ECLI:NL:RBGEL:2023:5389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
05/338793-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met blijvend letsel aan het oog

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 december 2022 in Heteren, waar de verdachte de aangever meerdere keren met zijn vuist in het gezicht sloeg, wat resulteerde in een blijvend klein hoefijzerdefect aan het linkeroog van de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat hij handelde uit noodweer, en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe, inclusief schadevergoeding en wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de reactie van de verdachte op de verkeerssituatie buitenproportioneel was en dat hij zonder aanleiding geweld had gebruikt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/338793-22
Datum uitspraak : 25 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Heteren, gemeente Overbetuwe aan [aangever]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (blijvend) (klein) hoefijzerdefect aan het
(linker) oog/netvlies, althans enige beschadiging aan het (linker) oog/netvlies, heeft
toegebracht door voornoemde [aangever] meermaals (met kracht) met zijn, verdachtes, vuist op/tegen het (linker) oog, althans op/tegen het gezicht/hoofd te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Heteren, gemeente Overbetuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [aangever] meermaals (met kracht) met zijn, verdachtes, vuist op/tegen het (linker) oog, althans op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Heteren, gemeente Overbetuwe [aangever] heeft mishandeld door voornoemde [aangever] meermaals (met kracht) met zijn, verdachtes, vuist op/tegen het (linker) oog, althans op/tegen het gezicht/hoofd te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (blijvend) (klein) hoefijzerdefect aan het (linker) oog/netvlies, althans enige beschadiging aan het (linker) oog/netvlies ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat hij uit noodweer handelde. Subsidiair heeft hij bepleit dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het letsel dat is ontstaan, is namelijk niet voorzienbaar geweest voor verdachte. Hij heeft daarom niet de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dat letsel aanvaard. Daarnaast is het geven van enkele klappen niet naar hun uiterlijke verschijningsvorm een begin van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat dergelijke klappen in de regel niet tot blijvend oogletsel leiden.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever] (aangever) heeft verklaard dat hij op 29 december 2022 in Heteren op een rotonde zijn vrachtwagen stopte, omdat de motorkap was losgeschoten. Hij wilde de motorkap dicht doen en zag dat verdachte uitstapte uit een grijze auto die achter hem stond. Aangever zag vanwege de gebaren die verdachte maakte dat verdachte boos was. Verdachte zei tegen aangever dat aangever de weg blokkeerde en aangever legde de situatie uit. Daarna reed aangever weg in zijn vrachtwagen. Hij parkeerde op een industrieterrein. Hier stapte hij uit, liep hij langs de vrachtwagen en zag hij weer verdachte. Aangever vroeg wat verdachte van hem wilde. Verdachte antwoordde dat aangever gezegd zou hebben dat hij moest komen en riep wat aangever van hem wilde. Aangever zei dat hij niets van verdachte wilde. Verdachte haalde vervolgens met zijn rechtervuist uit tegen de linkerkant van het hoofd van aangever ter hoogte van zijn slaap. Aangever keek op en zag dat verdachte weer op hem afkwam. Hij zag dat verdachte boos en opgefokt was. Om zichzelf te beschermen sloeg hij terug en vervolgens ontstond een gevecht met verdachte. Tijdens dit gevecht kreeg aangever meerdere klappen in zijn gezicht. [2]
Aangever is na de vechtpartij meerdere keren onderzocht. Uit de medische informatie blijkt dat aangever de dag na de vechtpartij bloed in zijn beeld zag en zijn zicht links verminderd was tot 0.40. Bij aanvullend onderzoek is een klein hoefijzerdefect in het linkeroog geconstateerd. Hiervoor is het oog gelaserd. [3] Op 14 april 2023 was een controleafspraak bij de oogarts. De oogarts heeft geconstateerd dat het zicht links verminderd is tot 0.80 en dat nog steeds sprake is van een klein hoefijzerdefect. [4]
[getuige] heeft verklaard dat hij op de rotonde een vrachtwagen zag staan met direct daarachter een grijze Volkswagen. Verdachte stond heftig te gebaren naar aangever. [getuige] sloeg eerst rechtsaf, maar keerde om hulp te bieden. Hij reed achter de vrachtwagen aan. Tussen de vrachtwagen en hem reed de grijze Volkswagen. Ze reden een industrieterrein op. [getuige] zag dat verdachte uitstapte, deed het raam van zijn auto open en vroeg of hij verdachte kon helpen. Hij zag dat verdachte opgefokt was. Hij zag dat aangever uitstapte en om de vrachtwagen heen liep. Ter hoogte van de trailer troffen verdachte en aangever elkaar. Hij hoorde verdachte zeggen “Wil je vechten, wil je vechten!” en aangever reageren met: “Waarom vechten?”. Hij zag toen dat verdachte aangever met zijn rechtervuist hard tegen de linkerkant van zijn hoofd sloeg. Aangever kreeg meerdere stompen. [5]
Van de vechtpartij zijn camerabeelden aanwezig. Deze zijn door een politieagent uitgekeken en als volgt beschreven. Links in beeld staat de trailer van de vrachtwagen van aangever. Ongeveer vijf meter daarachter staat een grijze auto. Tussen de trailer en auto staan aangever en verdachte die kennelijk met elkaar in gesprek zijn. Verdachte slaat aangever ineens met zijn rechterarm en -hand vol in het gezicht. Aangever deinst hierdoor naar achteren en gaat met zijn linkerhand naar zijn gezicht op de plek waar hij is geraakt. Daarna ontstaat een gevecht tussen verdachte en aangever en raakt verdachte aangever een paar keer met zijn rechterarm en -hand in het gezicht van aangever. [6]
Kan verdachte succesvol een beroep doen op noodweer?
De verdediging heeft een beroep op noodweer gedaan. De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer sprake moet zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij bijna tegen de vrachtwagen van aangever was gebotst. Hij stapte uit en zei tegen aangever dat aangever bijna een aanrijding had veroorzaakt. Hierbij gebaarde hij naar zijn auto. Daarna reed aangever weg en maakte een gebaar met zijn hand. Verdachte ging ervan uit dat hij aangever moest volgen, wat hij deed. Hij parkeerde op een industrieterrein achter de vrachtwagen en stond in de buurt van zijn auto te wachten. Tegenover hem stopte een andere auto. Aangever stapte uit, liep boos naar hem toe en schreeuwde: “Waarom volg je mij?”. Verdachte legde uit dat aangever hem had geseind om hem te volgen. Aangever ontkende dat en begon verdachte met luide stem uit te schelden. Daarna bedreigde aangever hem met de dood. Verdachte was bang en in reactie op de bedreiging sloeg hij aangever. Daarna ontstond een gevecht tussen hen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte afwijkt van de verklaring van aangever. De verklaring van verdachte vindt, in tegenstelling tot die van aangever, geen steun in andere stukken in het procesdossier. Daarbij komt dat uit de gang van zaken blijkt dat er voor verdachte geen enkele aanleiding bestond om aangever te volgen, nadat hij bij de rotonde was weggereden. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [getuige] dat verdachte degene was die zich op het industrieterrein agressief opstelde. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat sprake was van een (dreigende) onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van het lichaam van verdachte waartegen verdachte zich moest verdedigen en verwerpt het beroep op noodweer.
Had verdachte opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel?
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. De rechtbank zal daarom de vraag moeten beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet hierop.
Voor een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is allereerst vereist dat door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Als daarvan sprake is, is de volgende vraag of verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans en deze kans ook bewust heeft aanvaard.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangever meerdere malen, waarvan één keer onverhoeds met zijn vuist, in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank acht ook bewezen dat dit met kracht moet zijn geweest, nu aangever door het slaan mogelijk blijvend letsel aan zijn linkeroog heeft opgelopen. Het gezicht betreft een uitermate kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Door onverhoeds, gericht én met kracht met een vuist in het gezicht te slaan, bestaat naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Dit handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel dat verdachte geacht moet worden de aanmerkelijke kans daarop op de koop toe te hebben genomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Hoe moet het letsel van aangever worden gekwalificeerd?
Vast staat dat aangever door het handelen van verdachte letsel aan zijn oog heeft opgelopen. Dit letsel bestaat uit een klein hoefijzerdefect, waardoor verdachte minder zicht heeft uit dat oog. Bijna vier maanden na het voorval is dit letsel nog steeds niet volledig hersteld, ondanks dat aangever hiervoor een lasergrendel heeft ondergaan. Het is onduidelijk of het oog volledig zal herstellen. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit letsel kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Heteren, gemeente Overbetuwe aan [aangever]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (blijvend) (klein) hoefijzerdefect aan het
(linker) oog/netvlies,
althans enige beschadiging aan het (linker) oog/netvlies,heeft
toegebracht door voornoemde [aangever] meermaals (met kracht) met zijn, verdachtes, vuist op/tegen het (linker) oog, althans op/tegen het gezicht/hoofd te slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van honderdtachtig uur, subsidiair negentig dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van negentig dagen, waarvan negenentachtig voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan één dag.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij was kennelijk boos, omdat aangever midden op een rotonde moest stoppen met zijn vrachtwagen en hij daar bijna tegenaan was gebotst. Vervolgens is hij zonder aanleiding achter aangever aangereden. Toen aangever parkeerde, is verdachte uitgestapt en heeft hij aangever onverhoeds en met kracht met een vuist in het gezicht geslagen. Door het geweld dat verdachte heeft gebruikt, heeft aangever zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een klein hoefijzerdefect in zijn linkeroog. Het is nog maar de vraag of dit letsel volledig zal herstellen.
Een verkeersdeelnemer moet soms onverwachte situaties of fouten van andere weggebruikers opvangen. De reactie van verdachte op de ontstane verkeersituatie op de rotonde was buitenproportioneel en volstrekt ongepast. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat verdachte aangever is gevolgd en dat hij uit het niets fors geweld heeft gebruikt tegen aangever.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 24 augustus 2023 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet in aanraking is gekomen met justitie.
De rechtbank constateert dat het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu verdachte wordt veroordeeld voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Conclusie
Alles afwegend en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten komt de rechtbank tot het volgende oordeel. De door de officier van justitie geëiste taakstraf is passend, gelet op de ernst van het feit.
De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte ogenschijnlijk uit het niets zoveel geweld heeft gebruikt tegen aangever. In deze zaak is echter geen reclasseringsadvies aangevraagd. Nu het doel van een voorwaardelijke straf het voorkomen van recidive is en de rechtbank niet beschikt over informatie betreffende het risico dat verdachte zal recidiveren, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf geen passende straf is.
Samenvattend zal de rechtbank aan verdachte opleggen één dag gevangenisstraf (in verband met het taakstrafverbod) en een taakstraf van honderdtachtig uur, subsidiair negentig dagen hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 436,85 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten reis- en parkeerkosten ziekenhuis en eigen risico niet zijn betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het tenlastegelegde heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van twee schrammen in het gelaat, een schedelfractuur en oogletsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Hoewel de verdediging de vordering niet heeft betwist, en deze dus in beginsel toewijsbaar is, vindt de rechtbank, gelet op het lichamelijk letsel van de benadeelde partij, toewijzing van het gehele bedrag aan smartengeld niet redelijk. Daarom zal de rechtbank het smartengeld naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 1.500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 29 december 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een dag gevangenisstraf;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van
honderdtachtig (180) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van negentig dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 436,85 aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 1.936,85 aan schadevergoeding. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 29 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022602709, gesloten op 29 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-8.
3.Een schriftelijk bescheid, zijnde medische informatie van aangever van 5 april 2023.
4.Een schriftelijk bescheid, zijnde een brief van de oogarts van 14 april 2023.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 13.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.