ECLI:NL:RBGEL:2023:5395

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
C/05/415841 / JE RK 23-232
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 augustus 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De gecertificeerde instelling (GI) heeft het verzoek tot verlenging ingediend, omdat terugplaatsing bij de ouders als risicovol wordt beschouwd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI meerdere malen geen duidelijkheid heeft gegeven over de voortgang van de situatie, waardoor de noodzaak van de uithuisplaatsing niet goed kon worden getoetst. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging voor een periode van twee maanden te verlengen, terwijl het overige deel van het verzoek werd afgewezen.

De kinderrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er bij de jongens sprake is van gedragsproblematiek en dat de ouders, met name de moeder, kampen met persoonlijke problemen die de opvoeding bemoeilijken. De vader heeft aangegeven dat hij de jongens graag thuis wil hebben, maar er is onduidelijkheid over de draagkracht van de ouders en de benodigde hulpverlening. De kinderrechter heeft benadrukt dat er veel onduidelijkheid is over de diagnose en behandeling van de jongens, en dat de GI onvoldoende informatie heeft verstrekt over de voortgang van de situatie. De kinderrechter heeft de GI de gelegenheid gegeven om de terugplaatsing te concretiseren en een stappenplan op te stellen, met de mogelijkheid om een nieuw verlengingsverzoek in te dienen indien nodig.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/415841 / JE RK 23-232
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
[naam instelling], gevestigd te [plaats] , hierna te noemen de GI,
over
[kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Striekwold te Doetinchem.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 9 maart 2023
  • het schriftelijk stuk van de GI met de stand van zaken, binnengekomen bij de rechtbank op 31 augustus 2023.
1.2.
Op 31 augustus 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De moeder en de minderjarigen zijn goed opgeroepen, maar waren niet aanwezig.
1.4.
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar de beschikking van 9 maart 2023, waarbij de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd tot 12 september 2023 en de beslissing voor het overige heeft aangehouden. De kinderrechter heeft overwogen dat aan de hand van het perspectiefonderzoek wordt gekeken wat voor [kind 1] en [kind 2] een passende opvoedomgeving is. De toelichting van de jeugdbeschermer waarom het onderzoek zo lang duurt is toen niet echt gekomen en de kinderrechter heeft daarom de machtiging uithuisplaatsing voor zes maanden verleend. Een periode van drie maanden is overwogen, maar een periode van drie maanden is erg kort om tot een afgeronde rapportage te komen.

2.Het nadere standpunt van de GI

2.1.
De GI handhaaft het verzoek. Er wordt al wel gewerkt aan terugplaatsing van de jongens bij hun ouders maar dit heeft nog tijd nodig. Er moet nog gewerkt worden aan het onderwerp schuld. De jongens geven hun moeder de schuld van de uithuisplaatsing en dat staat in de weg van een gezonde relatie tussen de moeder en haar zoons en maakt dat de jongens haar gezag niet altijd accepteren. Ook moet nog worden bekeken wat de draagkracht is van de moeder. Het contact tussen de ouders verloopt ook niet goed. De GI heeft een nadere toelichting gegeven op de stand van zaken in een schriftelijk stuk dat is ingediend bij de rechtbank twee uur voorafgaand aan de mondelinge behandeling.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling op vragen van de kinderrechter aan dat nooit sprake is geweest van een perspectiefonderzoek. Dat woord is om onduidelijke redenen in eerdere beschikkingen terecht gekomen. Het lijkt een misverstand. Er is slechts sprake geweest van een perspectiefplan en dat plan heeft er ook al die tijd gelegen en daaraan wordt gewerkt. De GI maakt zich zorgen als de jongens nu ineens helemaal thuis komen te wonen. Zij wil niet dat de jongens kansloos teruggaan. Het heeft nog tijd nodig.
Voor zover de GI de door de rechtbank gevraagde informatie niet heeft geleverd, komt dat ook omdat de opnemende instelling niet levert wat wordt gevraagd, zo begrijpt de kinderrechter. De GI geeft echter aan dat dit niets af doet aan de mondelinge informatie die de gezinsvoogd tijdens de behandeling aan de kinderrechter geeft, aangezien de GI goed op de hoogte is van de stand van zaken en ook zelf gesprekken bij de opnemende instelling en met de ouders bijwoont.

3.De nadere standpunten

3.1.
De vader vond altijd al en nu nog steeds dat de jongens thuis moeten komen wonen. Hoe langer zij blijven bij [hun woonplek] , hoe slechter het met hen gaat. Daarnaast vindt de vader dat er vooral duidelijkheid moet komen. De hele procedure duurt al te lang en ieder half jaar wordt er aan de GI weer gevraagd om informatie en duidelijkheid en die komt er maar niet. De vader verwacht ook niet dat dat nog gaat veranderen door de GI nog een keer gelegenheid te geven met de juiste informatie te komen. De vader denkt dat hij de opvoeding van de jongens aankan en daarbij geen extra hulp nodig heeft, maar hij is wel bereid die hulp te accepteren als dat nodig blijkt of verwacht wordt. De vader staat over het algemeen in goed contact met de gezinsvoogd. Het klopt overigens dat hij nog geen gezag heeft. De ouders zouden dit onderling regelen, maar het contact met de moeder verloopt nu wat minder goed. Als het onderling niet lukt, is de vader bereid het gezag aan te vragen via de rechtbank.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Gezien de huidige stand van zaken, zal de kinderrechter de machtiging echter maar met twee maanden verlengen en het overige deel van het verzoek afwijzen. De kinderrechter overweegt daarover het volgende.
4.2.
Bij de jongens is sprake van onder meer forse gedragsproblematiek. Dit vraagt veel van hun opvoeders die bovendien zelf ook in meer of mindere mate kampen met persoonlijkheidsproblematiek. Vader heeft ADHD. Dit vertelde hij aan de kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling. Dit is ook merkbaar in het contact met hem, omdat vader in het gesprek flinke sturing nodig heeft om tot een constructieve gedachtewisseling en concrete antwoorden te komen. Ook lijkt hij te onderschatten wat de opvoeding van de jongens van hem gaat vragen. Dit is meer dan alleen regels stellen en handhaven maar vraagt ook pedagogische (gespreks)vaardigheden en inleving in de denkwereld en de problematiek van de jongens.
Moeder is fors overbelast geweest en kampt met kenmerken van borderline. De jongens verwijten haar de uithuisplaatsingen, wat één van de oorzaken is dat zij haar gezag moeilijk accepteren. Daarnaast heeft moeder nog twee kinderen.
Ook uit de toetsingsbrief van de Raad voor de kinderbescherming blijkt dat bij de ouders sprake is van onvoldoende probleembesef en het hen ontbreekt aan motivatie en inzicht in de eigen problematiek.
Tot slot is de verstandhouding tussen de ouders onderling niet zo goed, wisselen zij kennelijk in de plannen over welk kind bij wie verblijft als sprake is van terugplaatsing en is het gezag nog niet geregeld.
Al met al een zorgelijke situatie. Een terugplaatsing bij de ouders is risicovol en de kans is reëel dat het niet goed gaat en de jongens een nieuwe en waarschijnlijk beschadigende uithuisplaatsing moeten ondergaan.
4.3.
De kinderrechter constateert ook dat er vanaf het begin van de uithuisplaatsing veel onduidelijkheid is geweest over de diagnose van de jongens, de beste behandeling voor hen, hun perspectief, het probleembesef bij de ouders, de draagkracht van de moeder en de vraag welke hulp in de thuissituatie ingezet kan worden om thuisplaatsing een goede kans van slagen te geven. Ook blijkt telkens weer dat het met de jongens in de opnemende instelling niet erg goed gaat. Incidenten blijven zich voordoen en de jongens lijken zich te blijven afzetten. Onduidelijk is of er voortgang is geboekt in de behandeling van de jongens bij [hun woonplek] en zo ja, welke voortgang dat is en hoe die is bereikt. Daarnaast is het de kinderrechter nog steeds niet duidelijk hoe het met de draagkracht van de moeder is gesteld. De moeder was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, dus de kinderrechter heeft dit niet met haar kunnen bespreken. In de stukken geeft zij echter aan dat de jongens wel thuis kunnen wonen, maar alleen als zij zich aan afspraken houden en haar gezag accepteren. Dat dit nog niet goed genoeg gaat, blijkt onder meer uit het stuk dat de GI kort voor de mondelinge behandeling heeft ingediend en waaruit blijkt dat zich in de zomervakantie incidenten hebben voorgedaan met met name [kind 1] . Dat is verontrustend. Ook is verontrustend dat de vader hiervan niet op de hoogte was en dit pas tijdens de mondelinge behandeling hoorde. Gelijktijdig is nog steeds onduidelijk wat de moeder nodig heeft in de thuissituatie om beter in contact te komen met haar zoons en hun zelfbepalende gedrag aan te kunnen. Voor zover hierin daadwerkelijk stappen zijn gezet via systeemtherapie, blijkt dit niet uit de stukken. De GI heeft dit ook niet mondeling kunnen toelichten.
4.4
Al deze onduidelijkheid is meermalen benoemd op verschillende mondelinge behandelingen en de GI is telkens gelegenheid gegeven om bij de volgende mondelinge behandeling die duidelijkheid wel te geven. Dit is echter wederom niet gebeurd. Ondanks verschillende herinneringen vanuit de rechtbank heeft de GI pas enkele uren voor de mondelinge behandeling een schriftelijk stuk ingediend bij de rechtbank (en niet bij de raadsvrouw, die het stuk pas vijf minuten voor de mondelinge behandeling verstrekt kreeg). De kinderrechter is op zich blij verrast om te lezen dat wordt gewerkt aan terugplaatsing. Ook leest de kinderrechter dat er kennelijk een perspectiefplan (dus geen perspectiefonderzoek) is waaruit volgt dat een systeemtherapeut is gekoppeld aan het gezin die werkt aan het thema ‘schuld’, dat er een tijdslijn wordt gemaakt en interventies worden opgeschreven. Het blijkt echter dat dit alles al op 2 maart 2023 is besproken bij de perspectiefplanbespreking maar er is geen inzicht in het verloop sindsdien. De voortgang hiervan, de tijdslijn en het effect van de systeemtherapie is in feite volledig onduidelijk. Ook is niet duidelijk of met name de moeder daadwerkelijk achter een terugplaatsing kan staan, of zij daarvoor voldoende draagkracht heeft en welke inzet van hulpverlening in de thuissituatie noodzakelijk is om de terugplaatsing kans van slagen te geven.
4.5
De kinderrechter wil niets af doen aan de grote inzet van de gezinsvoogd in kwestie en haar betrokkenheid. Ook weet de kinderrechter niet precies wat de oorzaak is van de onduidelijkheid, of dat mogelijk ook komt doordat de opnemende instelling niet de informatie aanlever die nodig is of dat de tijdsdruk binnen de jeugdbescherming maakt dat het lastig is om aan verslaglegging te doen.
Wat daarvan ook zij, bij al deze onduidelijkheid kan de kinderrechter niet goed toetsen of een uithuisplaatsing daadwerkelijk veel langer noodzakelijk is en ook niet of er geen andere opties zijn die minder nadelig voor de jongens zijn. Het enkele woord van de GI tijdens de mondelinge behandeling dat er nog tijd nodig is, is inmiddels onvoldoende hiervoor. De kinderechter heeft overwogen het resterende deel van het verzoek opnieuw aan te houden maar dit is al meermalen gebeurd en heeft onvoldoende informatie en duidelijkheid opgeleverd. De kinderrechter verwacht daarom niet dat een nieuwe aanhouding wat gaat opleveren.
4.6
Als de kinderechter niet kan toetsen of een uithuisplaatsing noodzakelijk is, moet het verzoek worden afgewezen. Een direct einde van de machtiging zal naar verwachting echter veel onrust opleveren, terwijl er nog te weinig geregeld is en afgesproken is over school en bijvoorbeeld de verdeling van de zorg- en opvoed taken. De kinderrechter verlengt de machtiging daarom met twee maanden om de GI de gelegenheid te geven de terugplaatsing te concretiseren en een kort stappenplan met de ouders en hulpverlening te maken.
4.7
Mocht de GI van mening zijn dat twee maanden te kort is, dan kan zij een geheel nieuw verlengingsverzoek indienen. Dit zal dan een verzoek moeten zijn waarin onder meer het volgende duidelijk moet worden:
  • Wat is de meest recente diagnose van de jongens?
  • Wat vraagt het gedrag/de problematiek van de jongens van een opvoeder?
  • Kunnen de ouders dit bieden? Al dan niet met ondersteunende hulp in de thuissituatie? Welke hulp moet dit dan zijn en wanneer kan die gerealiseerd worden?
  • Welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken is hierbij passend?
  • Welke tijdslijn is passend in geval van terugplaatsing en hoe ziet die terugplaatsing er dan concreet uit?
  • Voor zover een perspectiefplan beschikbaar is, behoort die bij het verzoek te worden toegevoegd, evenals de resultaten van systeemtherapie en de stand van zaken als het gaat om het werken aan het thema schuld. In ieder geval vanaf de perspectiefplanbespreking vanaf 2 maart 2023.
  • De rechtbank kan zo nodig een vertegenwoordiger van de opnemende instelling of een systeemtherapeut oproepen om bij een vervolgzitting aanwezig te zijn, als de GI dit nodig acht. De rechtbank verzoekt in dat geval de GI om dit tijdig kenbaar te maken zodat een oproep verstuurd kan worden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van:

[kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en

[kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 12 november 2023;
5.2.
wijst het overige deel van het verzoek af;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023 door mr. M.G.J. Post, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. van Ginkel als griffier, en op schrift gesteld op 4 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.