Uitspraak
[gedaagde partij] .
1.De procedure
2.De feiten
d) Werknemer heeft op 13 april 2022 mondeling aangegeven de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te willen beëindigen wegens chronische ziekte.
Gezien de gesprekken die we hebben gehad ben je naar onze mening niet ziek, maar wilde je niet meer werken. We zullen dan ook niet met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2022 het loon aan je betalen, tenzij jij met medische informatie kunt bewijzen dat je wel ziek was vanaf die datum.
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
“Werknemer heeft op 13 april 2022 mondeling aangegeven de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te willen beëindigen wegens chronische ziekte.”. In deze e-mail, als reactie op de e-mails van [gedaagde partij] van 19 en 29 april 2022 wordt met geen woord gesproken over een ziekmelding of arbeidsongeschiktheid. Daarnaast heeft [eisende partij] in de periode vanaf 13 april 2022 tot zijn brief van 29 juni 2022 nooit gevraagd om doorbetaling van zijn salaris, ook niet nadat in mei 2022 de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst waren stukgelopen, waardoor, als zijn stellingen moeten worden gevolgd, de arbeidsovereenkomst in stand zou zijn gebleven. Evenmin heeft hij gevraagd om te worden gezien door een bedrijfsarts. Dat [gedaagde partij] de bedrijfsarts niet zou inschakelen ligt niet voor de hand, nu zij een zieke werknemer op korte termijn moet laten oproepen om zich te houden aan de wettelijke voorschriften bij arbeidsongeschikte werknemers. Dat heeft zij later, toen [eisende partij] zich per brief van 29 juni 2022 ziekmeldde, wel gedaan. Gezien alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de kantonrechter het voorshands niet aannemelijk dat [eisende partij] zich op 13 april 2022, dan wel enige datum daarvoor gelegen, ziek heeft gemeld bij [gedaagde partij] , maar wel dat hij op genoemde datum zijn arbeidsovereenkomst per direct heeft opgezegd.
Proceskosten