ECLI:NL:RBGEL:2023:5641

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
05/095763-23 en 05/040744-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 april 2023 in Arnhem een onbekende man heeft mishandeld. De verdachte, geboren in 1978, heeft de benadeelde partij, [aangever], krachtig in het gezicht geslagen, wat resulteerde in een gebroken neus en schade aan zijn bril. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling en dat er sprake is van recidive. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, bestaande uit € 319,48 aan materiële schade en € 1.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/095763-23 en 05/040744-23 (tul)
Datum uitspraak : 17 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. A.T. van Vulpen, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2023 te Arnhem [aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
(krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 7-9;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 35-40.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 april 2023 te Arnhem [aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
(krachtig
) in/tegen het gezicht
, althans tegen/op het hoofdte slaan
en/of te stompen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft zonder aanleiding op straat een voor verdachte onbekende man, [aangever] , op zijn neus geslagen. Ten gevolge van deze klap is de neus van [aangever] gebroken en is zijn bril kapot gegaan. Met de mishandeling heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [aangever] . [aangever] heeft ter zitting toegelicht dat de mishandeling niet alleen fysieke, maar ook mentale gevolgen heeft gehad. [aangever] is ten gevolge van de mishandeling drie maanden uit de roulatie geweest bij zijn werk.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij op 23 februari 2023 is veroordeeld voor mishandeling tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan twee weken voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke straf is reclasseringstoezicht gekoppeld. Ook in oktober 2022 is verdachte veroordeeld voor mishandeling. Verdachte heeft toen een taakstraf van twintig uren opgelegd gekregen. De rechtbank constateert dat sprake is van meermalen recidive en dat een veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf nog geen twee maanden voor het onderhavige feit verdachte er niet van heeft weerhouden [aangever] te mishandelen. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het reclasseringstoezicht dat op 23 februari 2023 aan verdachte is opgelegd niet van de grond gekomen is en de reclassering voornemens was het toezicht te beëindigen.
De reclassering heeft in haar rapport van 13 juli 2023 beschreven dat sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden, waardoor de kans op recidive hoog is. Verdachte is echter niet gemotiveerd om mee te werken aan een reclasseringstoezicht en hulpverlening. De reclassering heeft getracht verdachte te motiveren, maar verdachte blijft een afwijzende houding tonen naar zowel de reclassering als (vrijwillige) hulpverlening. De reclassering kan daarom niet adviseren om aan verdachte reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen. Oplegging van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte GGZ betreft volgens de reclassering de enige mogelijkheid om recidive te beperken.
De mogelijkheden voor een zorgmachtiging zijn onderzocht. Op 9 augustus 2023 heeft het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt dat het onderzoek heeft uitgewezen dat oplegging van een zorgmachtiging niet haalbaar is. Daarom is geen verzoekschrift tot het opleggen van een zorgmachtiging ingediend.
Verdachte heeft meer dan vier maanden in voorlopige hechtenis verbleven. Toen bleek dat het onderzoek naar een zorgmachtiging op niets uitliep, heeft het Gerechtshof de voorlopige hechtenis opgeheven. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de ernst van het feit en het feit dat sprake is van meermalen recidive, enkel een gevangenisstraf passend. Gelet op de houding van verdachte ten aanzien van reclasseringstoezicht ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf van drie maanden passend, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 319,48 aan materiële schade (bestaande uit € 250,38 voor de aanschafkosten van een nieuwe bril en € 69,10 voor gebruikt eigen risico) en € 1.250,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
In eerste instantie werd het gehele eigen risico ter hoogte van € 385,00 gevorderd, waarvan reeds € 69,10 is gebruikt ten gevolge van de mishandeling en het overige toekomstige kosten ten gevolge van de mishandeling zou betreffen. Ter zitting heeft benadeelde kenbaar gemaakt afgezien van de € 69,10 nog enkele kosten te hebben gemaakt, maar dat deze kosten niet van dien aard zijn dat de benadeelde de vordering wenst te verhogen. De rechtbank begrijpt de vordering ten aanzien van het eigen risico zo dat benadeelde de vordering naar € 69,10 heeft aangepast.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering zowel ten aanzien van de aanschafkosten voor de nieuwe bril als het vanwege de mishandeling verbruikte eigen risico, in totaal een bedrag van € 319,48, kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in onder andere het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een gebroken neus met een blijvende scheefstand opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.250,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 9 april 2023, de dag waarop het strafbare feit werd gepleegd, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/040744-23)

De politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft verdachte op 23 februari 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan twee weken voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De beoordeling door de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 319,48 aan materiële schade en € 1.250,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 1.569,48 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 23 februari 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 05/040744-23).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker, voorzitter, mr. E.S.M. van Bergen en mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023155922, gesloten op 10 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.