ECLI:NL:RBGEL:2023:5663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/412413 / HA ZA 22-527
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering door autoschadeherstelbedrijf tegen WAM-verzekeraar na brand in auto

In deze zaak vordert Autogroep Twente B.V., een autoschadeherstelbedrijf, schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V., de WAM-verzekeraar van een auto die in hun bedrijfspand is afgebrand. De rechtbank Gelderland heeft op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De vorderingen van Autogroep Twente zijn afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat de auto een gebrekkige zaak was in de zin van artikel 6:173 BW. De feiten van de zaak zijn als volgt: de auto, een Renault Megane Scenic, werd op 23 december 2020 voor schadeherstel naar Autogroep Twente gebracht. Diezelfde avond ontstond er brand in het bedrijfspand, waardoor de auto volledig uitbrandde. Autogroep Twente stelde dat de brand was ontstaan door een kortsluiting in de auto, maar Achmea betwistte dit en stelde dat de schade niet onder de WAM-verzekering viel omdat de auto op dat moment niet in gebruik was. De rechtbank oordeelde dat de brand niet kan worden aangemerkt als een schadeveroorzaking die onder de WAM valt, omdat de auto stil stond in het bedrijfspand en niet deelnam aan het verkeer. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de auto gebrekkig was. De rechtbank heeft Autogroep Twente in de proceskosten veroordeeld, die in totaal € 8.555,00 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/412413 / HA ZA 22-527
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
AUTOGROEP TWENTE B.V.,
te Harbrinkhoek, gemeente Tubbergen,
eisende partij,
hierna te noemen: Autogroep Twente,
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen te Almelo,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 juni 2023
- de akte van Achmea van 5 juli 2023
- de antwoordakte van Autogroep Twente, tevens voorwaardelijk incident strekkende tot het oproepen van een derde partij van 16 augustus 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Autogroep Twente exploiteert een autoschadeherstelbedrijf.
2.2.
De heer [eigenaar auto] , die geen partij is in deze procedure, was eigenaar van een personenwagen, merk Renault, type Megane Scenic, kenteken [kenteken] (hierna: “ [eigenaar auto] ” respectievelijk “de auto”). [eigenaar auto] had voor de auto een WAM-verzekering afgesloten bij Achmea.
2.3.
[eigenaar auto] heeft de auto op of omstreeks 23 december 2020 voor schadeherstel naar
Autogroep Twente gebracht. Autogroep Twente heeft vervolgens schade aan de rechterzijde van de auto hersteld en opnieuw gespoten.
2.4.
Aan het einde van de werkdag op 23 december 2020 heeft Autogroep Twente de auto in haar bedrijfspand op een hefbrug laten staan.
2.5.
Omstreeks 23.00 uur is er brand ontstaan in het bedrijfspand van Autogroep Twente (hierna: “de brand”). De auto is daarbij volledig uitgebrand. Ook is schade ontstaan aan het bedrijfspand van Autogroep Twente.
2.6.
Op 13 januari 2021 heeft CED Forensic een onderzoeksrapport over de brand opgesteld in opdracht van een verzekeraar (hierna: “het CED-rapport”).
In het CED-rapport staat, voor zover relevant:
“(…)Conclusie(…)
De brand is door onbekende oorzaak ontstaan in een Renault Scénic die op een hefbrug stond. (…)”
2.7.
Op 7 december 2021 heeft [naam bedrijf] een onderzoeksrapport over de brand opgesteld in opdracht van Autogroep Twente (hierna: “het [naam bedrijf] -rapport”). In het [naam bedrijf] -rapport staat dat de brand in de auto is ontstaan. In het rapport staat, voor zover relevant:
“(…)Toedracht(…)
Een voertuig van een klant (…) vatte om onbekende reden in de nacht vlam. De mogelijke oorzaak is een kortsluiting in het voertuig geweest. (…)”
2.8.
Autogroep Twente heeft [eigenaar auto] per brief aansprakelijk gesteld voor haar schade ten gevolge van de brand. [eigenaar auto] heeft dit vervolgens gemeld bij zijn WAM-verzekeraar, Achmea.
2.9.
Vanaf medio januari 2022 tot medio november 2022 hebben de advocaat van Autogroep Twente en Achmea per brief met elkaar gecorrespondeerd. Daarbij heeft Autogroep Twente het standpunt ingenomen dat de Renault Scenic een kortsluitingsgevoelige en brandgevaarlijke auto is. Volgens Autogroep Twente is de auto een gebrekkige zaak zoals bedoeld in artikel 6:173 BW en is [eigenaar auto] aansprakelijk voor de schade ten gevolge van de brand. Achmea heeft dit weersproken en elke aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Autogroep Twente vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, Achmea veroordeelt om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan Autogroep Twente te betalen een bedrag van € 250.243,61 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
24 december 2020, de datum van de schade, tot de dag van de algehele voldoening, en Achmea veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 9.016,33 met veroordeling van Achmea in de overige kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente indien en voor zover betaling niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt Autogroep Twente het volgende. De brand is ontstaan door kortsluiting in de auto. Van de auto is bekend dat deze vatbaar is voor kortsluiting en brand. Ten gevolge van de brand heeft Autogroep Twente schade geleden. Voor deze schade is [eigenaar auto] aansprakelijk. [eigenaar auto] is voor WAM-aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. Achmea behoort de schade van Autogroep Twente te vergoeden, te vermeerderen met rente en kosten.
3.3.
Achmea voert als volgt verweer. [eigenaar auto] was bezitter van de auto, niet Achmea. Autogroep Twente is niet gerechtigd om rechtstreeks een vordering tegen Achmea in te stellen. Van de auto is niet bekend dat deze vatbaar is voor kortsluiting en brand. Dat de brand in de auto is ontstaan, al dan niet door kortsluiting, staat niet vast. Indien en voor zover de auto al gebrekkig was, dan komt de door Autogroep Twente gestelde schade voor haar eigen rekening en risico omdat zij de auto gebruikte in de uitoefening van haar bedrijf. Autogroep Twente heeft de door haar gestelde schade onvoldoende onderbouwd. Achmea concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Autogroep Twente, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Autogroep Twente, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Autogroep Twente in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de vraag of Achmea de schade moet vergoeden die
Autogroep Twente stelt te hebben geleden als gevolg van de brand.
4.2.
Voordat op deze vraag zal worden ingegaan, zal eerst het ontvankelijkheidsverweer van Achmea worden beoordeeld.
ontvankelijkheid Autogroep Twente
4.3.
Achmea heeft aangevoerd dat niet zij, maar [eigenaar auto] bezitter is van de auto. Volgens Achmea is Autogroep Twente niet gerechtigd om rechtstreeks een vordering tegen haar in te stellen aangezien de wet voorschrijft dat enkel de bezitter van een gebrekkige zaak onder omstandigheden aansprakelijk kan zijn voor schade. Dat maakt dat Autogroep Twente niet kan worden ontvangen in haar vorderingen, aldus Achmea.
4.4.
Op grond van de wet kan de bezitter van een gebrekkige zaak onder omstandigheden aansprakelijk zijn voor bepaalde schade. Vast staat dat Achmea niet de bezitter van de auto was. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van schade door dood of letsel. Dat betekent dat Autogroep Twente geen directe actie tegen Achmea kan instellen zoals bedoeld in artikel 7:954 BW. In dat artikel staat namelijk dat een benadeelde bij schade door dood of letsel van een aansprakelijkheidsverzekeraar kan verlangen dat deze rechtstreeks aan haar betaalt, indien er een uitkering verschuldigd is.
4.5.
[eigenaar auto] had de auto WAM-verzekerd bij Achmea. Op grond van artikel 6 lid 1 WAM kan een benadeelde een eigen recht op schadevergoeding geldend maken jegens de
WAM-verzekeraar. Daarbij moet het gaan om schade die valt onder de wettelijk verplichte WAM-dekking. Op grond van artikel 3 WAM behoort een WAM-verzekering dekking te bieden voor civielrechtelijke aansprakelijkheid. De WAM beoogt daarbij bescherming te bieden aan slachtoffers van het gemotoriseerd verkeer. Bij het manoeuvreren met een motorrijtuig, zonder dat er sprake is van deelneming aan het verkeer, is er geen aansprakelijkheid die krachtens de WAM moet zijn gedekt. Daarbij komt het aan op het antwoord op de vraag of sprake is van een schadeveroorzaking die karakteristiek is voor schadeveroorzaking door motorrijtuigen in het verkeer. [1]
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto zich bevond in het bedrijfspand van Autogroep Twente op het moment dat de brand ontstond. Ook staat vast dat de auto op dat moment op een hefbrug stond. De vraag is dus of dit aangemerkt moet worden als een verkeersdeelneming en of sprake is van een schadeveroorzaking die karakteristiek is voor schadeveroorzaking door motorrijtuigen in het verkeer. Nog daargelaten dat
Autogroep Twente hier niets over heeft gesteld, is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat het “na werktijd staan op een hefbrug in het bedrijfspand van een autoschadeherstelbedrijf” aangemerkt kan worden als een verkeersdeelneming waarvoor de WAM verplichtte dekking biedt. De auto stond op dat moment immers stil, op een plek buiten de openbare weg, en werd niet bestuurd. Dat betekent dat Autogroep Twente evenmin rechtstreeks een vordering tegen Achmea kan instellen op grond van artikel 6 lid 1 WAM.
4.7.
In reactie op dit ontvankelijkheidsverweer heeft Autogroep Twente onder meer aangevoerd dat zij voorafgaand aan deze procedure uitvoerig met Achmea heeft gecorrespondeerd over de schadeafwikkeling. Daarbij heeft Achmea volgens
Autogroep Twente nimmer het standpunt ingenomen dat Autogroep Twente geen rechtstreeks vorderingsrecht zou hebben. Achmea heeft daarmee het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat Autogroep Twente zich tot haar kon wenden, aldus Autogroep Twente. De rechtbank is van oordeel dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het aan Autogroep Twente is, als eisende partij, om haar rechtspositie te bepalen voordat zij een procedure start en het ligt niet op de weg van Achmea om Autogroep Twente op voorhand te attenderen op mogelijke ontvankelijkheidsperikelen. Dit laat onverlet dat het gedrag van Achmea, waaronder de door haar gevoerde correspondentie waarin zij getracht heeft om de zaak buitengerechtelijk af te wikkelen, met zich mee kan brengen dat aldus aan de zijde van Autogroep Twente een gerechtvaardigd vertrouwen is ontstaan dat Achmea de door haar aan te spreken partij was en dat zij Achmea rechtstreeks in een eventuele procedure zou kunnen betrekken. Om te kunnen beoordelen of van een dergelijk vertrouwen sprake is, dient Autogroep Twente nader te onderbouwen welke gedragingen en mededelingen van Achmea, los van de door haar aangehaalde correspondentie, tot dit gestelde vertrouwen hebben geleid. De rechtbank ziet echter geen reden om Autogroep Twente daartoe in de gelegenheid te stellen nu zij de vorderingen van Autogroep Twente op inhoudelijke gronden zal afwijzen. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij tot een afwijzing komt.
4.8.
Gelet op het voorgaande kan de door Autogroep Twente voorwaardelijke ingestelde vordering om haar toe te staan [eigenaar auto] in deze procedure op te roepen verder buiten beschouwing blijven. Los daarvan is de rechtbank bovendien van oordeel dat toewijzing van deze vordering zich niet verhoudt tot de vereisten van een goede procesorde. Achmea heeft haar ontvankelijkheidsverweer immers al bij conclusie van antwoord gevoerd, zodat dit verweer bij Autogroep Twente bekend was ten tijde van de mondelinge behandeling van
7 juni 2023. Desondanks heeft Autogroep Twente haar voorwaardelijke vordering toen niet ingesteld en is een toelichting, waarom dit niet is gebeurd, uitgebleven.
is de auto gebrekkig?
4.9.
Volgens Autogroep Twente is haar schade ontstaan doordat de auto gebrekkig is zoals bedoeld in artikel 6:173 BW. Op grond van dat wetsartikel is een bezitter van een roerende zaak, waarvan bekend is dat deze een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert aangezien de zaak niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen, aansprakelijk wanneer dat gevaar zich verwezenlijkt.
4.10.
Autogroep Twente heeft aangevoerd dat van de auto, een Renault Megane Scenic, bekend is dat zich onder het dashboard een brandgevoelige elektrische installatie bevindt. Volgens Autogroep Twente kan in de Renault Megane Scenic een afvoerputje verstopt raken zodra de paravan (het deel van de carrosserie tussen de onderkant van de voorruit en de motorruimte) vuil bevat. Het water dat vervolgens naar binnen loopt kan kortsluiting veroorzaken omdat op de bodem een stekker in het water komt te liggen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Autogroep Twente een drietal verklaringen overgelegd van (medewerkers van) verschillende Renault-garages. Volgens Autogroep Twente is zelfontbranding van de Renault Megane Scenic op grote schaal bekend. Ter onderbouwing stelt Autogroep Twente dat op internet vele gevallen te vinden zijn. Als productie 4 bij dagvaarding heeft Autogroep Twente een twintigtal internetlinks overgelegd. Volgens Autogroep Twente is de brand in de auto door dit bekende gevaar ontstaan.
4.11.
Achmea heeft weersproken dat de Renault Megane Scenic niet zou voldoen aan de vereisten die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen. Volgens Achmea levert de Renault Megane Scenic geen bijzonder gevaar voor personen of zaken op.
Ter onderbouwing heeft Achmea aangevoerd dat uit de door Autogroep Twente overgelegde artikelen niet (telkens) blijkt dat het gaat om een auto van hetzelfde merk, type en bouwjaar. Achmea betwist dat de Renault Megane Scenic vatbaar is voor brand of kortsluiting. Volgens Achmea kan bij elke auto de paravan verstopt raken aangezien auto’s nu eenmaal buiten staan en er bladafval op een auto kan vallen. Deugdelijk onderhoud kan verstopping van de paravan voorkomen, aldus Achmea. Ter nadere onderbouwing heeft Achmea als productie 4, 7 en 8 verklaringen overgelegd van een bij haar werkzame deskundige respectievelijk de ANWB. Daaruit volgt dat autobrand en/of verstopping van de paravan zich bij bijna alle automerken kan voordoen, aldus Achmea.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat Autogroep Twente haar stelling, dat de brand in de auto is ontstaan doordat sprake is van een bijzonder gevaar, onvoldoende heeft onderbouwd, mede gelet op de gemotiveerde betwisting aan de zijde van Achmea. Dit geldt ook voor de stelling van Autogroep Twente dat van de auto bekend zou zijn dat deze kortsluitings- en brandgevoelig is. De internetlinks die Autogroep Twente heeft overgelegd acht de rechtbank onvoldoende overtuigend. Achmea heeft terecht aangevoerd dat van sommige internetlinks niet is na te gaan om welke auto het gaat, laat staan dat sprake is van een autobrand door kortsluiting. Bovendien maakt het feit dat iets op internet vindbaar is, een stelling niet zonder meer juist. De verklaringen van de drie medewerkers van verschillende Renault-garages leggen evenmin voldoende gewicht in de schaal. Uit deze verklaringen volgt slechts dat een afvoerputje van de Renault Megane Scenic verstopt kan raken door een vervuilde paravan en dat daardoor kortsluiting kan ontstaan. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van deze stelling – Achmea heeft dit immers gemotiveerd weersproken – zegt dit niets over de daadwerkelijke oorzaak van de brand in dit specifieke geval. In het CED-rapport staat immers dat de oorzaak van de brand “onbekend” is, terwijl in het [naam bedrijf] -rapport staat dat de auto “om onbekende reden” vlam heeft gevat, waarbij kortsluiting als “mogelijke oorzaak” wordt aangewezen. Ook overigens bieden deze rapporten geen steun voor de stelling van Autogroep Twente dat de brand in de auto is ontstaan door kortsluiting ten gevolge van een verstopte afvoer door een vervuilde paravan. Zo staat in het CED-rapport, voor zover relevant:
“(…) Door de ernstige destructie van de Renault heb ik de exacte brandoorzaak en het centrum van de plaats van het ontstaan van de brand in de auto niet meer aangetroffen. De brand is waarschijnlijk ontstaan door een elektrotechnisch gebrek of mankement in de auto. Een andere oorzaak werd niet aangetroffen. Of de werkzaamheden aan de auto in causaal verband staan met het ontstaan van de brand kan niet geheel worden uitgesloten omdat de exacte oorzaak niet meer aangetroffen (….)”
Hieruit volgt dus dat CED de exacte oorzaak van de brand niet heeft kunnen vaststellen. Er staat slechts dat de brand “waarschijnlijk” is ontstaan door kortsluiting, maar het
CED-rapport maakt niet concreet wat dan de oorzaak van de kortsluiting is geweest. Het CED-rapport biedt daarmee onvoldoende steun voor de stelling dat de theoretische mogelijkheid, zoals weergegeven door de drie Renault-medewerkers, zich hier ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Verder staat er in het [naam bedrijf] -rapport, voor zover relevant:
“(…) Bij de beschouwing van het brand- en schadeverloop kan, mede nadat zoals bovenomschreven alle relevante brandresten waren verwijderd, samenvattend worden geconcludeerd tot de brand ontstaan is op of ter hoogte van de plaats waar de Renault Scenic heeft gestaan. Deze plaats wordt derhalve aangemerkt als het zogenaamde ontstaansgebied van de brand. Het exacte punt inde Renault kon, mede vanwege de verstoringen voorafgaande aan het de technische expertise, niet meer worden vastgesteld, maar laad zich plaatsen in het achterste gedeelte van het motorcompartiment, tegen de “fire wall” of in het voorste gedeelte van het bestuurders- en passagierscompartiment. (…)”
Hieruit volgt dus dat [naam bedrijf] een redelijke inschatting kan maken
waarde brand is ontstaan, maar niet
waardoordat is gebeurd. In het [naam bedrijf] -rapport staat verder, voor zover relevant:
“(…) Binnen het vastgestelde ontstaansgebied zijn verklaarbare elektrisch technische brandoorzaken aangetroffen. Dergelijke oorzaken zijn ook goed gedocumenteerd als het gaat om het merk Renault, type Scenic. Een dergelijke oorzaak kon hier ook met een zeer grote mate van zekerheid worden vastgesteld. (…)”
Deze passage biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de stelling van Autogroep Twente dat de brand in de auto is ontstaan door een bekend gevaar, in de vorm van een verstopt afvoerputje ten gevolge van een vervuilde paravan.
Het [naam bedrijf] -rapport is op dit punt onvoldoende concreet. Het preciseert bijvoorbeeld niet wat de “verklaarbare” brandoorzaak is en maakt ook niet concreet wat er dan “goed gedocumenteerd” is aan “dergelijke oorzaken”. Daar tegenover heeft Achmea als productie 4 een verklaring overgelegd van een bij haar werkzame deskundige, waaruit blijkt dat er vanaf 2020 bij Achmea 3840 autoschades zijn gemeld met de oorzaken: brand, ontploffing, kortsluiting, schroeien en zengen. Vervolgens geeft de deskundige een opsomming van de automerken waarbij deze schades zich hebben voorgedaan en daarbij valt op dat vrijwel elk automerk vertegenwoordigd is. Ook heeft Achmea aangevoerd dat een mogelijke kortsluiting in de auto allerlei oorzaken kan hebben. Daarbij heeft Achmea ook gewezen op de herstelwerkzaamheden die aan de auto zijn verricht. Volgens Achmea is het mogelijk dat bij de (her)montage van de bedrading van de portiervergrendeling, de spiegelbediening of de raammotoren een fout is gemaakt, of kunnen er bedrading of stekkers niet goed zijn aangesloten. Autogroep Twente heeft deze betwisting door Achmea onvoldoende weten te ontzenuwen. Het aanvullende CED-rapport dat Autogroep Twente ter mondelinge behandeling heeft overgelegd leidt niet tot een ander oordeel. Autogroep Twente heeft ook onvoldoende toegelicht welke passages uit dat rapport precies relevant zijn. Al met al stuiten de vorderingen van Autogroep Twente dus af op een gebrek aan feitelijke onderbouwing. Dat de brand in de auto is ontstaan door kortsluiting ten gevolge van een bekend gevaar, in de vorm van een verstopte afvoer door een vervuilde paravan, is onvoldoende komen vast te staan, mede gelet op hetgeen Achmea daarover heeft aangevoerd.
4.13.
Nu Autogroep Twente haar feitelijke stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, is op dit punt ook geen plaats voor nadere bewijslevering.
schade
4.14.
Autogroep Twente heeft aangevoerd dat zij door de brand schade heeft geleden voor een bedrag van € 250.243,61. Ter onderbouwing heeft Autogroep Twente als productie 6 bij dagvaarding een excelsheet overgelegd waaruit de schade volgens haar blijkt.
4.15.
Achmea heeft de omvang van de door Autogroep Twente gestelde schade weersproken. Volgens Achmea bevat de excelsheet enkel oncontroleerbare cijfers zonder toelichting. Ook heeft Achmea aangevoerd dat een deel van de schade van Autogroep Twente is vergoed door haar verzekeraar.
4.16.
Mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Achmea is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat de door Autogroep Twente geleden schade
€ 250.243,61 bedraagt. Achmea heeft terecht aangevoerd dat de door Autogroep Twente overgelegde excelsheet oncontroleerbare cijfers bevat. Een verklaring van een accountant over relevante bedrijfsgegevens, zoals omzet en winst, ontbreekt bijvoorbeeld. Ter mondelinge behandeling heeft Autogroep Twente een e-mail overgelegd van een werknemer. Deze e-mail biedt echter evenmin voldoende duidelijkheid over de omzet- en winstcijfers van Autogroep Twente. In de e-mail staat bijvoorbeeld dat “de efficiënte waar we tot de brand ons rendement uit haalden” met “ruim 35%” gedaald zou zijn. Een toelichting daarop, in de vorm van een concrete berekening, ontbreekt echter.
4.17.
Daarmee is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende komen vast te staan dat de schade van Autogroep Twente € 250.243,61 bedraagt. Ook op deze grond wordt de vordering van Autogroep Twente afgewezen.
proceskosten
4.18.
Autogroep Twente is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Achmea als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
- nakosten
2.645,00
173,00
(1,00 punten × € 2.645,00)
Totaal
8.555,00
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Autogroep Twente af,
5.2.
veroordeelt Autogroep Twente in de proceskosten van € 8.555,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Autogroep Twente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Autogroep Twente
€ 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Autogroep Twente in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter, mr. G.J. Meijer op 18 oktober 2023.

Voetnoten

1.BenGH 23 oktober 1984; HR 7 februari 1986,