In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers, natuurlijke personen, tegen de positieve weigering van een natuurvergunning aan de derde-partij, een veehouderij. Het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland had op 15 november 2021 de aanvraag van de derde-partij afgewezen, met het argument dat er geen natuurvergunning nodig was. Eisers, die op een afstand van 14 kilometer van de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden wonen, stellen dat hun belangen niet voldoende zijn verweven met het algemene belang van de natuur. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat het relativiteitsvereiste aan eisers wordt tegengeworpen, omdat hun belang niet verweven is met het algemene belang van de bescherming van natuurwaarden in de betrokken gebieden. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de derde-partij intern kan salderen en er geen significante gevolgen voor de natuur zijn aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van het college, waardoor eisers geen griffierecht terugkrijgen en geen proceskostenvergoeding ontvangen.