen bedrag (productie l van [ged.conv./eis.reconv.] ). In diens optelling is onder meer een bedrag van € 20.000,00 opgenomen met als omschrijving “roerende zaken”. [ged.conv./eis.reconv.] wijst erop dat dit door haar te ontvangen bedrag – dus inclusief het bedrag van € 20.000,00 voor de roerende zaken – is opgenomen in de afrekening die zij ontving van de notaris (productie o van [ged.conv./eis.reconv.] ). Het bedrag verminderd met de kosten van de makelaar heeft [ged.conv./eis.reconv.] naar eigen zeggen ontvangen van de notaris. De rest van de verkoopprijs, vermeerderd respectievelijk verminderd met wat kleine bedragen in verband met te verrekenen eigenaarslasten en kosten (productie q van [ged.conv./eis.reconv.] : nota notaris 24 april 2020) heeft de notaris op 6 mei 2020 op de bankrekening van [betrokkene 1] betaald (productie r: bankafschrift [betrokkene 1] ), aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
2.4.
[ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat zij is geslaagd in het tegenbewijs dat wat in de notariële akte van 1 mei 2020 is opgenomen met betrekking tot de waarde van de meeverkochte roerende zaken geen juiste weergave is van wat partijen hebben beoogd overeen te komen. De vaststelling dat [betrokkene 1] geen eigenaar is van de roerende zaken doet hieraan volgens [ged.conv./eis.reconv.] niet af. Zij betoogt dat uit het door haar geleverde tegenbewijs en de overige bewijsmiddelen (de bovengenoemde producties alsmede haar productie k, de koopovereenkomst met de handgeschreven opmerking over de waardering van de roerende zaken op € 20.000,00) blijkt dat in het bedrag dat zij ontving bij de verkoop van de woning een bedrag van € 20.000,00 is begrepen voor de verkoop van haar roerende zaken. De meerwaardeclausule geldt niet voor roerende zaken, dus moet de door [eis.conv./gedn.reconv.] gestelde verkoopopbrengst met € 20.000,00 worden verminderd, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
2.5.
[eis.conv./gedn.reconv.] betoogt dat uitsluitend moet worden uitgegaan van de uit de notariële akte blijkende verkoopprijzen 2018 respectievelijk 2020 en dat helemaal geen rekening moet worden gehouden met het feit dat kennelijk in de laatste koopprijs – anders dan uit de overeenkomst/akte bleek – impliciet een bedrag zou zijn verdisconteerd voor de koop/levering van enkele roerende zaken die niet van [betrokkene 1] waren, maar eigendom van [ged.conv./eis.reconv.] waren gebleven. Subsidiair voert [eis.conv./gedn.reconv.] aan dat, mocht toch een correctie voor de roerende zaken moeten plaatsvinden, dan maximaal met een bedrag van € 10.000,00 rekening moet worden gehouden. Zelfs dat bedrag ligt volgens [eis.conv./gedn.reconv.] al ver boven de reële waarde van de genoemde spullen. Subsidiair vermindert [eis.conv./gedn.reconv.] daarom zijn eis, in die zin dat dan in de totaalafrekening van de afwikkeling van de meerwaardeclausule voornoemd bedrag van € 10.000,00 in verband met de roerende zaken in mindering wordt gebracht op de verwervingswaarde.
2.6.
De rechtbank herhaalt dat alle vier de getuigen hebben verklaard dat in de koopsom van € 375.000,00 een bedrag van € 20.000,00 voor de roerende zaken is opgenomen. Uit de verklaringen van de getuigen Stokkers en Bijker blijkt, kort gezegd, dat dit in de koopovereenkomst bewust niet zo is opgenomen met het oog op de verkrijging van financiering door Oudshoorn en Stokkers van het gehele bedrag van de koopsom. Uit de getuigenverklaringen blijkt zoals gezegd ook dat [betrokkene 1] geen eigenaar was van de roerende zaken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [ged.conv./eis.reconv.] op de hierboven onder 2.3 weergegeven wijze en aan de hand van de daar genoemde producties echter voldoende onderbouwd dat het bedrag van € 20.000,00 voor de roerende zaken door haar – en niet door [betrokkene 1] – is ontvangen. Gezien het voorgaande is [ged.conv./eis.reconv.] geslaagd in het tegenbewijs dat wat in de notariële akte van 1 mei 2020 is opgenomen met betrekking tot de waarde van de meeverkochte roerende zaken geen juiste weergave is van wat partijen hebben beoogd overeen te komen. Ook staat gezien het voorgaande vast dat [ged.conv./eis.reconv.] over de roerende zaken daadwerkelijk met [betrokkene 1] heeft afgerekend tot een bedrag van € 20.000,00.
De totaalafrekening conform de meerwaardeclausule
2.7.
Omdat de meerwaardeclausule geen betrekking heeft op roerende zaken, maar alleen op de in die clausule omschreven onroerende zaken, doet de constructie met betrekking tot de betaling voor de roerende zaken – anders dan [eis.conv./gedn.reconv.] betoogt – wel ter zake voor de afrekening conform de meerwaardeclausule. In die afrekening moet het bedrag van € 20.000,00 in verband met de roerende zaken in mindering worden gebracht op de koopsom van € 375.000,00 van de woning. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van een koopprijs van € 355.000,00.
2.8.
De rechtbank verwerpt het subsidiaire standpunt van [eis.conv./gedn.reconv.] dat het bedrag van € 20.000,00 voor de roerende zaken te hoog is omdat de spullen zoveel niet waard zijn. In dit stadium van de procedure is het te laat om dit nog aan te voeren. Bovendien heeft [eis.conv./gedn.reconv.] zijn standpunt over de waarde van de roerende zaken op geen enkele wijze onderbouwd.
2.9.
[ged.conv./eis.reconv.] voert nog aan dat de in aanmerking te nemen verkoopopbrengst moet worden verminderd met door haar aan de notaris betaalde kosten ter hoogte van € 153,18. Daarmee komt [ged.conv./eis.reconv.] echter ook te laat. Bovendien moeten deze notariskosten in de relatie tussen [ged.conv./eis.reconv.] en [eis.conv./gedn.reconv.] voor rekening van [ged.conv./eis.reconv.] blijven.
2.10.
[ged.conv./eis.reconv.] voert verder aan dat in het door haar ontvangen bedrag rekening is gehouden met de door [betrokkene 1] bedongen beloning van € 30.000,00. In het tussenvonnis van 4 mei 2022 (onder 5.15) heeft de rechtbank overwogen dat niet is komen vast te staan dat [ged.conv./eis.reconv.] daadwerkelijk € 30.000,00 aan [betrokkene 1] heeft betaald, zodat met dit bedrag bij de afrekening tussen partijen geen rekening hoeft te worden gehouden. In hetgeen [ged.conv./eis.reconv.] nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om daarover anders te denken. De rechtbank blijft dan ook bij hetgeen zij op dit punt eerder heeft vastgesteld en overwogen.
2.11.
In het tussenvonnis van 2 november 2022 (onder 2.4) heeft de rechtbank overwogen dat de waarde van de boomgaard niet in mindering strekt op de verkoopopbrengst door de doorverkoop van de woning door [betrokkene 1] . [ged.conv./eis.reconv.] voert in haar akte aan dat dit oordeel niet in stand kan blijven. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] heeft de rechtbank haar oordeel gebaseerd op stellingen van [eis.conv./gedn.reconv.] in diens antwoordakte van 15 juni 2022, die de instructie van de rechtbank in het tussenvonnis van 4 mei 2022 te buiten gingen, terwijl de rechtbank [ged.conv./eis.reconv.] niet in de gelegenheid heeft gesteld op die stellingen te reageren. [ged.conv./eis.reconv.] meent dat de rechtbank hierdoor het procesrechtelijke beginsel van hoor en wederhoor heeft veronachtzaamd. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] wijkt het oordeel van de rechtbank onder 2.4 in het tussenvonnis van 2 november 2022 af van haar eerdere oordeel dat “
[eis.conv./verw.reconv.5] , [eis.conv./verw.reconv.7 ] en [eis.conv./verw.reconv.8] er op zichzelf wel mee hebben ingestemd dat de boomgaard niet langer onder de meerwaardeclausule valt” (onder 5.11 in het tussenvonnis van 4 mei 2022) en is zij – [ged.conv./eis.reconv.] – daardoor in haar belang geschaad.
2.12.
Naar het oordeel van de rechtbank wijkt haar oordeel onder 2.4 in het tussenvonnis van 2 november 2022 niet af van dat onder 5.11 in het tussenvonnis van 4 mei 2022, maar bouwt het daarop voort. In laatstgenoemde overweging 5.11 heeft de rechtbank namelijk ook al overwogen dat [eis.conv./verw.reconv.5] , [eis.conv./verw.reconv.7 ] en [eis.conv./verw.reconv.8] aan de weduwe van [betrokkene 2] hebben voorgesteld om een commissie van taxateurs samen te stellen voor de waardebepaling van de grond, maar dat aan dat voorstel geen uitvoering is gegeven. Nu op zichzelf tussen partijen niet in geschil is dat de moeder van [ged.conv./eis.reconv.] de wens had om op de grond van de boomgaard een woning te bouwen en daar te gaan wonen, dat dat plan uiteindelijk niet is doorgegaan en dat ook geen opvolging is gegeven aan het voorstel om voor de boomgaard een afzonderlijke regeling te treffen, is de rechtbank vervolgens onder 2.4 in het tussenvonnis van 2 november 2022 tot het oordeel gekomen dat geen grond bestaat om de waarde van de grond van de boomgaard bij de toepassing van de meerwaardeclausule buiten beschouwing te laten. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is geen sprake. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft immers – zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 4 mei 2022 onder 5.11 heeft vermeld – al ter zitting betwist dat is afgesproken dat bij de toepassing van de meerwaardeclausule de waarde van de grond van de boomgaard buiten beschouwing moest blijven. Toen [eis.conv./gedn.reconv.] dit in zijn antwoordakte uitlating van 15 juni 2022 (weer) aanvoerde, was dit dus geen nieuw standpunt van [eis.conv./gedn.reconv.] waarop de rechtbank [ged.conv./eis.reconv.] had moeten laten reageren. [ged.conv./eis.reconv.] had bovendien tot drie keer toe de gelegenheid kunnen aangrijpen om hierop te reageren, namelijk bij eventuele nadere akte na de akte uitlating van 18 mei 2022, bij de conclusie na enquête en bij de laatste akte uitlating van 16 november 2022. Deze gelegenheden heeft zij voorbij laten gaan, hetgeen voor haar rekening moet blijven. Gezien het voorgaande blijft de rechtbank bij haar oordeel dat de waarde van de boomgaard niet in mindering strekt op de verkoopopbrengst.
2.13.
Al het voorgaande leidt tot de volgende afwikkeling/uitvoering van de meerwaardeclausule:
de in aanmerking te nemen waarde/verkoopopbrengst van de woning: de verkoopprijs van € 150.000,00 vermeerderd met 85% van de meerprijs van (€ 355.000,00 minus € 150.000,00 oftewel) € 205.000,00, oftewel € 150.000,00 + € 174.250,00 =
€ 324.250,00;
het basisbedrag in de meerwaardeclausule na aanpassing in de akte van 1961, na indexatie in 2020:
€ 19.390,30;
de meerwaarde (a minus b, oftewel € 324.250,00 minus € 19.390,30):
€ 304.859,70;
af te rekenen volgens de meerwaardeclausule: twee derde van de meerwaarde, oftewel
€ 203.239,80in totaal;
dus voor de broers [eis.conv./verw.reconv.5] /diens nakomelingen en [betrokkene 3] /diens nakomelingen ieder
€ 101.619,90;
te verdelen over [eis.conv./gedn.reconv.] als volgt:
  • [eis.conv./verw.reconv.1] en [eis.conv./verw.reconv.2] ieder
  • [eis.conv./verw.reconv.6 ] , [eis.conv./verw.reconv.5] , [eis.conv./verw.reconv.4] en [eis.conv./verw.reconv.3] ieder
  • [eis.conv./verw.reconv.7 ] en [eis.conv./verw.reconv.8] ieder
De vordering in conventie onder 1 zal in deze zin worden toegewezen.
2.14.
De in conventie onder 1 gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als vermeld onder de beslissing.
2.15.
De vordering in conventie onder 2 strekt tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Deze vordering zal worden afgewezen. Uit de door [eis.conv./gedn.reconv.] – door middel van gespecificeerde facturen van zijn advocaat – gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eis.conv./gedn.reconv.] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Slotoverwegingen
2.16.
[ged.conv./eis.reconv.] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,83
- griffierecht
1.666,00
- salaris advocaat
9.964,00
(4,00 punten × € 2.491,00)
Totaal
11.733,83
2.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De verdere beoordeling in reconventie

3.1.
In het tussenvonnis van 4 mei 2022 (onder 5.4) heeft de rechtbank overwogen dat voor toewijzing van de vorderingen in reconventie geen grond bestaat. In dit eindvonnis zal de rechtbank de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] dan ook afwijzen.
3.2.
[ged.conv./eis.reconv.] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] vastgesteld op € 3.113,75 wegens salaris advocaat (2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 2.491,00).

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] om aan [eis.conv./gedn.reconv.] te betalen een bedrag van € 203.239,80 (tweehonderddrieduizend tweehonderdnegenendertig euro en tachtig cent), als volgt:
  • aan [eis.conv./verw.reconv.1] en [eis.conv./verw.reconv.2] ieder € 33.873,30;
  • aan [eis.conv./verw.reconv.6 ] , [eis.conv./verw.reconv.5] , [eis.conv./verw.reconv.4] en [eis.conv./verw.reconv.3] ieder € 8.468,33;
  • aan [eis.conv./verw.reconv.7 ] en [eis.conv./verw.reconv.8] ieder € 50.809,95;
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de toegewezen deelbedragen met ingang van 24 januari 2021 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] tot dit vonnis vastgesteld op € 11.733,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, - te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [ged.conv./eis.reconv.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] af,
4.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.113,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
JE/DB