ECLI:NL:RBGEL:2023:5552

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
05.029708.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot ontucht met minderjarige

Op 10 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man uit Heelsum, die werd beschuldigd van poging tot ontucht met een 10-jarig meisje. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende ondersteunend bewijsmateriaal was om de tenlastelegging wettig en overtuigend te bewijzen. De zaak was behandeld in een openbare terechtzitting op 26 september 2023, waar de officier van justitie een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank beoordeelde de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, die consistent en gedetailleerd was, maar concludeerde dat er geen voldoende steunbewijs was. De getuigenverklaringen waren voornamelijk gebaseerd op wat het slachtoffer had verteld, en er was geen forensisch bewijs dat de verdachte aan de tenlastegelegde feiten kon koppelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende steun vond in ander wettig bewijsmateriaal, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde gedragingen had verricht.

Daarnaast werd de civiele vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en veroordeelde deze in de kosten van de verdachte, die op nihil werden begroot. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/029708-23
Datum uitspraak : 10 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. M.J. Lamers, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Renkum,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum 2] )
te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- die [benadeelde partij] , die alleen was en/of haar oma kwijt was, heeft aangesproken en/of tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou helpen om haar oma te zoeken, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- die [benadeelde partij] bij haar hand heeft gepakt en/of haar heeft meegenomen naar een steegje en/of
- onverhoeds zijn hand in de broek van die [benadeelde partij] heeft gebracht en/of (hierbij) haar onderbroek heeft aangeraakt en/of (hierbij) zijn hand heeft bewogen richting haar vulva, althans haar schaamstreek,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Renkum,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum 2] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen te plegen,
- die [benadeelde partij] , die alleen was en/of haar oma kwijt was, heeft aangesproken en/of tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou helpen om haar oma te zoeken, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- die [benadeelde partij] bij haar hand heeft gepakt en/of haar heeft meegenomen naar een steegje en/of
- onverhoeds zijn hand in de broek van die [benadeelde partij] heeft gebracht en/of (hierbij) haar onderbroek heeft aangeraakt en/of (hierbij) zijn hand heeft bewogen richting haar vulva, althans haar schaamstreek,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan de proeftijd moeten volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd worden gekoppeld, met daaraan toegevoegd de voorwaarde van een contactverbod met [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] ). Verder heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verdachte wordt, kort gezegd, beschuldigd van een poging tot het plegen van ontucht bij [benadeelde partij] , die op dat moment [leeftijd] jaar oud was. De ontuchtige handelingen zouden hebben bestaan uit het onverhoeds zijn hand in haar broek brengen en/of haar onderbroek aanraken en/of zijn hand bewegen richting haar vulva/schaamstreek.
Wettelijk kader: bewijsminimumZedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken. Vaak staat de verklaring van de aangever of aangeefster, die zegt dat de verdachte iets heeft gedaan, tegenover die van de verdachte, die zegt dat hij dat niet heeft gedaan. Getuigen van de gestelde gebeurtenissen zijn er over het algemeen niet. Dit is ook het geval in deze zaak.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft als doel te zorgen voor een deugdelijke bewijsbeslissing. De rechter kan niet tot een bewezenverklaring komen als door één getuige (aangever/aangeefster) feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht die op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (steunbewijs).
Het steunbewijs moet ‘voldoende steun’ geven aan de verklaring van die getuige. Dit betekent dat het steunbewijs op een relevante manier in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Het steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron, zoals de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Alleen een de auditu (‘van horen zeggen’)-verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van de getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren. Het is niet (per se) vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaring van [benadeelde partij] betrouwbaar is en dus voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [benadeelde partij] consistent is. De verklaring die zij tijdens het studioverhoor bij de politie heeft afgelegd, komt op belangrijke onderdelen overeen met wat [benadeelde partij] direct na de door haar benoemde gebeurtenissen hierover aan haar oma heeft verteld en met wat zij later ook aan haar moeder heeft verteld. De verklaring van [benadeelde partij] is daarnaast concreet en gedetailleerd en komt op de rechtbank authentiek over. Zij beschrijft helder over de plaats waar het zich afspeelde, wat de handelingen van verdachte en haarzelf waren en wat er over en weer is gezegd. Ook geeft zij in haar verklaring aan dat zij bang is dat de man boos op haar wordt, omdat zij een verklaring heeft afgelegd bij de politie. Dit komt bijzonder authentiek over voor een meisje van haar leeftijd. Verder heeft de moeder van [benadeelde partij] verklaard dat [benadeelde partij] ook echt aan haar heeft voorgedaan hoe verdachte zijn hand in haar broek had gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [benadeelde partij] daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het dossier voldoende steunbewijs bevat.
De rechtbank stelt vast dat geen van de getuigen de door [benadeelde partij] benoemde gebeurtenissen heeft gezien. De getuigen verklaren wel over de ten laste gelegde gedragingen, maar zij hebben die informatie allemaal van horen zeggen. Dit betekent dat de informatie allemaal uit één bron afkomstig is, namelijk van [benadeelde partij] , zodat die onderdelen van de getuigenverklaringen niet kunnen gelden als steunbewijs.
Ook de in de verklaringen van [benadeelde partij] en haar oma beschreven gil, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gelden als steunbewijs. Weliswaar heeft haar oma verklaard een gil te hebben gehoord en heeft [benadeelde partij] verklaard te hebben gegild, maar gelet op het beschreven moment hiervan in hun verklaringen (volgens [benadeelde partij] kort voor het moment dat zij haar broertje weer zag, afgaande op de verklaring van haar oma op een eerder moment) biedt de verklaring van haar oma over de gil onvoldoende steun aan de verklaring van [benadeelde partij] op dit punt.
Zowel de oma als de moeder van [benadeelde partij] hebben verklaard over de emotionele en fysieke toestand van [benadeelde partij] na de door haar benoemde gebeurtenissen. Haar oma heeft verklaard dat [benadeelde partij] haar in de armen vloog toen ze elkaar weer hadden teruggevonden in het bos. Verder heeft ze verklaard dat [benadeelde partij] haar verhaal rustig maar wel in tranen aan haar vertelde. Haar moeder heeft verklaard dat [benadeelde partij] er vol van was toen ze er met haar over sprak en [benadeelde partij] in de week na de door haar benoemde gebeurtenissen vermoeider was en angst had om alleen te zijn. De rechtbank overweegt dat met het gebruiken van een (ondersteunend) bewijsmiddel waar het gaat om iemands gemoedstoestand, terughoudend moet worden omgegaan. Soms is het zo dat die gemoedstoestand wel als bewijsmiddel wordt gebruikt wanneer het betreffende slachtoffer (heel) kort daarvóór iets is aangedaan en de gemoedstoestand die door een getuige wordt waargenomen daarbij passend is. In dit geval ligt het echter ingewikkelder. Uit het dossier volgt dat [benadeelde partij] al huilde voordat de door haar benoemde gebeurtenissen plaats zouden hebben gevonden, dit omdat ze haar oma en broertje kwijt was geraakt in het bos. Gelet hierop is niet zonder meer te concluderen dat de door de oma en moeder waargenomen emotionele en fysieke toestand van [benadeelde partij] (enkel kan) zijn veroorzaakt door de door haar benoemde gebeurtenissen. Naar het oordeel van de rechtbank is de gemoedstoestand van [benadeelde partij] , op zichzelf, in dit geval, dan ook onvoldoende overtuigend en onderscheidend om buiten gerede twijfel te kunnen vaststellen dat deze het gevolg moet zijn geweest van de ten laste gelegde gedragingen en dus om van voldoende steunbewijs te kunnen spreken.
Tegenover de belastende verklaring van [benadeelde partij] staat de ontkennende verklaring van verdachte. Weliswaar bevat de verklaring van verdachte feiten en omstandigheden die overeenkomen met wat [benadeelde partij] heeft verklaard, maar dit is niet het geval waar het betreft de ten laste gelegde gedragingen.
Uit het forensisch DNA-onderzoek volgt tot slot dat geen aanwijzing is gevonden voor een bijdrage van DNA van verdachte in de bemonsteringen van de broek en onderbroek van [benadeelde partij] .
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaring van [benadeelde partij] onvoldoende steun vindt in ander wettig bewijsmateriaal en daarmee op zichzelf is blijven staan. Bij die stand van zaken is niet voldaan aan het bewijsminimum en is niet buiten redelijke twijfel vast komen te staan dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht bij [benadeelde partij] .
Conclusie
Het tenlastegelegde kan niet wettig worden bewezen. Dit betekent dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
4. De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] ) heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vanwege de bepleite vrijspraak (primair) verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
 veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. M. Wevers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2023.