ECLI:NL:RBGEL:2023:5602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
05.183729.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in Arnhem met levensgevaar voor omwonenden

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man uit Arnhem en een 46-jarige man uit Roermond. Beide verdachten zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor brandstichting in een lunchroom in Arnhem op 12 april 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk brand hebben gesticht, waarbij levensgevaar voor omwonenden te duchten was. De brandstichting vond plaats in de nachtelijke uren, waarbij een ruit werd ingegooid en een jerrycan met brandbare vloeistof en een molotovcocktail naar binnen werden gegooid. Door de brand ontstond veel rook, wat leidde tot evacuatie van bewoners van de bovenwoningen. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden, DNA-bewijs en telefonische communicatie tussen de verdachten. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van vier jaar. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de straf te matigen of voorwaardelijk op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-183729-22
Datum uitspraak : 11 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat in Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2022 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een pand ( [bedrijf] ), gevestigd aan de [adres] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • toen en aldaar opzettelijk een ruit van het voornoemde pand ingeslagen/stuk gemaakt met een (bak)steen, althans met een voorwerp, en/of
  • een jerrycan, althans een voorwerp, met daarin een of meer brandbare (vloei-) stof(fen) door de vernielde ruit, bij het voornoemde pand, naar binnen gegooid/gebracht, en/of
  • een of meer lap(pen) stof die (gedeeltelijk) in een fles zat(en) met daarin een of meer brandbare (vloei-)stof(fen), een zogenaamde molotov cocktail, in aanraking gebracht met (open) vuur, en/of
  • deze (vervolgens) bij het voornoemde pand en/of door de vernielde ruit naar binnen gegooid/gebracht,
ten gevolge waarvan
  • het interieur/meubilair van dat pand geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of in dat pand aanwezige goederen en/of de aangrenzende pand(en) en/of in die aangrenzende pand(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in de bovengelegen en/of aangrenzende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 april 2022 omstreeks 03:38 uur is in het pand aan de [adres] in Arnhem, waar [bedrijf] is gevestigd brand gesticht. [2] Voorafgaand aan de brandstichting is een ruit vernield met een steen om de toegang tot het pand te verkrijgen. Vervolgens is een jerrycan met daarin brandbare vloeistof naar binnen gegooid, gevolgd door een brandende molotovcocktail. Bij de brandstichting is gebruik gemaakt van ontbrandbare vloeistoffen teneinde de ontsteking te vergemakkelijken dan wel het brandverloop te bespoedigen. Door de brand is het houten blad van een tafel, die in het midden van het restaurant stond, ondiep verkoold. De zittingen van de stoelen die om die tafel stonden waren geheel verbrand en ook het stucwerk op de muren bij die tafel was gebarsten en naar beneden gevallen. Het restaurant was geheel beroet. Door de brand in [bedrijf] ontstond veel rook. Deze rook trok vanuit de brandhaard in het restaurant naar buiten door het vernielde raam en via de openstaande ramen van de bovenwoningen daar naar binnen. Hierdoor moesten bewoners worden geëvacueerd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe voert de raadsman aan dat ten aanzien van de aangetroffen DNA-sporen sprake is van sleepsporen. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de inzet van het ruistraject onrechtmatig is geweest, waardoor er sprake is van een vormverzuim in het voorbereidende onderzoek. De raadsman heeft aangevoerd dat daardoor al het bewijs dat is verkregen uit en door dit traject dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Daarbij komt dat volgens de verdediging op grond van de bewijsmiddelen ook een alternatief scenario mogelijk is. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij kleding heeft uitgeleend aan medeverdachte [medeverdachte] , waardoor het mogelijk is dat zijn DNA daarop is aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
Levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen
Op grond van de vaststaande feiten en bevindingen uit het forensisch onderzoek stelt de rechtbank vast dat er op 12 april 2022 brand is gesticht in het pand aan de [adres] in Arnhem door eerst met een baksteen een ruit stuk te gooien om vervolgens een brandende molotovcocktail naar binnen te gooien. De rechtbank stelt verder vast dat daarbij levensgevaar te duchten was voor personen die op dat moment in de boven [bedrijf] gelegen woningen aanwezig waren. De brand werd gesticht in de nachtelijke uren, terwijl de bewoners van voornoemde woningen lagen te slapen. Ook was er (daardoor) gemeen gevaar voor goederen te duchten, bestaande uit schade aan [bedrijf] zelf en de boven [bedrijf] gelegen woningen. Dat deze gevaren zich uiteindelijk gedeeltelijk (gelukkig) niet hebben verwezenlijkt, is voor de beoordeling van dit onderdeel niet van belang. Het gaat immers om te duchten gevaar en het feit dat algemeen bekend is welke gevolgen kunnen optreden dan wel voorzienbaar zijn gelet op algemene ervaringsregels bij een brandstichting zoals deze.
De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte degene is die deze brand heeft gesticht. Zij overweegt daartoe het volgende.
Camerabeelden en herkenning
Op de camerabeelden van cameraopstellingen in de directe omgeving van [bedrijf] is te zien dat twee personen gezamenlijk in beeld komen op de Bloemstraat te Arnhem. Een van hen is op de fiets en parkeert de fiets op de hoek van de Bloemstraat en de Kwekerijstraat. De tweede persoon loopt uit beeld, de Bloemstraat in, in de richting van de Ir. J.P. Muijlwijckstraat. De eerste persoon pakt de fiets en rijdt de Kwekerijstraat in. Hij heeft een oranje boodschappentas bij zich en legt deze halverwege de Kwekerijstraat op de grond en parkeert daar even later ook zijn fiets. Hij pakt de oranje boodschappentas en loopt in de richting van de Bloemstraat. De tweede persoon komt op dat moment ook weer in beeld en steekt schuin de Bloemstraat over richting [bedrijf] . De eerste persoon komt vervolgens in beeld vanuit dezelfde richting als de tweede persoon en draagt op dat moment een doorzichtige fles in zijn linkerhand en een jerrycan in zijn rechterhand. Hij steekt ook schuin de Bloemstraat over in de richting van [bedrijf] . Beide personen staan stil bij een raam van [bedrijf] . De tweede persoon loopt op een gegeven moment hard terug over de Bloemstraat richting de J.P. van Muijlwijckstraat. De eerste persoon staat nog enkele seconden bij het raam van [bedrijf] en gooit een zwarte jerrycan door het raam naar binnen. De tweede persoon bevindt zich op dat moment op ongeveer vijf meter afstand van de eerste persoon. Onmiddellijk daarop gooit de eerste persoon een duidelijk zichtbaar brandend voorwerp door het raam van [bedrijf] en daarna rent hij weg in de richting van waar hij vandaan kwam. Op de camerabeelden van de binnenzijde van [bedrijf] is te zien dat er van rechts uit de richting van de Bloemstraat een donker voorwerp, vermoedelijk een steen door het raam van [bedrijf] naar binnen gegooid. Onmiddellijk daarna, 1 à 2 seconden later wordt er een zwarte jerrycan van rechts uit de richting van de Bloemstraat te Arnhem, naar binnen gegooid. Onmiddellijk daarna, 1 à 2 seconden later wordt er iets brandbaars van rechts uit de richting van de Bloemstraat te Arnhem, naar binnen gegooid. [4]
De camerabeelden van de brandstichting zijn getoond aan hoofdagent [verbalisant 1] en hoofdagent [verbalisant 2] die beiden ambtshalve veel kennis hebben van criminele personen die zich ophouden in de wijk het Spijkerkwartier in Arnhem. Zij verklaarden de man op de fiets, hiervoor beschreven als ‘de eerste persoon’, te herkennen als [medeverdachte] . [5]
DNA-bewijs
Er werden meerdere goederen op de vluchtroute aangetroffen en in beslag genomen voor nader forensisch onderzoek. Op de Bloemstraat in Arnhem is een fietssleutel aangetroffen. Deze lag op de grond tussen de scherven aan de buitenzijde van het pand van [bedrijf] , onder het ingeslagen raam. De fietssleutel bleek te passen op het fietsslot van de fiets die is gebruikt door een van de daders van de brandstichting [6] . Aan de overzijde van [bedrijf] werd een tankdop gevonden. Op de Kwekerijstraat in Arnhem werden de volgende goederen aangetroffen:
  • een oranjekleurige plastic COOP boodschappentas, die rook naar benzine;
  • een zwarte jas;
  • een blauwe jas;
  • een paar handschoenen;
  • een zwart kledingstuk.
Alle hiervoor genoemde goederen zijn nader onderzocht op aanwezige DNA-sporen. Uit dit onderzoek volgen voor zover relevant de volgende bevindingen:
  • op
  • op
  • op
  • ten aanzien van het aangetroffen celmateriaal op de buitenzijde van de dop en binnenzijde van de handschoen is geëvalueerd of [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] gezamenlijk hebben bijgedragen aan de bemonstering. Voor elk van de bemonstering geldt dat zij elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer hypothese de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte] en [verdachte] , dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van hoogstens één van deze personen;
  • op
  • op
  • op
De rechtbank concludeert uit de onderzoeksbevindingen van het NFI dat het DNA van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte] op de hiervoor genoemde goederen is aangetroffen.
Telefonisch contact
Verdachte en [medeverdachte] hebben op 12 april 2022 voorafgaand aan de brandstichting om 00:20 uur en 00:27 uur telefonisch contact gehad. [10] Op 24 januari 2023 is een agent van team heimelijke inwinning bij verdachte aan de deur gegaan. Korte tijd later hebben verdachte en [medeverdachte] wederom telefonisch contact met elkaar gehad. In één van de gesprekken zegt verdachte tegen [medeverdachte] : ‘
Lange kom gewoon h hier heen staan 2 man ineens over iets van jou dommigheid bij mij da met je gezicht te laten zien Denk ik’. [11]
Uit een gesprek tussen verdachte en ene [naam] via Snapchat blijkt dat verdachte een tekstbericht heeft gestuurd dat door een beëdigd tolk werd vertaald als ‘
ik heb ruit gebroken’. [12]
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de inzet van het ruistraject onrechtmatig is geweest, wordt dat door de rechtbank verworpen. Uit het dossier volgt dat er een onderzoek liep naar de opdrachtgever voor de brandstichting en dat dit tactische plan in het kader van de waarheidsvinding is ingezet. Er is geen sprake geweest van een verhoorsituatie en aan verdachte zijn ook geen vragen gesteld in het gesprek waarop hij zou moeten hebben reageren.
De politie was op grond van artikel 3 Politiewet bevoegd om dit ruistraject in te zetten. Bij de uitvoering hiervan is slechts sprake geweest van een minimale inbreuk op de rechten van verdachte terwijl sprake was van verdenking van een zeer ernstig feit, te weten een brandstichting in een [bedrijf] in de nachtelijke uren met daarboven woningen waarin bewoners lagen te slapen in de binnenstad van Arnhem. Gelet op de zeer beperkte misleiding, namelijk een enkele aan het strafbare feit gerelateerde mededeling over betrokkenheid bij de brand van verdachte en het verzoek de opdrachtgever te laten bellen, komt de rechtbank tot het oordeel dat de politie en het Openbaar Ministerie bij het inzetten van deze methode de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit op een juiste wijze in acht hebben genomen.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon is op de beelden die een steen door de ruit gooit (de tweede persoon) en daarna wegrent. Er zijn camerabeelden waarop twee personen te zien zijn. Het DNA van verdachte is aangetroffen op meerdere voorwerpen die met de brandstichting in verband kunnen worden gebracht en verdachte stuurt direct nadat de politie bij hem aan de deur is geweest in het kader van een heimelijk traject een bericht aan [naam] waarin hij aangeeft “ik heb ruit gebroken”.
Het alternatieve scenario
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte kleding heeft uitgeleend aan [medeverdachte] en dat [medeverdachte] , toen hij bij verdachte heeft geslapen, mogelijk nog meer spullen heeft meegenomen uit zijn woning.
De rechtbank overweegt dat het DNA van verdachte op meerdere voorwerpen die verband houden met de brandstichting is aangetroffen. Niet alleen op de kleding, maar ook op de handschoenen en de dop van de jerrycan. Voor die laatste twee voorwerpen is de verklaring van verdachte dat [medeverdachte] goederen uit zijn woning zou kunnen hebben meegenomen onvoldoende concreet. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het door de verdediging geschetste alternatieve scenario voor het aangetroffen DNA niet aannemelijk geworden. Daarnaast spreekt verdachte met [naam] over een ‘
gebroken ruit’ en hij geeft daar vervolgens pas op de terechtzitting een onduidelijke verklaring over die verder geen enkele steun vindt in het dossier.
Conclusie
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 12 april 2022 [bedrijf] samen met [medeverdachte] in brand heeft gestoken.
Verdachte en [medeverdachte] hebben bij de brandstichting bewust en nauw samengewerkt. Uit de beelden volgt immers dat de brandstichting door de twee personen gezamenlijk wordt uitgevoerd. De ene persoon gooit een steen door de ruit waardoor deze ruit stuk gaat en de andere persoon gooit vervolgens de jerrycan en daarna de brandende molotovcocktail door de ruit naar binnen, waardoor er brand ontstaat. Daar komt nog bij dat het DNA mengprofiel van beide verdachten op meerdere bij de brandstichting gebruikte voorwerpen is aangetroffen en dat verdachten voor en na de brandstichting contact met elkaar hebben gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 april 2022 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht in een pand ( [bedrijf] ), gevestigd aan de [adres] , immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)
  • toen en aldaar opzettelijk een ruit van het voornoemde pand ingeslagen/stuk gemaakt met een (bak)steen,
  • een jerrycan, althans een voorwerp, met daarin een of meer brandbare (vloei-) stof(fen) door de vernielde ruit, bij het voornoemde pand, naar binnen gegooid
  • een of meer lap(pen) stof die (gedeeltelijk) in een fles zat(en) met daarin een of meer brandbare (vloei-)stof(fen), een zogenaamde molotov cocktail, in aanraking gebracht met (open) vuur, en
  • deze
ten gevolge waarvan
  • het interieur/meubilair van dat pand geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat pand en
  • levensgevaar
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de rol van verdachte zodanig beperkt is gebleven, dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan brandstichting in een [bedrijf] . Zij hebben met een steen een ruit ingegooid en vervolgens een jerrycan met daarin een brandbare vloeistof naar binnen gegooid, gevolgd door een brandende molotovcocktail. Het handelen van verdachten was erop gericht om in korte tijd veel schade aan te richten. Dit gebeurde ook nog in de nachtelijke uren. Op dat moment waren er meerdere personen in de bovengelegen woningen aanwezig. Mede door het handelen van verdachte is niet alleen het pand vernield, maar ook levensgevaar veroorzaakt voor de personen in de bovengelegen woningen. Zij moesten midden in de nacht hun woning verlaten. Dat de gevolgen uiteindelijk beperkt zijn gebleven tot schade aan het pand, is dan ook geenszins aan verdachte te danken. Een feit als deze heeft niet alleen impact op de eigenaar van het pand en de bewoners, maar zorgt ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het betreft een ernstig feit, waarbij enkel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een signaal wordt afgegeven dat dit soort feiten, een aanslag op deze wijze midden in de nacht midden in de stad, zwaar worden bestraft.
Gelet hierop acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank geen aanleiding gezien de straf naar boven of naar beneden bij te stellen. Ook voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2023.
Mrs. Bögemann en De Gooijer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R022047 - STONE, gesloten op 20 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 122; proces-verbaal van aangifte, p. 157 en 158;
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 94 en 95.
4.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 208-212.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214 en 215.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 94.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203.
8.NFI-rapport d.d. 11 juli 2022, p. 240-245.
9.NFI-rapport d.d. 13 oktober 2022, p. 255- 260.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 335.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 348 en 351; proces-verbaal van bevindingen, p. 383
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 356 en 357.