ECLI:NL:RBGEL:2023:5682

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/419680
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over recht van gebruik van bijgebouwen tussen moeder en dochter met betrekking tot eigendomsrechten en gebruiksrechten

In deze zaak, die op 17 oktober 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiseres, de dochter van gedaagde, een kort geding aangespannen met betrekking tot het recht van gebruik van bijgebouwen die zij van haar moeder heeft gekocht. De eiseres vordert dat gedaagde, haar moeder, het gebruik van deze bijgebouwen aan derden, waaronder de ex-echtgenoot van gedaagde, verbiedt. De rechtbank oordeelt dat het recht van gebruik van de bijgebouwen niet is geëindigd, omdat niet is aangetoond dat gedaagde dit recht niet feitelijk heeft gebruikt. De voorzieningenrechter verbiedt gedaagde echter wel om derden gebruik te laten maken van de bijgebouwen, en legt een dwangsom op voor elke dag dat zij hier niet aan voldoet. De vorderingen van eiseres om het recht van gebruik als niet bestaand te verklaren, worden afgewezen, evenals de vorderingen die betrekking hebben op de nutsvoorzieningen en de winstdelingsclausule. De rechter benadrukt dat de verstoorde verhouding tussen eiseres en gedaagde, evenals de betrokkenheid van de ex-echtgenoot van gedaagde, een spoedeisend belang voor eiseres met zich meebrengt. De rechter compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/419680 / KZ ZA 23-83
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A. Stoel te Dronten,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C. Cenik te Zutphen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de producties A t/m S
- de aanvullende producties bij de dagvaarding T en U
- de conclusie van antwoord met de producties 1 t/m 32
- de mondelinge behandeling van 5 juni 2023
- de producties V t/m Ab aan de zijde van [eiseres]
- de productie 33 aan de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 26 september 2023

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de dochter van [gedaagde] . Vader van [eiseres] en ex-echtgenoot van [gedaagde] is de heer [vader van eiseres] (hierna: [vader van eiseres] ). [eiseres] heeft een minderjarige dochter, [dochter eiseres] , gezamenlijk met haar ex-partner [ex-partner van eiseres] (hierna: [ex-partner van eiseres] ).
2.2.
In 2014 heeft [eiseres] de woning met bijgebouwen gelegen aan de [adres 2] van [gedaagde] gekocht. De woning is geleverd op 18 december 2014. In de akte van levering is het recht van gebruik gevestigd voor [gedaagde] op een drietal bijgebouwen (hierna apart te noemen: de saloon, het kantoor en de schuur).
2.3.
In de leveringsakte is met betrekking tot het recht van gebruik, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen;

4. Het Recht wordt gevestigd ten behoeve van de Gebruiker[voorzieningenrechter: [gedaagde] ].
Gebruiker is niet bevoegd het recht te vervreemden, te bezwaren (waaronder begrepen het vestigen van erfdienstbaarheden), te verpachten, te verhuren, in bruikleen of uit andere hoofde aan een derde af te staan.
5. Het Recht gaat in op de datum van juridische levering en eindigt:
a. indien en zodra de Gebruiker het de bijgebouwen niet meer feitelijk in gebruik heeft;
b. indien en zodra Gebruiker, door welke oorzaak dan ook, blijvend niet in staat is het Recht uit te oefenen, in staat van faillissement wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt, onder curatele wordt gesteld in ernstige mate tekortschiet in zijn zorg voor de bijgebouwen of zijn bevoegdheid tot gebruik van het Verkochte aanmerkelijk te buiten gaat;
c. bij overlijden van de Gebruiker;
(…)
8. De Gebruiker mag als goed gebruiker de bijgebouwen gebruiken gedurende de duur van het recht op dezelfde wijze als thans geschiedt, inclusief het parkeren van voertuigen bij de bijgebouwen. De Gebruiker dient – voor zijn rekening – als een goed beheerder/gebruiker voor bewaring, behoud en onderhoud van de bijgebouwen te zorgen.
9. De gebruiker is verplicht de gewone lasten en herstellingen voor zijn rekening te nemen en te verrichten.
2.4.
Verder is in de leveringsakte een voorkeursrecht tot koop en een winstverdelingsclausule, beiden (primair) ten behoeve van [gedaagde] , opgenomen.
2.5.
De woningen aan de [adres 1] en [adres 3] zijn in eigendom gebleven van [gedaagde] . Op dit moment is de woning op nummer [adres 1] verhuurd aan [huurder adres 1] (hierna: [huurder adres 1] ) en de woning op nummer [adres 3] aan [vader van eiseres] .
2.6.
Op 17 januari 2023 heeft er een geweldsincident plaatsgevonden op het erf van [adres 4] waarbij [eiseres] , [huurder adres 1] , diens partner en twee voor hen onbekende mannen betrokken waren. Hierbij is in ieder geval [huurder adres 1] mishandeld. [dochter eiseres] en een dochter van [huurder adres 1] waren getuigen van het geweldsincident. De twee mannen zijn bekenden van [vader van eiseres] en waren volgens [vader van eiseres] op het erf als potentiële huurders. Na het geweldsincident verbleven (het gezin van) [huurder adres 1] en [eiseres] met [dochter eiseres] voor de periode van ongeveer een maand elders.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 8 maart 2023 in een procedure tussen [eiseres] en [vader van eiseres] is -samengevat- door de voorzieningenrechter beslist dat [vader van eiseres] de onroerende zaken aan de [adres 2] dient te verlaten, dient te ontdoen van zijn eigendommen en dat [vader van eiseres] deze zaken niet meer mag betreden bewonen of gebruiken. Een vordering van [eiseres] om een locatieverbod voor [vader van eiseres] is afgewezen.
2.8.
Op 18 april 2023 heeft wederom een geweldsincident plaatsgevonden waarbij [eiseres] , [vader van eiseres] en [huurder adres 1] betrokken waren.
2.9.
Naar aanleiding van de geweldsincidenten is Veilig Thuis en de Raad voor de kinderbescherming ingeschakeld. In een e-mail van 23 mei 2023 aan [ex-partner van eiseres] zegt de Raad voor de kinderbescherming onder andere het volgende: ‘
Als Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) maken wij ons zorgen over de conflicten die de volwassen om [dochter eiseres] heen hebben en het effect dat dit heeft op haar. Het CJG is van mening dat zij onvoldoende in staat zijn om de belangen van [dochter eiseres] boven de belangen van al deze volwassenen uit te tillen. De RvdK zal daarom onderzoek doen naar de opvoedsituatie van [dochter eiseres] en wat [dochter eiseres] nodig heeft om zich weer adequaat te kunnen ontwikkelen. De vraag hierbij is of hierbij een gedwongen kader helpend zou zijn om de nodige hulpverlening te kunnen warborgen. Dit onderzoek zal door een collega van mij op worden gepakt, wat helaas enige tijd op zich kan laten wachten. Met het CJG zullen er korte lijnen zijn indien de veiligheid van [dochter eiseres] in het geding is en hier mee de RvdK een start van het onderzoek anders zou moeten prioriteren.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert -samengevat- dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren:
I [gedaagde] beveelt de heer [vader van eiseres] noch enig andere derde gebruik te laten maken van haar beweerdelijk recht van gebruik per heden dan wel per de dag van de mondelinge behandeling in deze zaak dan wel per datum van het vonnis dan wel per datum als de voorzieningenrechter vermeent te moeten bepalen, op straffe van een dwangsom;
II vaststelt dan wel bepaalt dat het recht van gebruik van [gedaagde] primair nimmer heeft bestaan, subsidiair is geëindigd, meer subsidiair eindigt op een door de rechtbank te bepalen datum;
III [gedaagde] verbiedt gebruik te maken van de bijgebouwen, kantine en schuren die vielen onder het recht van gebruik op straffe van een dwangsom voor iedere keer dat [gedaagde] daarvan gebruik maakt;
IV-1 [gedaagde] veroordeelt tot afgifte aan [eiseres] van de sleutels van de bijgebouwen, kantine en schuren per omgaande;
IV-2 [eiseres] ontheft van de verplichting het gekochte ( [adres 2] ) eerst aan [gedaagde] te koop aan te bieden, dan wel [eiseres] ontheft van het verbeuren van een direct opvorderbare boete indien [eiseres] overgaat tot verkoop zonder de voorkeursgerechtigde de gelegenheid te hebben gegeven van haar voorkeursrecht gebruik te maken of haar medewerking tot overdracht niet verleent nadat door de voorkeursgerechtigde is verklaard dat zij van haar voorkeursrecht gebruik wenst te maken en [gedaagde] het recht te ontzeggen van [eiseres] vergoeding te eisen van de eventueel door voorkeursgerechtigde geleden meerdere schade;
V [eiseres] ontheft van de mogelijke verplichtingen jegens [gedaagde] uit de winstdelingsclausule als opgenomen in de akte van levering dan wel te bepalen dat die mogelijke verplichting tot winstdeling voor [eiseres] niet geldt;
VI [gedaagde] verbiedt [eiseres] af te sluiten van enige nutsvoorziening (gas, electra en/of water) als volgens de huidige tussen partijen geldende situatie op straffe van een dwangsom;
VII [gedaagde] beveelt [eiseres] vrijelijk en ongehinderd toegang te verlenen tot de bijgebouwen, kantine en schuren, op straffe van een dwangsom;
VIII [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] heeft twee vorderingen IV genummerd. Ter verduidelijking van de overwegingen en beslissing zijn deze vorderingen door de voorzieningenrechter in afwijking van de dagvaarding hernummerd naar IV-1 en IV-2.
3.3.
[eiseres] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft nooit feitelijk gebruik gemaakt van het recht van gebruik. Het recht van gebruik is daarom niet ontstaan maar is in ieder geval komen te vervallen. Het is [gedaagde] niet toegestaan om derden gebruik te laten maken van de bijgebouwen. [vader van eiseres] heeft geen recht op gebruik van de bijgebouwen. Door dit wel toe te staan handelt [gedaagde] onrechtmatig dan wel is er sprake van wanprestatie. Ook na het vonnis van 8 maart 2023 heeft [gedaagde] [vader van eiseres] nog gebruik laten maken van de bijgebouwen. [gedaagde] heeft verder de bijgebouwen niet onderhouden, dit blijkt onder andere uit de verzoeken die zij aan [eiseres] stuurt om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. [eiseres] betaalt, volgens afspraak tussen partijen sinds verkoop van de woning, maandelijks voor het gebruik van de gas, water en licht aansluitingen. [gedaagde] mag de aansluitingen daarom niet afsluiten.
3.4.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.5.
[gedaagde] voert het volgende aan. Er is feitelijk sprake van een verzoek om een verklaring voor recht waarbij [eiseres] zeer ingrijpende maatregelen vordert. Dit gaat het bestek van kort geding te buiten. [vader van eiseres] maakt sinds het vonnis van 8 maart 2023 geen gebruik meer van de bijgebouwen. [gedaagde] heeft wel degelijk altijd feitelijk gebruik gemaakt van het recht van gebruik. Dit blijkt ook uit de tekst van artikel 8 van de leveringsakte waarin is opgenomen dat het gebruik voortgezet mag worden zoals
thans geschiedt. De saloon is altijd gebruikt voor diverse feesten. Op een gegeven moment is dit niet meer toegestaan door de gemeente, maar persoonlijke familiefeesten mochten nog wel en dat is ook nog gebeurd. Daarna c.q. verder zijn de bijgebouwen gebruikt als opslag door [gedaagde] . Het was verder de partijbedoeling dat ook [vader van eiseres] een recht van gebruik kreeg. [vader van eiseres] maakte al voor de levering gebruik van de bijgebouwen, daar slaat artikel 8(zie punt 2.3) van de leveringsakte onder andere op, maar dit is ook zo door partijen mondeling afgesproken. Diverse getuigen kunnen verklaren dat [vader van eiseres] altijd gebruik heeft gemaakt van de bijgebouwen. [eiseres] heeft hiertegen ook nimmer bezwaar gemaakt, tot er een conflict ontstond met [huurder adres 1] . Bovendien valt [vader van eiseres] onder het gezin van [gedaagde] dus is [gedaagde] ook op die grond gerechtigd om het [vader van eiseres] toe te staan (voor een klein deel) zijn spullen op te slaan. [gedaagde] heeft nooit het gas, water en electra afgesloten. [eiseres] dient zelf voor een aansluiting te zorgen, maar [gedaagde] heeft aangegeven dat zij een procedure start indien [eiseres] geen gehoor geeft aan haar sommatie om een eigen aansluiting te verzorgen. De stroom valt inderdaad af en toe uit maar dat komt omdat de aansluiting te zwaar belast wordt als alle huishoudens van [adres 1] / [adres 2] / [adres 3] tegelijk van de aansluiting gebruik maken. [vader van eiseres] of [gedaagde] zetten de stroom niet uit. Het verzoek om herstelwerkzaamheden van de bijgebouwen door [gedaagde] ziet op herstellingen waarvoor [eiseres] een verzekeringsuitkering heeft gekregen. Dit betekent niet dat [gedaagde] haar verplichtingen niet nakomt.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering, de gestelde inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres] . Op de vraag of deze stelling juist is wordt bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil nader ingegaan. Bovendien is de voorzieningenrechter met [eiseres] van oordeel dat de voortdurend ernstig verstoorde verhouding tussen enerzijds [eiseres] en anderzijds [gedaagde] en [vader van eiseres] meebrengt dat er op korte termijn duidelijkheid dient te komen. Hoewel de geweldsincidenten niet in de bijgebouwen hebben plaatsgevonden is dit geschil wel één van de punten die partijen verdeeld houdt en waardoor de gemoederen op blijven lopen.
gebruik door [vader van eiseres]
4.3.
In navolging op het vonnis van de kort geding rechter van 8 maart 2023 is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [vader van eiseres] een recht van gebruik heeft. De voorzieningenrechter herhaalt hetgeen is overwogen in dit vonnis in punt 4.2. t/m 4.6. en maakt deze overwegingen haar eigen.
4.2.
Gedaagde[voorzieningenrechter: [vader van eiseres] ]
gebruikt de bijgebouwen van eiseres zonder recht of titel. Hij moet deze dus verlaten en mag deze niet meer bewonen / gebruiken. Het volgende is redengevend.
4.3.
Eiseres[voorzieningenrechter: [eiseres] ]
geeft geen toestemming voor gebruik van die gebouwen door gedaagde. In voldoende mate staat vast dat eiseres dit op meerdere momenten aan gedaagde kenbaar heeft gemaakt, onder meer in 2021 in aanwezigheid van een therapeut. Ook heeft gedaagde de brief van de gemachtigde van eiseres van 17 januari 2023 in ontvangst genomen, waarin staat dat hij wordt verzocht en gesommeerd om de bijgebouwen binnen een week te ontruimen. Desondanks blijft gedaagde de bijgebouwen gebruiken.
4.4.
Gedaagde betoogt dat hij recht heeft op dat gebruik omdat dit is afgesproken met eiseres. Gedaagde voert aan dat er sprake is van een mondelinge overeenkomst die inhield dat gedaagde de bijgebouwen mocht gebruiken. Volgens gedaagde is hij daarom te kwalificeren als een vruchtgebruiker op grond van de bedoelingen van partijen.
4.5.
Eiseres bestrijdt dat er sprake zou zijn van zo’n afspraak, of van dat soort bedoelingen van partijen. In dit kort geding kan die discussie in het midden blijven.
Dat komt omdat vruchtgebruik op grond van artikel 3:302 BW ontstaat door vestiging (of verjaring).
Het gebruiksrecht van gedaagde is evenwel niet gevestigd. Dit zou namelijk moeten gebeuren door middel van een notariële akte, die moet worden ingeschreven in de registers (artikelen 3:84, 3:98 en 3:89 BW) en daarvan is geen sprake.
Alleen de moeder van eiseres heeft een gebruiksrecht volgens de akte van levering uit 2014. De moeder heeft op grond van het bepaalde onder 1 op bladzijde 5 van die akte gebruiksrecht in de zin van artikel 3:226 BW. Dat gebruiksrecht is persoonlijk, dat wil zeggen dat dat alleen aan de moeder toekomt. Dat komt tot uitdrukking in de akte onder 4 en dit volgt ook uit artikel 3:226 lid 4 BW; zowel contractueel als wettelijk is bepaald dat de moeder dit recht of de zaak niet aan een ander in gebruik mag geven.
Aan het bepaalde onder 8 van de akte, waarin staat dat de moeder de bijgebouwen mag gebruiken op dezelfde wijze als thans geschiedt kan gedaagde ook geen gebruiksrecht ontlenen. Gedaagde wordt niet genoemd in de akte en bovendien staat niet vast dat gedaagde in 2014 de gebouwen al gebruikte, want eiseres stelt dat gedaagde deze pas in 2015/2016 is gaan gebruiken nadat de moeder was verhuisd naar elders.
4.6.
Naar voorlopig oordeel is er dus sprake van een inbreuk door gedaagde op het eigendomsrecht van eiseres door zijn gebruik van de bijgebouwen zonder haar toestemming. Een voorziening is geboden aangezien eiseres aantoonbaar last heeft van dat gebruik. De vordering tegen gedaagde tot ontruiming van de bijgebouwen wordt dus toegewezen.”
4.4.
De door [gedaagde] aangevoerde argumenten zijn grotendeels een herhaling van hetgeen aangevoerd bij de procedure van 8 maart 2023 door [vader van eiseres] en leiden niet tot een ander oordeel in deze zaak. Aanvullend merkt de voorzieningenrechter op dat [vader van eiseres] geen onderdeel is van het gezin van [gedaagde] zoals bedoeld in artikel 3:226 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. [vader van eiseres] en [gedaagde] zijn gescheiden, hebben geen relatie, wonen niet meer samen en [gedaagde] is hertrouwd. Het feit dat zij gezamenlijk een (volwassen) kind hebben doet daar niet aan af. Enkel het hebben van een (volwassen) kind maakt geen gezin.
4.5.
Gezien de verstoorde verhouding tussen [eiseres] en haar ouders, en vanwege de nauwe band tussen [gedaagde] en [vader van eiseres] , heeft [eiseres] er voldoende belang bij dat het [gedaagde] wordt verboden om het gebruik aan [vader van eiseres] te verstrekken. De vordering onder I wordt daarom toegewezen. De termijn wordt bepaald om datum vonnis aangezien het bevel niet met terugwerkende kracht kan worden uitgesproken.
het recht van gebruik door [gedaagde]
4.6.
De vordering onder II is declaratoir van aard en wordt daarom afgewezen. Verder geldt het volgende.
4.7.
Tussen partijen staat ter discussie in hoeverre [gedaagde] het recht van gebruik feitelijk heeft uitgevoerd. Volgens [eiseres] heeft primair het recht nooit bestaan omdat [gedaagde] nooit feitelijk gebruik heeft gemaakt van het recht. Dit standpunt is echter in strijd met de tekst van artikel 8 van de leveringsakte waarin is opgenomen dat het gebruik wordt voortgezet zoals thans geschiedt. Bovendien is feitelijk gebruik ook geen ontstaansvereiste voor het recht van gebruik. Het is daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat het recht van gebruik nooit heeft bestaan.
4.8.
Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat het recht van gebruik is komen te vervallen omdat [gedaagde] feitelijk geen gebruik (meer) maakte van het recht van gebruik. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] gebruikt zij de bijgebouwen als opslag en heeft zij dat ook altijd gedaan. Niet ter discussie staat dat de bijgebouwen in ieder geval werden gebruikt voor (familie)feesten en opslag voor [vader van eiseres] . Volgens [eiseres] was [gedaagde] daartoe niet gerechtigd, maar tot 2021 is hierover geen discussie geweest tussen partijen. Door de verwevenheid tussen [gedaagde] en [vader van eiseres] kan in kort geding onvoldoende vastgesteld worden of dit gebruik uitsluitend door [vader van eiseres] plaatsvond of ook door [gedaagde] . Het is daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] geen gebruik maakte van de bijgebouwen waardoor het recht van gebruik is geëindigd. Het feit dat [gedaagde] tot het vonnis van 8 maart 2023 [vader van eiseres] ook gebruik liet maken van de bijgebouwen doet daar niet aan af. Tot 2021 heeft [eiseres] daartegen geen bezwaar gemaakt en [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat [vader van eiseres] sinds de beslissing van de voorzieningenrechter van 8 maart 2023 nog gebruik heeft gemaakt van de bijgebouwen. Het in gebruik geven van de bijgebouwen aan [vader van eiseres] brengt daarom niet automatisch mee dat het recht van gebruik voor [gedaagde] eindigt.
4.9.
Voorgaande in acht genomen worden de vorderingen onder III, IV-1 en VII afgewezen.
recht van koop en winstverdelingsclausule
4.10.
De vorderingen VI-2 en V zijn declaratoir van aard en worden daarom afgewezen. Daarbij komt dat [eiseres] niet heeft toegelicht op basis van welke wettelijke grondslag de clausules zouden moeten komen vervallen. Zelfs als de voorzieningenrechter ervan uit zou gaan dat er sprake is van wanprestatie, dan wel een onrechtmatige daad, van [gedaagde] met betrekking tot het recht van gebruik, heeft dit niet zomaar automatisch gevolgen voor het recht van koop en de winstverdelingsclausules. Dat zijn in beginsel losstaande afspraken. [eiseres] heeft haar stellingen daarover onvoldoende toegelicht.
Nutsaansluitingen
4.11.
Volgens [eiseres] wordt haar stroomvoorziening telkens als [vader van eiseres] aanwezig is afgesloten. Volgens [gedaagde] wordt de stroom niet afgesloten maar valt deze soms uit omdat de capaciteit niet geschikt is voor alle huishoudens tegelijk. Mede daarom dient [eiseres] ook haar eigen aansluiting te hebben, aldus [gedaagde] . Het is [gedaagde] niet toegestaan om de aansluitingen af te sluiten. Maar het is gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] niet voldoende aannemelijk dat zij (of [vader van eiseres] ) daadwerkelijk de elektriciteit afsluit. De vordering onder VI wordt daarom afgewezen.
4.12.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] per heden de heer [vader van eiseres] of enige andere derde gebruik te laten maken van haar beweerdelijk recht van gebruik,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.
LS/Vr