ECLI:NL:RBGEL:2023:5604

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
05.184910.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in Arnhem met levensgevaar voor omwonenden

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man uit Arnhem en een 46-jarige man uit Roermond, die beiden zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor brandstichting. De brandstichting vond plaats op 12 april 2022 in een lunchroom in Arnhem, waar de verdachten opzettelijk brand hebben gesticht door een ruit in te gooien en brandbare vloeistoffen naar binnen te gooien, wat leidde tot levensgevaar voor bewoners van de bovenliggende woningen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en DNA-sporen, die de betrokkenheid van de verdachten bevestigden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een straf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de samenleving. De rechtbank benadrukte dat brandstichting in de nachtelijke uren, met bewoners in de nabijheid, een ernstig feit is dat zwaar bestraft moet worden. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van één maand bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-184910-22; 05-005883-21 (tul)
Datum uitspraak : 11 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2022 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een pand ( [bedrijf] ), gevestigd aan de [adres] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • toen en aldaar opzettelijk een ruit van het voornoemde pand ingeslagen/stuk gemaakt met een (bak)steen, althans met een voorwerp, en/of
  • een jerrycan, althans een voorwerp, met daarin een of meer brandbare (vloei-) stof(fen) door de vernielde ruit, bij het voornoemde pand, naar binnen gegooid/gebracht, en/of
  • een of meer lap(pen) stof die (gedeeltelijk) in een fles zat(en) met daarin een of meer brandbare (vloei-)stof(fen), een zogenaamde molotov cocktail, in aanraking gebracht met (open) vuur, en/of
  • deze (vervolgens) bij het voornoemde pand en/of door de vernielde ruit naar binnen gegooid/gebracht,
ten gevolge waarvan
  • het interieur/meubilair van dat pand geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of in dat pand aanwezige goederen en/of de aangrenzende pand(en) en/of in die aangrenzende pand(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in de bovengelegen en/of aangrenzende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 april 2022 omstreeks 03:38 uur is in het pand aan de [adres] in Arnhem, waar [bedrijf] is gevestigd brand gesticht. [2] Voorafgaand aan de brandstichting is een ruit vernield met een steen om de toegang tot het pand te verkrijgen. Vervolgens is een jerrycan met daarin brandbare vloeistof naar binnen gegooid, gevolgd door een brandende molotovcocktail. Bij de brandstichting is gebruik gemaakt van ontbrandbare vloeistoffen teneinde de ontsteking te vergemakkelijken dan wel het brandverloop te bespoedigen. Door de brand is het houten blad van een tafel, die in het midden van het restaurant stond, ondiep verkoold. De zittingen van de stoelen die om die tafel stonden waren geheel verbrand en ook het stucwerk op de muren bij die tafel was gebarsten en naar beneden gevallen. Het restaurant was geheel beroet. Door de brand in de [bedrijf] ontstond veel rook. Deze rook trok vanuit de brandhaard in het restaurant naar buiten door het vernielde raam en via de openstaande ramen van de bovenwoningen daar naar binnen. Hierdoor moesten bewoners worden geëvacueerd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de brand heeft gesticht. Hij voert hiertoe aan dat de in het dossier aanwezige processen-verbaal van herkenning op een ondeugdelijke wijze tot stand zijn gekomen waardoor de gerelateerde herkenning van verdachte onbetrouwbaar is. Verder kan uit de aangetroffen DNA-sporen niet de conclusie worden verbonden dat verdachte op de plaats delict was op 12 april 2022.
Beoordeling door de rechtbank
Levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen
Op grond van de vaststaande feiten en bevindingen uit het forensisch onderzoek stelt de rechtbank vast dat er op 12 april 2022 brand is gesticht in het pand aan de [adres] in Arnhem door eerst met een baksteen een ruit stuk te gooien om vervolgens een brandende molotovcocktail naar binnen te gooien. De rechtbank stelt verder vast dat daarbij levensgevaar te duchten was voor personen die op dat moment in de boven de [bedrijf] gelegen woningen aanwezig waren. De brand werd gesticht in de nachtelijke uren, terwijl de bewoners van voornoemde woningen lagen te slapen. Ook was er (daardoor) gemeen gevaar voor goederen te duchten, bestaande uit schade aan de [bedrijf] zelf en de boven de [bedrijf] gelegen woningen. Dat deze gevaren zich uiteindelijk gedeeltelijk (gelukkig) niet hebben verwezenlijkt, is voor de beoordeling van dit onderdeel niet van belang. Het gaat immers om te duchten gevaar en het feit dat algemeen bekend is welke gevolgen kunnen optreden dan wel voorzienbaar zijn gelet op algemene ervaringsregels bij een brandstichting zoals deze.
De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte degene was die deze brand (mede) heeft gesticht. Zij overweegt daartoe het volgende.
Camerabeelden en herkenning
Op de camerabeelden van cameraopstellingen in de directe omgeving van [bedrijf] is te zien dat twee personen gezamenlijk in beeld komen op de Bloemstraat te Arnhem. Een van hen is op de fiets en parkeert de fiets op de hoek van de Bloemstraat en de Kwekerijstraat. De tweede persoon loopt uit beeld, de Bloemstraat in, in de richting van de Ir. J.P. Muijlwijckstraat. De eerste persoon pakt de fiets en rijdt de Kwekerijstraat in. Hij heeft een oranje boodschappentas bij zich en legt deze halverwege de Kwekerijstraat op de grond en parkeert daar even later ook zijn fiets. Hij pakt de oranje boodschappentas en loopt in de richting van de Bloemstraat. De tweede persoon komt op dat moment ook weer in beeld en steekt schuin de Bloemstraat over richting [bedrijf] . De eerste persoon komt vervolgens in beeld vanuit dezelfde richting als de tweede persoon en draagt op dat moment een doorzichtige fles in zijn linkerhand en een jerrycan in zijn rechterhand. Hij steekt ook schuin de Bloemstraat over in de richting van [bedrijf] . Beide personen staan stil bij een raam van [bedrijf] . De tweede persoon loopt op een gegeven moment hard terug over de Bloemstraat richting de J.P. van Muijlwijckstraat. De eerste persoon staat nog enkele seconden bij het raam van de [bedrijf] en gooit een zwarte jerrycan door het raam naar binnen. De tweede persoon bevindt zich op dat moment op ongeveer vijf meter afstand van de eerste persoon. Onmiddellijk daarop gooit de eerste persoon een duidelijk zichtbaar brandend voorwerp door het raam van [bedrijf] en daarna rent hij weg in de richting van waar hij vandaan kwam. Op de camerabeelden van de binnenzijde van de [bedrijf] is te zien dat er van rechts uit de richting van de Bloemstraat een donker voorwerp, vermoedelijk een steen door het raam van [bedrijf] naar binnen gegooid. Onmiddellijk daarna, 1 à 2 seconden later wordt er een zwarte jerrycan van rechts uit de richting van de Bloemstraat te Arnhem, naar binnen gegooid. Onmiddellijk daarna, 1 à 2 seconden later wordt er iets brandbaars van rechts uit de richting van de Bloemstraat te Arnhem, naar binnen gegooid. [4]
Deze camerabeelden zijn op 27 september 2022 getoond aan (onder meer) hoofdagent [verbalisant 1] en hoofdagent [verbalisant 2] die beiden ambtshalve veel kennis hebben van criminele personen die zich ophouden in de wijk het Spijkerkwartier in Arnhem. [verbalisant 1] verklaarde de man op de fiets, hiervoor beschreven als ‘de eerste persoon’ te herkennen als verdachte. Ook [verbalisant 2] verklaarde de man op de fiets te herkennen als verdachte. [5] Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt op 27 september 2022 blijkt dat de herkenning op deze dag heeft plaatsgevonden. Daarnaast is pas nadat beide agenten de man op de fiets herkenden als verdachte, aan hen medegedeeld dat er DNA sporen waren aangetroffen van verdachte op verschillende voorwerpen die in verband worden gebracht met de brandstichting. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen en zal deze gebruiken voor het bewijs.
DNA-bewijs
Er werden meerdere goederen op de vluchtroute aangetroffen en in beslag genomen voor nader forensisch onderzoek. Op de Bloemstraat in Arnhem is een fietssleutel aangetroffen. Deze lag op de grond tussen de scherven aan de buitenzijde van het pand van [bedrijf] , onder het ingeslagen raam. De fietssleutel bleek te passen op het fietsslot van de fiets die is gebruikt door een van de daders van de brandstichting [6] . Aan de overzijde van [bedrijf] werd een tankdop gevonden. Op de Kwekerijstraat in Arnhem werden de volgende goederen aangetroffen:
  • een oranjekleurige plastic COOP boodschappentas, die rook naar benzine;
  • een zwarte jas;
  • een blauwe jas;
  • een paar handschoenen;
  • een zwart kledingstuk.
Alle hiervoor genoemde goederen zijn nader onderzocht op aanwezige DNA-sporen. Uit dit onderzoek volgen voor zover relevant de volgende bevindingen:
  • op
  • op
  • op
  • ten aanzien van het aangetroffen celmateriaal op de buitenzijde van de dop en binnenzijde van de handschoen is geëvalueerd of [medeverdachte] en medeverdachte [verdachte] gezamenlijk hebben bijgedragen aan de bemonstering. Voor elk van de bemonstering geldt dat zij elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer hypothese de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en [medeverdachte] , dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van hoogstens één van deze personen;
  • op
  • op
  • op
De rechtbank concludeert uit de onderzoeksbevindingen van het NFI dat het DNA van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte] op de hiervoor genoemde goederen is aangetroffen.
Telefonisch contact
Verdachte en medeverdachte hebben op 12 april 2022 voorafgaand aan de brandstichting om 00:20 uur en 00:27 uur telefonisch contact gehad. [10] Op 24 januari 2023 is een agent van team heimelijke inwinning bij medeverdachte aan de deur gegaan. Korte tijd later hebben verdachte en medeverdachte wederom telefonisch contact met elkaar gehad. In één van de gesprekken zegt medeverdachte tegen verdachte: ‘
Lange kom gewoon h hier heen staan 2 man ineens over iets van jou dommigheid bij mij da met je gezicht te laten zien Denk ik’. [11]
Uit een gesprek tussen medeverdachte en ene [naam] blijkt dat medeverdachte een tekstbericht heeft gestuurd dat door een beëdigd tolk werd vertaald als ‘
ik heb ruit gebroken’. [12]
Conclusie
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon is op de beelden met de fiets en de oranje bigshopper en later met de jerrycan en een doorzichtige fles in zijn handen. Er zijn camerabeelden waarop verdachte door twee verbalisanten wordt herkend en zijn DNA is aangetroffen op meerdere voorwerpen die met de brandstichting in verband kunnen worden gebracht. De verklaring van verdachte dat hij er niks mee te maken heeft en zijn DNA op andere mogelijke manieren op de bij de brandstichting gebruikte goederen is gekomen is niet aannemelijk geworden zodat de rechtbank de verklaring van verdachte terzijde schuift.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 12 april 2022 [bedrijf] samen met [medeverdachte] in brand heeft gestoken.
Verdachte en [medeverdachte] hebben bij de brandstichting bewust en nauw samengewerkt. Uit de beelden volgt immers dat de brandstichting door de twee personen gezamenlijk wordt uitgevoerd. De ene persoon gooit een steen door de ruit waardoor deze ruit stuk gaat en de andere persoon gooit vervolgens de jerrycan en daarna de brandende molotovcocktail door de ruit naar binnen, waardoor er brand ontstaat. Daar komt nog bij dat het DNA mengprofiel van beide verdachten op meerdere bij de brandstichting gebruikte voorwerpen is aangetroffen en dat verdachten voor en na de brandstichting telefonischcontact met elkaar hebben gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 april 2022 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht in een pand ( [bedrijf] ), gevestigd aan de [adres] , immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)
  • toen en aldaar opzettelijk een ruit van het voornoemde pand ingeslagen/stuk gemaakt met een (bak)steen,
  • een jerrycan, althans een voorwerp, met daarin een of meer brandbare (vloei-) stof(fen) door de vernielde ruit, bij het voornoemde pand, naar binnen gegooid
  • een of meer lap(pen) stof die (gedeeltelijk) in een fles zat(en) met daarin een of meer brandbare (vloei-)stof(fen), een zogenaamde molotov cocktail, in aanraking gebracht met (open) vuur, en
  • deze
ten gevolge waarvan
  • het interieur/meubilair van dat pand geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat pand en
  • levensgevaar
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en derhalve geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan brandstichting in een [bedrijf] . Medeverdachte heeft met een steen een ruit ingegooid en verdachte heeft vervolgens een jerrycan met daarin een brandbare vloeistof naar binnen gegooid, gevolgd door een brandende molotovcocktail. Het handelen van verdachten was erop gericht om in korte tijd veel schade aan te richten. Dit deden zij ook nog in de nachtelijke uren. Op dat moment waren er meerdere personen in de bovengelegen woningen aanwezig. Mede door zijn handelen heeft verdachte niet alleen het pand vernield, maar ook levensgevaar veroorzaakt voor de personen in de bovengelegen woningen. Zij moesten midden in de nacht hun woning verlaten vanwege de rook. Dat de gevolgen uiteindelijk beperkt zijn gebleven tot schade aan het pand, is dan ook geenszins aan verdachte te danken. Een feit als deze heeft niet alleen impact op de eigenaar van het pand en de bewoners, maar zorgt ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het betreft een ernstig feit, waarbij enkel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een signaal wordt afgegeven dat dit soort feiten, een aanslag op deze wijze midden in de nacht midden in de stad, zwaar wordt bestraft.
Gelet hierop acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank geen aanleiding gezien de straf naar boven of naar beneden bij te stellen. Ook voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-005883-21)

De politierechter heeft verdachte op 1 juli 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 1 juli 2021 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand (parketnummer 05-005883-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R022047 - STONE, gesloten op 20 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 122; proces-verbaal van aangifte, p. 157 en 158;
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 94 en 95.
4.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 208-212.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214 en 215.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 94.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203.
8.NFI-rapport d.d. 11 juli 2022, p. 240-245.
9.NFI-rapport d.d. 13 oktober 2022, p. 255- 260.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 335.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 348 en 351; proces-verbaal van bevindingen, p. 383.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 390.