ECLI:NL:RBGEL:2023:5416

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
10463037
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woonfonds Gelderland 1 B.V. en een gedaagde partij betreffende een huurovereenkomst. Woonfonds vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 8.057,49. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat zij niet meer in de woning woont en dat haar schoonzus de huurovereenkomst wilde overnemen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat er geen formele beëindiging van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden en dat de gedaagde verantwoordelijk blijft voor de huurbetalingen. De rechter oordeelde dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst zodanig was dat ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd waren. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De ontruiming werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10463037 \ CV EXPL 23-2783
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
WOONFONDS GELDERLAND 1 B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonfonds,
gemachtigde: Bazuin & Partners Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon via gemachtigde [gemachtigde van gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2023 met de daarin genoemde processtukken
- de akte specificatie van Woonfonds 7 september 2023 met producties
- de mondelinge behandeling van 15 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Woonfonds vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van een bedrag van € 9.025,44 en € 736,53 per maand vanaf april 2023, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Woonfonds legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de betaling van de op grond van de tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres 1] gesloten huurovereenkomst verschuldigde huurpenningen. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan van € 8.057,49. Aangezien [gedaagde] de huurpenningen niet (op tijd) heeft betaald, is zij hierover de wettelijke rente verschuldigd. Tot de dag van de dagvaarding bedraagt deze € 24,82. Woonfonds houdt [gedaagde] daarnaast aansprakelijk voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 943,13 (inclusief btw).
2.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] woont al enige tijd niet meer in het gehuurde. Zij is samen gaan wonen met haar partner aan de [adres 2] . De zus van haar partner (hierna: [naam 1] ) wilde de huurovereenkomst graag overnemen. Een secondaire voorwaarde was dat de huur door de werkgever van [naam 1] zou worden betaald. Kennelijk is het niet goed gegaan met het betalen van de huur door de werkgever van
[naam 1] .
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] verantwoordelijk is voor betaling van de huurpenningen voor het gehuurde. Niet in geschil is dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter stelt vast dat uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door partijen is aangegeven blijkt dat er tussen partijen over is gesproken dat [gedaagde] het gehuurde zou verlaten en [naam 1] deze wilde gaan huren. Woonfonds heeft daarop aangegeven dat [gedaagde] de huurovereenkomst op diende te zeggen en [naam 1] een aanvraag in moest dienen om het gehuurde te mogen huren, waarna beoordeeld zou worden of zij voor het gehuurde in aanmerking kwam. Nergens blijkt echter uit dat de huurovereenkomst door [gedaagde] is opgezegd. Evenmin blijkt dat er een nieuwe huurovereenkomst tussen Woonfonds en de [naam 1] tot stand is gekomen of een toezegging daartoe is gedaan. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de huurovereenkomst tussen Woonfonds en [gedaagde] niet is beëindigd. [gedaagde] is daarom verantwoordelijk voor de betaling van de huurpenningen.
3.2.
Tijdens de zitting is nog betoogd dat [naam 1] een beroep doet op opschorting zolang Woonfonds haar geen huurovereenkomst verstrekt. Dit beroep gaat niet op. Nog daargelaten dat zij geen partij is bij de overeenkomst en de opschorting niet proportioneel is, is gelet op het hiervoor overwogen ook geen sprake van een verplichting van Woonfonds om een huurovereenkomst aan [naam 1] te verstrekken.
3.3.
De huurachterstand en de hoogte daarvan worden door [gedaagde] niet betwist. De vordering in hoofdsom van € 8.057,49 wordt daarom toegewezen. De niet betwiste en op grond van de wet verschuldigde rente van € 24,82 en gevorderde rente vanaf 4 april 2023 over de hoofdsom van € 8.057,49 worden ook toegewezen.
3.4.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.5.
Gelet op de hoogte van de huurachterstand en het feit dat deze nog steeds oploopt, is sprake van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat deze de ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De gevorderde ontbinding en ontruiming worden derhalve tevens toegewezen. De termijn van ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.6.
De verschuldigde huurpenningen, dan wel gebruiksvergoeding, vanaf 1 april 2023 tot de datum van de ontruiming worden ook toegewezen.
3.7.
Woonfonds vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Woonfonds heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Woonfonds heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat Woonfonds geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 943,13 toegewezen.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
8.057,49
- rente
24,82
- buitengerechtelijke incassokosten
943,13
+
Totaal
9.025,44
3.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonfonds als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.304,49

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de
[adres 1] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning met alles wat van [gedaagde] is en ieder die bij [gedaagde] hoort, te verlaten en te ontruimen en de sleutels af te geven aan Woonfonds;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonfonds te betalen een bedrag van € 9.025,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.057,49 vanaf 4 april 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 736,53, te vermeerderen met de (wettelijk) toegestane huurverhoging, voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning vanaf 1 april 2023 in gebruik heeft tot aan de ontruiming;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Woonfonds begroot op € 1.304,49;
4.6.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
27 september 2023.
398 \ 918