ECLI:NL:RBGEL:2023:5615

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/399997 / HA ZA 22-81
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van procedures na faillissement en bekrachtiging van nietige proceshandelingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 11 oktober 2023 een vonnis gewezen in een complexe civiele procedure die zich richt op de voortzetting van procedures na het faillissement van een van de gedaagden. De hoofdzaak betreft een geschil tussen het Waterschap Vallei en Veluwe en de Combinatie De Vries & Van de Wiel - F.L. Liebregts V.O.F., waarbij de curator van de failliete vennootschap betrokken is. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 31 mei 2023, partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over het vervolg van de procedures. De curator heeft aangegeven dat hij de nietige proceshandelingen die voor het faillissement zijn verricht, bekrachtigt, terwijl Martens, een interveniënt, zich op de nietigheid beroept.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de procedure tegen de curator kan worden hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het faillissement. Dit houdt in dat de procedures tegen de Combinatie en De Vries ook kunnen worden voortgezet. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen rechtsregel is die zich verzet tegen het voortzetten van de procedure met een akte, mits alle partijen behoorlijk zijn vertegenwoordigd. De beslissing om de procedures te hervatten is genomen met inachtneming van de belangen van de betrokken partijen en de noodzaak om de voortgang van de rechtsgang te waarborgen.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de vrijwaringsprocedures tegen Martens en de Staat ook kunnen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de brief van de rolrechter van 9 februari 2023. De rechtbank heeft de zaken pro forma aangehouden tot de in de vrijwaringsprocedures te bepalen volgende roldatum, waarbij de partijen de gelegenheid krijgen om hun conclusies te nemen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 11 oktober 2023
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/399997 / HA ZA 22-81 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE,
zetelend te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. A. ter Mors te Deventer,
tegen
1. de vennootschap onder firma
COMBINATIE DE VRIES & VAN DE WIEL - FL LIEBREGTS V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam
2.
MR. BEN GERRITS ARENDS
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F.L. LIEBREGTS B.V.,
kantoorhoudende te Valkenswaard,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ DE VRIES & VAN DE WIEL B.V.,
pro seen als vennoot van gedaagde sub 1,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam,
waarin
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARTENS EN VAN OORD AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Oosterhout NB,
intervenient,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
zich op de voet van art. 214 Rv heeft willen voegen aan de zijde van de curator,
in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/408622 / HA ZA 22-404 van
MR. BEN GERRITS ARENDS
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F.L. LIEBREGTS B.V.,
kantoorhoudende te Valkenswaard,
eiser,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARTENS EN VAN OORD AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Oosterhout NB,
gedaagde,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
waarin
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE,
zetelend te Apeldoorn,
intervenient,
advocaat mr. A. ter Mors te Deventer,
zich aan de zijde van de curator heeft gevoegd.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/408639 / HA ZA 22-407 van
1. de vennootschap onder firma
COMBINATIE DE VRIES & VAN DE WIEL – F.L. LIEBREGTS V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
MR. BEN GERRITS ARENDS
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F.L. LIEBREGTS B.V.,
kantoorhoudende te Valkenswaard,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ DE VRIES & VAN DE WIEL B.V.,
pro seen als vennoot van eiseres sub 1,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN(De Minister van Volkshuisvesting en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. K. Winterink te Den Haag,
waarin
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARTENS EN VAN OORD AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Oosterhout NB,
intervenient,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
zich aan de zijde van eiseressen heeft gevoegd.
Partijen zullen hierna het Waterschap, de Combinatie, Liebregts, De Vries, de curator, Martens en de Staat genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak (22-81)

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 mei 2023
  • de akte van de curator
  • de akte tevens houdend verzoek tot nadere akte van het Waterschap
  • de akte van de Combinatie en De Vries
  • de akte van Martens
  • de voorwaardelijke incidentele conclusie houdende verzoek tot oproeping in vrijwaring van de Combinatie, De Vries en de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak tegen Martens (22-404)

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 mei 2023
  • de akte van de curator
  • de akte tevens houdend verzoek tot nadere akte van het Waterschap
  • de akte van Martens.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in de vrijwaringszaak tegen de Staat (22-407)

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 mei 2023
  • de akte van de curator
  • de akte van de Combinatie en De Vries
  • de akte van de Staat
  • de akte van Martens.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De beoordeling

4.1.
In het tussenvonnis van 31 mei 2023 heeft de rechtbank aan partijen, en in de hoofdzaak ook de curator, gelegenheid geboden zich bij akte uit te laten over, kort gezegd, het vervolg van de procedures. De nadien genomen akten strekken daartoe. Met de voorwaardelijke conclusie van de Combinatie, De Vries en de curator beogen zij te anticiperen op een door hen voorzien mogelijk vervolg van de hoofdzaak.
4.2.
De rechtbank zal hierna per zaak het vervolg bepalen.
in de hoofdzaak
4.3.
Gebleken is dat in het faillissement van Liebregts op 21 juni 2023 een verificatievergadering is gehouden en dat de curator daar de verificatie van de aangemelde vordering van het Waterschap heeft betwist. De curator heeft in zijn akte verklaard dat hij het van rechtswege op de voet van art. 29 Fw geschorste geding tegen Liebregts van de failliet overneemt.
4.4.
Martens werpt op dat hervatting van het geschorste geding moet plaatsvinden met een door het Waterschap tegen de curator uit te brengen dagvaarding tot hervatting, waarna de rechtbank dit hervatte geding desgewenst zou kunnen voegen met de niet geschorste procedures tegen de Combinatie en De Vries. Daarop moet echter niet worden gewacht. De procedure tegen Liebregts moet worden doorgehaald en de procedures tegen de Combinatie en De Vries moeten worden vervolgd, aldus Martens, die daaraan de conclusie verbindt dat zij na eventuele dagvaarding tot hervatting opnieuw door de curator in vrijwaring zal moeten worden opgeroepen.
4.5.
In art. 29 Fw is niet bepaald op welke wijze het geding wordt voortgezet. Dat dit alleen met een hervattingsexploot mogelijk is ligt niet voor de hand. Hervatting met een daartoe strekkende akte ter rolle, zoals in art. 227 lid 1 aanhef en onder b en art. 228 lid 1 Rv is geregeld voor andere gevallen van schorsing, is ook denkbaar. Vergelijk Hof Amsterdam 25 oktober 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU4956. In een geval als het onderhavige, waarin het geschorste geding niet is doorgehaald of naar de parkeerrol is verwezen, de curator blijkens zijn akte hervatting wenst, de wederpartij daarmee instemt, ook volgens de voegende partij de procedure in principe kan worden voortgezet (randnummer 2.1. van de akte van Martens), en deze partijen behoorlijk zijn vertegenwoordigd, kan met een akte worden volstaan. Er is geen rechtsregel die zich daartegen verzet.
4.6.
Dan is aan de orde of de aldus tegen de curator hervatte procedure moet worden vervolgd in de stand waarin zij zich bevond ten tijde van de schorsing van rechtswege, dus ten tijde van het faillissement van Liebregts op 15 februari 2022, of dat nadien in deze procedure verrichte nietige proceshandelingen zijn bekrachtigd en daarom alsnog gelden, zodat het hele geding zou kunnen worden vervolgd in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de brief van de rolrechter van 9 februari 2023. Een en ander zoals voorgesteld in overweging 4.19. van het tussenvonnis van 31 mei 2023. In dat verband is het volgende van belang.
4.7.
De curator heeft laten weten dat hij de door hem verrichte nietige proceshandelingen bekrachtigt. Het Waterschap heeft verklaard dat zij in uitgangspunt ook instemt met het voorstel van de rechtbank. Zij signaleert wel een mogelijk obstakel, daarin gelegen dat in rechtspraak een enkele keer is geoordeeld dat een curator in een renvooiprocedure geen vrijwaringsprocedure kan starten. Dat zou mogelijk aan het instellen en/of voortzetten van een vrijwaringsprocedure door de curator in de weg kunnen staan, aldus het Waterschap.
4.8.
Tot aan de brief van de rolrechter van 9 februari 2023 zijn partijen ervan uitgegaan dat de curator de procedure op de voet van art. 28 en art. 29 Fw van Liebregts had overgenomen. In het vrijwaringsincident had de nu door het Waterschap opgeworpen kwestie dus al aan de orde kunnen worden gesteld. Dat is niet gebeurd. Dan kan deze kwestie niet alsnog worden betrokken in het debat over bekrachtiging. Dat zou neerkomen op een verkapt appel. Bovendien kan de rechtbank, zoals in 4.14 van het tussenvonnis van 31 mei 2023 is overwogen, de formele geldigheid van de toegestane oproeping in vrijwaring niet zelf ongedaan maken, ook niet als bekrachtiging zou uitblijven en de procedure tegen de curator zou worden vervolgd in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.
4.9.
Wat er inhoudelijk ook zij van de opmerking van het Waterschap, een beletsel voor bekrachtiging van de proceshandelingen kan reeds om deze redenen daarin niet zijn gelegen. De rechtbank ziet daarom onvoldoende reden inhoudelijke uitlatingen van de overige partijen op dit punt toe te staan. Het Waterschap wordt, conform haar uitgangspunt, geacht de door haar verrichte proceshandelingen te hebben bekrachtigd.
4.10.
Martens heeft laten weten dat zij afziet van bekrachtiging van de door haar verrichte proceshandelingen. Zij heeft zich bij antwoordakte van 12 april 2023 uitdrukkelijk op de nietigheid van de nietige proceshandelingen beroepen. Aan de in art. 3:58 BW voor bekrachtiging gestelde eis dat alle onmiddellijk belanghebbenden de nietige proceshandelingen als geldig hebben aangemerkt is daarom niet voldaan, aldus Martens.
4.11.
Martens is pas op 16 november 2022, toen zij zich ex art. 214 Rv als waarborg in de hoofdzaak voegde, partij geworden in de hoofdzaak. Zij is daarom geen onmiddellijk belanghebbende bij voordien verrichte nietige proceshandelingen, waaronder het tussenvonnis van 22 juli 2022 waarin haar oproeping in vrijwaring is toegestaan. De nietigheid van de vóór 16 november 2022 verrichte proceshandelingen is dus, vanwege bekrachtiging van deze handelingen door de daarbij wel onmiddellijk belanghebbenden, het Waterschap en de curator, in ieder geval geheeld.
4.12.
Verder geldt dat Martens haar antwoordakte heeft genomen nadat de rechtbank bij brief van 9 februari 2023 de eventuele nietigheid van verrichte proceshandelingen ambtshalve aan de orde had gesteld. Tot die tijd heeft ook Martens de proceshandelingen voor geldig gehouden. In de akte kan dan welbeschouwd geen beletsel voor bekrachtiging zijn gelegen. Wat hiervan verder zij, de weigering haar nietige proceshandelingen te bekrachtigen heeft, gegeven het in 4.11. overwogene, slechts tot gevolg dat Martens niet als gevoegde partij aan de zijde van de curator deelneemt aan de hervatte procedure tegen de curator. Het betekent niet dat die procedure niet tussen het Waterschap en de curator kan worden vervolgd in de stand waarin zij zich bevond ten tijde van de brief van de rolrechter van 9 februari 2023. Desgewenst kan Martens zich in die procedure opnieuw als waarborg voegen. In de hoofdzaak zal immers pas over geruime tijd geantwoord hoeven worden. Een en ander past bij de strekking van art. 3:58 BW, namelijk faciliteren dat een nietigheid niet verder strekt dan haar doel eist. Bovendien wordt zo recht gedaan aan de beginselen van een behoorlijke procesorde waaronder valt dat de rechtbank de voortvarendheid van de procedure dient te bewaken en waakt voor nodeloze formaliteiten. Hierbij speelt mee dat een andere uitkomst in deze zaak enkel tot een herhaling van zetten zou leiden. Nader partijdebat op dit punt, zoals het Waterschap voorstelt, acht de rechtbank bij deze stand van zaken en gelet op de reeds toegepaste hoor en wederhoor niet ter zake dienend.
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de geschorste procedure tegen Liebregts zal worden hervat tegen de curator, tezamen met de procedures tegen de Combinatie en De Vries, en wel in de stand waarin deze procedures zich bevonden ten tijde van de brief van de rolrechter van 9 februari 2023. Concreet betekent dit, mede gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen over de vrijwaringszaken, dat de curator, de Combinatie en De Vries voor antwoord kunnen concluderen, 12 weken nadat in de vrijwaringsprocedures zal zijn geantwoord. De hoofdzaak zal daarom nu pro forma worden aangehouden tot de in de vrijwaringsprocedures te bepalen volgende roldatum.
4.14.
Bij deze stand van zaken dient de voorwaarde waaronder de Combinatie, De Vries en de curator hun voorwaardelijke incidentele conclusie houdende verzoek tot oproeping in vrijwaring hebben ingediend, voor onvervuld te worden gehouden. Voor zover het tussenvonnis van 20 juli 2022 nietig was is die nietigheid immers door bekrachtiging door de daarbij onmiddellijk belanghebbenden geheeld. Op de voorwaardelijke incidentele vorderingen hoeft dan niet te worden beslist.
4.15.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in de vrijwaringszaken
4.16.
Nu de hoofdzaak tegen Liebregts niet zal worden doorgehaald maar tegen de curator zal worden vervolgd en wel in de stand waarin deze procedure zich bevond ten tijde van de brief van de rechtbank van rolrechter van 9 februari 2023, bestaat ook geen aanleiding de vrijwaringsprocedure tegen Martens en de vrijwaringsprocedure tegen de Staat, voor zover deze laatste door de curator is ingesteld, door te halen.
4.17.
De Staat heeft zich ter zake van het vervolg van de vrijwaringsprocedure tegen haar gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De overige partijen in de vrijwaringsprocedures hebben in die procedures geen andere standpunten ontwikkeld dan hiervoor in de hoofdzaak al zijn besproken.
4.18.
In de hoofdzaak is vastgesteld dat, voor zover het toestaan van de oproepingen in vrijwaring nietig was, deze nietigheid is geheeld. De conclusie is dat de vrijwaringsprocedure tegen Martens en de door de curator ingestelde vrijwaringsprocedure tegen de Staat ook kunnen worden vervolgd in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de brief van de rolrechter van 9 februari 2023.
4.19.
Dit betekent concreet dat de vrijwaringsprocedure tegen Martens zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie door gevoegde partij het Waterschap, zoals in het vonnis in incident van 7 december 2022 is bepaald. In de vrijwaringsprocedure tegen de Staat zal Martens als gevoegde partij een conclusie kunnen nemen, zoals in het vonnis in incident van 4 januari 2023 is bepaald.
4.20.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak (22-81)
5.1.
verstaat dat de voorwaardelijke incidentele vorderingen van de Combinatie, De Vries en de curator geen beslissing behoeven,
5.2.
verwijst de zaak in afwachting van het antwoord in de vrijwaringsprocedures pro forma naar de rol van
22 november 2023,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de vrijwaringszaak tegen Martens (22-404)
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van
22 november 2023voor het nemen van een conclusie door het Waterschap,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de vrijwaringszaak tegen de Staat (22-407).
5.6.
verwijst de zaak naar de rol van
22 november 2023voor het nemen van een conclusie door Martens,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.