ECLI:NL:RBGEL:2023:5458

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
AWB – 21 _ 2778
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek met betrekking tot geluid en trillingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres A tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld beoordeeld. Eiseres had een handhavingsverzoek ingediend op 27 maart 2020, omdat zij lichamelijke klachten ondervond door trillingen en geluid van de naastgelegen visspeciaalzaak van derde-partij C B.V. Het college heeft dit verzoek op 28 juli 2020 afgewezen, met de motivering dat er geen wettelijke normen werden overschreden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft de afwijzing in stand gelaten.

De rechtbank heeft op 25 augustus 2023 de zaak behandeld. Eiseres, haar dochter, en de gemachtigden van zowel eiseres als het college en derde-partij waren aanwezig. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar beoordeeld aan de hand van de argumenten van eiseres en de relevante wet- en regelgeving. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid kon afzien van een trillingsonderzoek, omdat de indicatieve geluidsmetingen voldoende representatief waren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college niet deugdelijk onderzoek heeft verricht.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter M. Duifhuizen, in aanwezigheid van griffier R.P.C.M. van Wel, en is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.M.J. de Goede),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, het college
(gemachtigde: mr. K. Dankers).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [C] B.V. uit [plaats B]

(gemachtigde: [D] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 3 mei 2021. Het college heeft in het besluit van 28 juli 2020 het handhavingsverzoek van eiseres afgewezen. In de beslissing op bezwaar is het besluit van 28 juli 2020 in stand gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar dochter [E] , de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

1. Op 27 maart 2020 heeft eiseres een handhavingsverzoek ingediend bij het college met de stelling dat eiseres lichamelijke klachten ondervindt door trillingen en geluid bij haar woning.
1.1.
Op 28 juli 2020 heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen met de motivering dat uit verschillende onderzoeken is gebleken dat er geen wettelijke normen worden overschreden.
1.2.
In de beslissing op bezwaar heeft het college het besluit van 28 juli 2020 in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college voldoende en deugdelijk onderzoek verricht?
4. De rechtbank heeft de verschillende beroepsgronden waarin is aangevoerd dat het college geen deugdelijk onderzoek heeft uitgevoerd voordat het college het handhavingsverzoek heeft afgewezen verdeeld in verschillende onderdelen:
  • De beoordeling of het college in redelijkheid heeft kunnen afzien van een trillingsonderzoek;
  • De beoordeling of de indicatieve geluidsmetingen voldoende representatief waren voor de feitelijke situatie;
  • De beoordeling of het college gebruik kon maken van de geluidsmetingen uit 2018.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat voor handhavend optreden een overtreding als bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is vereist. Op grond van deze bepaling wordt onder overtreding verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. [1] Eiseres heeft in haar handhavingsverzoek gesteld dat zij hinder ondervindt van kortgezegd geluid en trillingen afkomstig van de naast haar woning gelegen visspeciaalzaak van de derde-partij. In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn de maximale geluidsniveaus dan wel maximale trillingsniveaus voor de visspeciaalzaak neergelegd. [2]
4.2.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college bij de voorbereiding van het besluit tot afwijzing van het handhavingsverzoek alle relevante kennis heeft vergaard over de relevante feiten en omstandigheden om te kunnen concluderen dat er geen normen worden overschreden. [3]
4.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is het in beginsel aan het bevoegd gezag om naar aanleiding van een verzoek om handhaving onderzoek te doen naar de gestelde overtreding. In bijzondere situaties kan van de verzoeker om handhaving een begin van bewijs van de gestelde overtreding worden gevergd alvorens een verplichting tot (nader) onderzoek voor het bevoegd gezag ontstaat. [4]
4.4.
Niet in geschil is dat het college gehouden was onderzoek te doen naar aanleiding van het handhavingsverzoek over de gestelde hinder door geluid en trillingen. Het college heeft naar aanleiding van het handhavingsverzoek drie onderzoeken verricht. Ten eerste heeft het college diverse keren indicatieve geluidsmetingen verricht op de achtergevel en op het terras van de woning van eiseres en bij de koelinstallaties van de derde-partij. Bij deze metingen zijn geen overschrijdingen van de voorgeschreven geluidsniveaus geconstateerd. Ten tweede is er door het college op 17 december 2018 een onderzoek uitgevoerd volgens de NSG-methodiek, naar de hinder van de ervaren bromtoon. In dit onderzoek is geconcludeerd dat (laagfrequent) geluid niet de oorzaak kan zijn van de waarneming van een bromtoon. Ten derde heeft het college van 28 augustus tot en met 3 september 2018 en van 3 oktober tot en met 6 oktober 2018 een akoestisch onderzoek uitgevoerd met een zogenoemde geluidskoffer. In dit onderzoek kon eiseres de geluidskoffer inschakelen op de momenten wanneer zij overlast ervoer. In dit onderzoek is vastgesteld dat er geen overtreding plaatsvond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.
Had het college een trillingsonderzoek moeten verrichten?
5. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte geen trillingsonderzoek heeft laten verrichten naar aanleiding van het handhavingsverzoek. Hierdoor heeft het college geen deugdelijk onderzoek verricht naar de gestelde overtreding.
5.1.
Het college voert hierover aan dat het college naar aanleiding van bovengenoemde stelling van eiseres in de bezwaarfase, een aanvullende notitie heeft gevraagd bij de omgevingsdienst de Vallei (de omgevingsdienst). In deze aanvullende notitie heeft de omgevingsdienst uiteengezet dat er geen aanleiding bestaat om een afzonderlijk trillingsonderzoek te verrichten, omdat op voorhand is uit te sluiten dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit worden overschreden. Dit is gebaseerd op het feit dat de koelinstallatie van de derde-partij van geringe omvang is en de woning van eiseres niet constructief is verbonden met het pand van derde-partij. Hierbij wordt opgemerkt, dat wanneer de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit wel zouden worden overschreden, dit waarneembaar zou zijn door bijvoorbeeld trillende kopjes in een kast of andere rammelende voorwerpen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid kon afzien van een trillingsonderzoek naar aanleiding van het handhavingsverzoek. Het college heeft voldoende uiteengezet waarom het op basis van de notitie van de omgevingsdienst geen aanleiding heeft gezien om een afzonderlijk trillingsonderzoek uit te laten voeren. Eiseres heeft deze motivering alleen betwist met het argument dat wel een trillingsonderzoek verricht had moeten worden. Hiermee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het college in redelijkheid niet zonder een trillingsonderzoek uit te laten voeren, kon besluiten tot een afwijzing van het handhavingsverzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de indicatieve metingen onvoldoende representatief voor de feitelijke situatie?
6. Eiseres voert aan dat de verrichte indicatieve metingen onvoldoende representatief zijn voor de feitelijke situatie.
6.1.
Het college voert hierover aan dat het college de bovengenoemde beroepsgrond niet kan plaatsen. De reden hiervoor is dat eiseres zelf de meetapparatuur kon activeren op de momenten dat zij geluidsoverlast ervaarde.
6.2.
Zoals onder 4.4 beschreven heeft het college naar aanleiding van het handhavingsverzoek naast de verschillende indicatieve geluidsmetingen ook een onderzoek uitgevoerd volgens de NSG-methodiek en een geluidsmeting met een geluidskoffer. Hieruit concludeert de rechtbank dat het college op meerdere manieren onderzoek heeft verricht naar de gestelde geluidsoverlast.
6.3.
De rechtbank oordeelt dat het college zich mocht baseren op de conclusie die volgt uit de indicatieve geluidsmetingen. Met de stelling dat de geluidsmetingen niet representatief zijn voor de feitelijke situatie, heeft eiseres geen twijfel gezaaid over de juistheid van de conclusie die volgt uit de geluidsmetingen. Het had op weg van eiseres gelegen om concreet en gemotiveerd uit een te zetten waarom het verrichte onderzoek niet representatief is voor de feitelijke situatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college gebruik mogen maken van de metingsresultaten uit 2018?
7. Eiseres voert aan dat de metingen die verricht zijn in 2018 te oud en niet representatief zijn, omdat de metingen ouder zijn dan twee jaar.
7.1.
Het college voert hierover aan dat de in het najaar van 2018 uitgevoerde onderzoeken niet te oud waren om te kunnen betrekken bij het besluit tot het afwijzen van het handhavingsverzoek van 27 maart 2020. Op het moment van beslissen waren deze onderzoeken niet ouder dan twee jaar en er hebben zich geen relevante wijzigingen aan de koelinstallaties van derde-partij voorgedaan.
7.2.
Op grond van artikel 13.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer mag het bevoegd gezag ‘in ieder geval’ gebruik maken van gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar bij een beschikking in het kader van de Wet milieubeheer.
7.3.
De rechtbank oordeelt dat het college kon besluiten dat de metingen uit 2018 niet te oud en wel representatief waren. De enkele stelling dat de metingen ouder zijn dan twee jaar, heeft niet tot gevolgd dat de resultaten van deze metingen niet meer representatief zijn. Het had op de weg van eiseres gelegen om aannemelijk te maken dat de meetresultaten zodanig zijn verouderd, dan wel zich nadien zodanige ontwikkelingen hebben voorgedaan, dat het college deze gegevens niet in de besluitvorming had mogen betrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Overige beroepsgronden
8. Eiseres voert aan dat er onduidelijkheid bestaat over het totaal aantal compressoren in het pand van derde-partij. Ter zitting heeft eiseres bovengenoemde beroepsgrond toegelicht en uiteengezet dat het een informatieverzoek betreft over de feitelijke situatie ter plaatse. Tot op heden blijft de feitelijke situatie in het pand van derde-partij onduidelijk voor eiseres.
8.1.
De rechtbank oordeelt dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd onder 8 een verzoek tot informatie behelst en geen beroepsgrond tegen de beslissing op bezwaar. Eiseres verzoekt namelijk om haar inzichtelijk te maken hoeveel compressoren aanwezig zijn in het pand van derde-partij. [5] Dit kan niet leiden tot de conclusie dat het college ten onrechte niet handhavend heeft opgetreden. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres voert aan dat uit een onderzoek uit 2019 volgt dat er twee stationaire geluidsbronnen zijn die hinder veroorzaken bij de buren.
9.1.
Het college voert hierover aan dat het niet duidelijk is naar welk onderzoek uit 2019 wordt verwezen door eiseres.
9.2.
Ter zitting is door eiseres toegelicht dat het onderzoek uit 2019 een onderzoek betreft voor de woning boven de winkel van derde-partij in een andere procedure die bij de rechtbank aanhangig is.
9.3.
De rechtbank oordeelt dat het onderzoek uit 2019 geen onderdeel uitmaakt van deze procedure. Gelet daarop kan de stelling van eiseres dat er twee stationaire geluidsbronnen zijn, niet leiden tot de conclusie dat het college ten onrechte niet handhavend heeft opgetreden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 5:1

1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Wet milieubeheer

Artikel 13.5

1. Bij het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 13.1 kan het bevoegd gezag zich in ieder geval baseren op gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1452, r.o. 3.2.
2.Zie de afdelingen 2.8 en 2.9 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
3.Zie artikel 3:2 van de Awb.
4.Uitspraak van de Afdeling van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3602, r.o. 4.2
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2309, r.o. 4.1.