ECLI:NL:RBGEL:2023:5674

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/424937 / HA ZA 23-411
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van exploot van dagvaarding door onjuist adres en niet-betekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.Z. Loonstein, en gedaagde BML GROUP LIMITED, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd te Malta. De procedure betreft de betekening van een dagvaarding die op 22 augustus 2023 per aangetekende post naar BML is verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet is bezorgd omdat het opgegeven adres onjuist was. Eiser had BML opgeroepen om te verschijnen tegen 20 september 2023, maar BML is niet verschenen. De rechtbank heeft geen verstek verleend omdat niet kon worden aangetoond dat de dagvaarding daadwerkelijk was ontvangen door BML.

Eiser heeft op 3 oktober 2023 aanvullende stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de dagvaarding niet is bezorgd omdat het bezorgadres niet bekend was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de dagvaarding niet op de juiste wijze is betekend, aangezien het poststuk naar een onjuist adres was verzonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de betekening volgens de EU-Betekeningsverordening niet correct is uitgevoerd, en dat er geen bewijs is dat BML op een andere manier op de hoogte is gesteld van de procedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het exploot van dagvaarding nietig verklaard en eiser veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van BML op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft benadrukt dat de onjuiste adressering van de dagvaarding leidt tot nietigheid, en dat herstel van het gebrek niet mogelijk is. Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/424937 / HA ZA 23-411
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
BML GROUP LIMITED,
gevestigd te Malta,
gedaagde
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en BML genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het exploot van dagvaarding van 22 augustus 2023
  • de e-mail van de rechtbank aan [eiser] van 21 september 2023
  • de e-mails en het rolbericht van [eiser] aan de rechtbank van 3 oktober 2023, met bijlagen.
1.2.
Vervolgens heeft de rolrechter de zaak voor beraad aangehouden.

2.De overwegingen

2.1.
Uit het exploot blijkt dat de deurwaarder de dagvaarding op 22 augustus 2023 rechtstreeks per aangetekende post ter betekening aan BML heeft toegezonden, zoals is voorzien in art. 56 lid 3 Rv en art. 18 van de EU-Betekeningsverordening (nr. 2020/1784, verder: de betekeningsverordening). BML is daarin opgeroepen tegen 20 september 2023. Zij is niet verschenen. Uit de bij aanbrengen van de zaak overgelegde stukken kon niet worden afgeleid dat BML de aangetekend verzonden dagvaarding had ontvangen. De rechtbank heeft daarom aan BML geen verstek verleend. [eiser] is gelegenheid geboden alsnog stukken over te leggen waarmee wordt aangetoond dat en op welk moment de dagvaarding van 22 augustus 2023 door gedaagde is ontvangen. In dat verband heeft [eiser] zich op 3 oktober 2023 uitgelaten.
2.2.
Uit de stukken die [eiser] op 3 oktober 2023 heeft overgelegd volgt dat de op 22 augustus 2023 per aangetekende post verzonden dagvaarding niet is bezorgd omdat het bezorgadres niet bekend is. Het poststuk ligt op een sorteercentrum op Malta. De stukken bewijzen dus niet de ontvangst.
2.3.
Verder is van belang dat op de bezorggegevens als bezorgadres is vermeld ‘1640 Malta’, zoals ook op het verzendbewijs met de Track & Trace-code staat. BML is echter volgens [eiser] gevestigd op het adres ‘Betsson Experience Centre, Ta’Xbiex Seafront, TA’XBIEX XBX 1027, Malta’, zoals ook op de dagvaarding zelf is vermeld. Dat de dagvaarding niet is bezorgd wordt dus, naar nu moet worden aangenomen, niet zozeer veroorzaakt door het niet willen aannemen van de dagvaarding door BML, zoals [eiser] aanvoert, maar door het hanteren van een onjuist adres op het poststuk door [eiser] . Omdat niet is gebleken dat de dagvaarding volgens Maltees recht aan BML is betekend of daadwerkelijk aan BML is afgegeven op een andere in de betekeningsverordening geregelde wijze, kan thans geen verstek worden verleend en moet de beslissing in beginsel op de voet van art. 22 lid 1 van de betekeningsverordening worden aangehouden.
2.4.
Lid 2 van deze bepaling voorziet echter erin dat dan niettemin een beslissing wordt gegeven. De lidstaat van de rechter aan wie de beslissing is gevraagd moet dit dan wel aan de Commissie mededelen. Nederland heeft een dergelijke mededeling gedaan, zoals blijkt uit art. 7 lid 1 van de Uitvoeringswet Betekeningsverordening. Tot het geven van de beslissing mag vervolgens slechts worden overgegaan indien het stuk op één van de in de betekeningsverordening geregelde wijzen is verzonden, na verzending ten minste 6 maanden zijn verstreken en ondanks elke redelijke inspanning bij de Maltese instanties geen enkel certificaat werd ontvangen.
2.5.
Op dit moment kan reeds worden geconstateerd dat het geven van een beslissing, 6 maanden na verzending van de dagvaarding, niet aan de orde zal zijn. De dagvaarding is immers niet verzonden op een in de betekeningsverordening geregelde wijze, nu de rechtstreeks per aangetekende post verzonden dagvaarding naar een onjuist adres is verzonden en is gebleken dat BML dit poststuk om die reden niet heeft ontvangen. [eiser] heeft de dagvaarding niet op een andere in de betekeningsverordening geregelde wijze verzonden, bijvoorbeeld op reguliere wijze via de ontvangende instantie op Malta. Het afwachten van deze termijn heeft dan geen zin.
2.6.
Volgens [eiser] weigeren de Maltese autoriteiten mee te werken aan betekening via de ontvangende instantie en nemen gedaagden op Malta dagvaardingen niet meer aan. Omdat de dagvaarding ook per e-mail en aangetekende post is verzonden aan de Nederlandse advocaat, mr. F.R. Brouwer, die steevast voor BML optreedt na zuivering van verstek, en aldus vast staat dat BML met de dagvaarding bekend is of moet zijn, kan verstek worden verleend. Althans kan voorwaardelijk verstek worden verleend, zodat BML dit verstek door advocaatstelling in de persoon van mr. Brouwer zal zuiveren, bij gebreke waarvan alsnog een nieuwe oproeping kan worden bevolen, aldus [eiser] .
2.7.
De rechtbank kan [eiser] in dit betoog niet volgen. Zoals gezegd voorziet de betekeningsverordening erin dat de Nederlandse rechter een beslissing geeft, ondanks het ontbreken van bewijs van ontvangst van de dagvaarding. Aan de moeilijkheden die [eiser] bij de betekening stelt te ervaren kan dus tegemoetgekomen worden. Dan moet echter wel worden voldaan aan de voorwaarden die de betekeningsverordening daaraan stelt. Dat kan hier niet worden vastgesteld. [eiser] heeft een onjuist adres gehanteerd en heeft de dagvaarding niet op een andere in de betekeningsverordening geregelde wijze verzonden. Bij dit laatste wordt opgemerkt dat verzending van het procesinleidende stuk aan de Nederlandse advocaat die in andere zaken voor de gedaagde optreedt, in de betekeningsverordening niet is geregeld. Verstekverlening is dus niet aan de orde, ook niet ‘pro forma’ om uit te lokken dat BML verschijnt, zoals [eiser] voorstelt.
2.8.
Zoals hiervoor is overwogen is het exploot van dagvaarding niet aan het juiste adres van BML betekend. Dat exploot leidt dan aan een gebrek dat nietigheid meebrengt. Aannemelijk is bovendien dat de dagvaarding BML als gevolg van dit gebrek niet heeft bereikt, nu het poststuk vanwege de onjuiste adressering niet kon worden bezorgd. Herstel van het gebrek, zoals [eiser] meer subsidiair heeft verzocht, is dan niet mogelijk. De rechtbank dient de nietigheid van het exploot uit te spreken, zoals in art. 121 lid 3 Rv is voorgeschreven. Vergelijk HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:803.
2.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BML worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het exploot van dagvaarding van 22 augustus 2023 nietig,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van BML tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.