4.12.De rechtbank is van oordeel dat Autogroep Twente haar stelling, dat de brand in de auto is ontstaan doordat sprake is van een bijzonder gevaar, onvoldoende heeft onderbouwd, mede gelet op de gemotiveerde betwisting aan de zijde van Achmea. Dit geldt ook voor de stelling van Autogroep Twente dat van de auto bekend zou zijn dat deze kortsluitings- en brandgevoelig is. De internetlinks die Autogroep Twente heeft overgelegd acht de rechtbank onvoldoende overtuigend. Achmea heeft terecht aangevoerd dat van sommige internetlinks niet is na te gaan om welke auto het gaat, laat staan dat sprake is van een autobrand door kortsluiting. Bovendien maakt het feit dat iets op internet vindbaar is, een stelling niet zonder meer juist. De verklaringen van de drie medewerkers van verschillende Renault-garages leggen evenmin voldoende gewicht in de schaal. Uit deze verklaringen volgt slechts dat een afvoerputje van de Renault Megane Scenic verstopt kan raken door een vervuilde paravan en dat daardoor kortsluiting kan ontstaan. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van deze stelling – Achmea heeft dit immers gemotiveerd weersproken – zegt dit niets over de daadwerkelijke oorzaak van de brand in dit specifieke geval. In het CED-rapport staat immers dat de oorzaak van de brand “onbekend” is, terwijl in het [naam bedrijf] -rapport staat dat de auto “om onbekende reden” vlam heeft gevat, waarbij kortsluiting als “mogelijke oorzaak” wordt aangewezen. Ook overigens bieden deze rapporten geen steun voor de stelling van Autogroep Twente dat de brand in de auto is ontstaan door kortsluiting ten gevolge van een verstopte afvoer door een vervuilde paravan. Zo staat in het CED-rapport, voor zover relevant:
“(…) Door de ernstige destructie van de Renault heb ik de exacte brandoorzaak en het centrum van de plaats van het ontstaan van de brand in de auto niet meer aangetroffen. De brand is waarschijnlijk ontstaan door een elektrotechnisch gebrek of mankement in de auto. Een andere oorzaak werd niet aangetroffen. Of de werkzaamheden aan de auto in causaal verband staan met het ontstaan van de brand kan niet geheel worden uitgesloten omdat de exacte oorzaak niet meer aangetroffen (….)”
Hieruit volgt dus dat CED de exacte oorzaak van de brand niet heeft kunnen vaststellen. Er staat slechts dat de brand “waarschijnlijk” is ontstaan door kortsluiting, maar het
CED-rapport maakt niet concreet wat dan de oorzaak van de kortsluiting is geweest. Het CED-rapport biedt daarmee onvoldoende steun voor de stelling dat de theoretische mogelijkheid, zoals weergegeven door de drie Renault-medewerkers, zich hier ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Verder staat er in het [naam bedrijf] -rapport, voor zover relevant:
“(…) Bij de beschouwing van het brand- en schadeverloop kan, mede nadat zoals bovenomschreven alle relevante brandresten waren verwijderd, samenvattend worden geconcludeerd tot de brand ontstaan is op of ter hoogte van de plaats waar de Renault Scenic heeft gestaan. Deze plaats wordt derhalve aangemerkt als het zogenaamde ontstaansgebied van de brand. Het exacte punt inde Renault kon, mede vanwege de verstoringen voorafgaande aan het de technische expertise, niet meer worden vastgesteld, maar laad zich plaatsen in het achterste gedeelte van het motorcompartiment, tegen de “fire wall” of in het voorste gedeelte van het bestuurders- en passagierscompartiment. (…)”
Hieruit volgt dus dat [naam bedrijf] een redelijke inschatting kan maken
waarde brand is ontstaan, maar niet
waardoordat is gebeurd. In het [naam bedrijf] -rapport staat verder, voor zover relevant:
“(…) Binnen het vastgestelde ontstaansgebied zijn verklaarbare elektrisch technische brandoorzaken aangetroffen. Dergelijke oorzaken zijn ook goed gedocumenteerd als het gaat om het merk Renault, type Scenic. Een dergelijke oorzaak kon hier ook met een zeer grote mate van zekerheid worden vastgesteld. (…)”
Deze passage biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de stelling van Autogroep Twente dat de brand in de auto is ontstaan door een bekend gevaar, in de vorm van een verstopt afvoerputje ten gevolge van een vervuilde paravan.
Het [naam bedrijf] -rapport is op dit punt onvoldoende concreet. Het preciseert bijvoorbeeld niet wat de “verklaarbare” brandoorzaak is en maakt ook niet concreet wat er dan “goed gedocumenteerd” is aan “dergelijke oorzaken”. Daar tegenover heeft Achmea als productie 4 een verklaring overgelegd van een bij haar werkzame deskundige, waaruit blijkt dat er vanaf 2020 bij Achmea 3840 autoschades zijn gemeld met de oorzaken: brand, ontploffing, kortsluiting, schroeien en zengen. Vervolgens geeft de deskundige een opsomming van de automerken waarbij deze schades zich hebben voorgedaan en daarbij valt op dat vrijwel elk automerk vertegenwoordigd is. Ook heeft Achmea aangevoerd dat een mogelijke kortsluiting in de auto allerlei oorzaken kan hebben. Daarbij heeft Achmea ook gewezen op de herstelwerkzaamheden die aan de auto zijn verricht. Volgens Achmea is het mogelijk dat bij de (her)montage van de bedrading van de portiervergrendeling, de spiegelbediening of de raammotoren een fout is gemaakt, of kunnen er bedrading of stekkers niet goed zijn aangesloten. Autogroep Twente heeft deze betwisting door Achmea onvoldoende weten te ontzenuwen. Het aanvullende CED-rapport dat Autogroep Twente ter mondelinge behandeling heeft overgelegd leidt niet tot een ander oordeel. Autogroep Twente heeft ook onvoldoende toegelicht welke passages uit dat rapport precies relevant zijn. Al met al stuiten de vorderingen van Autogroep Twente dus af op een gebrek aan feitelijke onderbouwing. Dat de brand in de auto is ontstaan door kortsluiting ten gevolge van een bekend gevaar, in de vorm van een verstopte afvoer door een vervuilde paravan, is onvoldoende komen vast te staan, mede gelet op hetgeen Achmea daarover heeft aangevoerd.