In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] over de betaling van facturen voor reparaties aan gehuurde e-bikes. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.R.J.J. Somers, vorderde betaling van een totaalbedrag van € 878,84 aan hoofdsom, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. W.F. Wienen, betwistte de vordering en stelde dat de kosten voor regulier onderhoud en slijtage al in de huurprijs waren opgenomen. De gedaagde partij voerde aan dat hij de e-bikes als goed huurder had gebruikt en dat de facturen betrekking hadden op normaal onderhoud.
De procedure begon met een dagvaarding op 14 februari 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende bewijs had geleverd dat de in rekening gebrachte kosten niet onder normaal onderhoud of slijtage vielen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eisende partij moest worden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de gedaagde partij niet als goed huurder had gehandeld. De gedaagde partij werd in het gelijk gesteld, en de eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer het gaat om de vraag of kosten voor onderhoud en reparaties voor rekening van de huurder of verhuurder komen. De kantonrechter wees erop dat de stellingen van de eisende partij niet voldoende onderbouwd waren, en dat de gedaagde partij niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de gevorderde kosten.