ECLI:NL:RBGEL:2023:5366

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
05.087025.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor doodsbedreiging en wapenbezit met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van doodsbedreiging en wapenbezit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is de man verplicht om een schadevergoeding van ruim 3.000 euro te betalen aan het slachtoffer. De zaak kwam voort uit een incident op 29 maart 2023, waarbij de verdachte met een vuurwapen in de richting van het slachtoffer heeft geschoten tijdens een verkeersconflict. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een poging tot doodslag, maar dat de verdachte wel schuldig was aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan PTSS, en heeft besloten om de straf te verminderen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting voor de verdachte. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/087025-23
Datum uitspraak : 25 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. C.F. Korvinus, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[aangever]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- ( met) een ((door)geladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, een of meerdere malen in de richting van/op,
althans in de nabijheid van voornoemde [aangever] , heeft gericht/gewezen
en/of
- ( hierbij) met een ((door)geladen) vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere malen in de richting
van/op, althans in de nabijheid van voornoemde [aangever] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- ( met) een ((door)geladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, een of meerdere malen in de richting van/op,
althans in de nabijheid van voornoemde [aangever] , heeft gericht/gewezen
en/of
- ( hierbij) met een ((door)geladen) vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere malen in de richting
van/op, althans in de nabijheid van voornoemde [aangever] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Nijmegen,
[aangever] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- ( met) een ((door)geladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, een of meerdere malen in de richting van/op,
althans in de nabijheid, van voornoemde [aangever] , te richten en/of te wijzen
en/of
- ( hierbij) met een ((door)geladen) vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere malen in de richting
van/op, althans in de nabijheid van voornoemde [aangever] te schieten en/of
- ( hierbij) voornoemde [aangever] een of meerdere malen dreigend de
woorden toe te voegen: "jij gaat dood",
althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende
aard en/of strekking.
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Nijmegen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een getransformeerd gaspistool, van het merk Walther, type P22,
kaliber 9mm P.A.K., (voorzien van serienummer [serienummer] ,)
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Daartoe is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat vaststaat dat verdachte heeft geschoten met het getransformeerde gaspistool. Op basis van de verklaring van aangever [aangever] en de getuigenverklaring van [getuige] kan worden vastgesteld dat er door verdachte is geschoten in de richting van [aangever] . Daarnaast komt uit onderzoek van de forensische opsporing naar voren dat op meerdere plekken in de auto van verdachte mogelijke schotresten zijn aangetroffen. De aanwezige sporen geven geen uitsluitsel over de wijze van schieten en in de auto van [aangever] is geen kogelinslag gevonden. Door de forensische opsporing is echter aangegeven dat, nu er geen beschadigingen zijn aangetroffen, dit niet uitsluit dat deze er per definitie niet waren. Zo is bijvoorbeeld niet de hele auto uit elkaar gehaald en kan de kogel van baan zijn veranderd doordat hij iets heeft geschampt. Daarbij komt dat verdachte een ongeoefende schutter was en tegelijk aan het rijden was waardoor het lastig is om in de hand te hebben welke baan een kogel zal afleggen. Nu verdachte vanuit een rijdende auto met een doorgeladen vuurwapen via het passagiersraam in de richting van [aangever] heeft geschoten, bestond de aanmerkelijke kans dat verdachte doel zou treffen en [aangever] zou raken in vitale delen, als gevolg waarvan hij zou kunnen komen te overlijden. Door op zeer korte afstand, en onder emotionele omstandigheden, in de richting van aangever te schieten heeft verdachte die kans aanvaard. Er is zodoende sprake van een poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd. Dit wordt verder ondersteund door de onderzoeken verricht aan het wapen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake kan zijn van een bewezenverklaring van een poging tot doodslag of van een poging tot zware mishandeling. Daartoe is aangevoerd dat op basis van het dossier en het rapport van onderzoeksbureau PSG geconcludeerd kan worden dat verdachte eenmalig een schot in de lucht heeft afgevuurd terwijl hij reeds voorbij de auto van [aangever] was. Nu het schot niet is afgevuurd in de richting van [aangever] kon het schot ook geen gevolgen voor [aangever] hebben. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging is aangevoerd dat verdachte angstig was en zich bedreigd voelde door [aangever] . Er was zodoende sprake van een noodweer/noodweerexces situatie.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 29 maart 2023 in zijn auto over de rechter rijstrook van de Oranjesingel in Nijmegen reed. Naast hem kwam een blauwe Volkswagen rijden. De Volkswagen had een geopend raam aan de bijrijderskant. Daarop opende [aangever] ook zijn raam. [aangever] herkende de bestuurder toen als [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). [aangever] zag dat verdachte een pistool op hem richtte. Daarna hoorde [aangever] een knal, die hij herkende als een pistoolschot. [aangever] zag dat de Volkswagen van verdachte vervolgens met hoge snelheid wegreed. [2] In zijn aanvullende verklaring heeft [aangever] verklaard dat beide auto’s, die van hemzelf en van verdachte, naast elkaar reden. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 29 maart 2023 in haar auto over de Oranjesingel reed. Zij zag dat een Volkswagen en een donkere auto naast elkaar gingen rijden. De Volkswagen reed op de linkerbaan en de donkere auto op de rechterbaan. Getuige reed recht achter de Volkswagen. Getuige kon duidelijk zien dat de personen in de beide auto’s ruzie met elkaar maakten. De persoon in de Volkswagen had een vuurwapen in zijn rechterhand. Zij zag hem dit wapen naar boven houden. Daarna hoorde zij een knal. Vervolgens deed de persoon in de Volkswagen het vuurwapen naar beneden en reed hij met flinke vaart weg. [4] Getuige heeft ter terechtzitting verder verklaard dat het heel rustig was op de weg op het moment dat zij achter de twee auto’s reed. Er reden geen auto’s achter haar die hebben geprobeerd om haar of de auto’s voor haar in te halen. [5]
Er is door de politie een proces-verbaal van het beeldverslag opgesteld. Hieruit volgt dat op de stills van de camerabeelden te zien is dat de auto van verdachte en de auto van [aangever] beiden op de Oranjesingel rijden. Tevens is te zien dat er op die momenten geen overige weggebruikers (auto’s) direct voor de auto’s van verdachte en [aangever] rijden. [6]
Op de kruising van de Eerste Walstraat, Van Berchenstraat en de Regulierstraat in Nijmegen is een zwart vuurwapen aangetroffen. Op de kast ter hoogte van de trekkerbeugel is een dactyloscopisch spoor met SIN AAQM5852NL aangetroffen. [7] Dit spoor vertoont een zeer grote mate van overeenkomst en geen verschillen van dactyloscopische aard met de linkerwijsvinger van verdachte. [8]
Op de bodemplaat van het patroonmagazijn en op de ruwe delen, trekker, trekkerbeugel en dactysporen is DNA aangetroffen met SIN AAQM5848NL#01 en AAQM5850NL#01. [9] De conclusie van het onderzoek is dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte en één respectievelijk twee willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van twee respectievelijk drie willekeurige onbekende personen. [10] Ter hoogte van de woning aan Oranjesingel [huisnummer] is een huls aangetroffen. [11]
Verdachte zag dat [aangever] op de Oranjesingel naast hem kwam rijden. Verdachte heeft zijn raam geopend; het raam van [aangever] was ook geopend. Zij reden stapvoets. Over en weer werd er veel gezegd. Verdachte heeft zijn wapen gepakt. Via het passagiersraam (het rechterraam) heeft hij in de lucht geschoten. Na het schieten reed hij weg. [12] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het vuurwapen uit zijn linkerjaszak haalde, het wapen laadde en uit het raam een schot afvuurde. Dit gebeurde terwijl hij aan het rijden was en met de auto optrok. [13]
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte en aangever [aangever] op 29 maart 2023 over de Oranjesingel reden. Verdachte reed op de linker rijbaan. Op enig moment heeft verdachte zijn vuurwapen gepakt, heeft hij het vuurwapen doorgeladen, zijn arm gestrekt richting het rechterraam en heeft hij uit dit raam geschoten. Op dat moment reed [aangever] in de auto op de rechterrijbaan, nabij de auto van verdachte.
Vrijspraak poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling, is essentieel op welke wijze hij heeft geschoten en wat de schotrichting is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij [aangever] kent, dat hij zijn vuurwapen heeft getrokken toen hij naast [aangever] over de Oranjesingel reed, dat hij het vuurwapen heeft doorgeladen en dat hij met dit vuurwapen uit het rechterraam heeft geschoten. Hij zou daarbij enkel in de lucht hebben geschoten met de bedoeling om [aangever] af te schrikken. Verdachte ontkent gericht op [aangever] te hebben geschoten.
De rechtbank overweegt dat er geen forensisch of objectief bewijs voorhanden is op basis waarvan overtuigend kan worden vastgesteld op welke wijze verdachte heeft geschoten. Door het NFI en de recherche is onder meer onderzoek gedaan naar de situatie ter plaatse, de beide auto’s en het in beslag genomen vuurwapen. In het gebied rondom de plaats delict is wel een huls, maar geen inslag van een kogel aangetroffen. Er is geen onderzoek gedaan naar de schietrichting van het door verdachte afgevuurde projectiel. Uit de verklaring van getuige [getuige] volgt dat verdachte een vuurwapen in zijn handen had en dat hij daarmee uit het raam heeft geschoten. Getuige heeft - vanwege haar positie in haar auto - niet kunnen zien hoe, in welke richting en in welke hoek verdachte precies geschoten heeft. Daarbij komt dat het voor haar moeilijk moet zijn geweest om te beoordelen hoe verdachte zijn arm en hand met het vuurwapen hield op het moment dat hij schoot omdat die niet zichtbaar waren vanwege de stoel en rugleuning aan de bijrijderskant van de auto van verdachte. Ook [aangever] heeft niet verklaard over de richting van het vuurwapen ten tijde van het schot.
De rechtbank komt bij deze stand van zaken dan ook tot het oordeel dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte op of in de richting van aangever een schot heeft gelost. Zij gaat er bij haar verdere beoordeling van uit dat verdachte uit het rechterraam van zijn auto heeft geschoten, maar niet gericht op [aangever] . De rechtbank is van oordeel dat het niet gericht op een persoon schieten met één patroon, zonder nadere feiten en omstandigheden, niet de aanmerkelijke kans oplevert dat iemand daardoor komt te overlijden of zwaar lichamelijk letsel oploopt. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is of het handelen van verdachte moet worden gezien als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling, zoals dit meer subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd. Daarbij geldt als maatstaf dat van een bedreiging sprake is wanneer de gedragingen van verdachte van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij degene tot wie het is gericht, de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook zou worden gepleegd. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Zoals reeds is overwogen, gaat de rechtbank uit van het scenario dat verdachte zijn vuurwapen heeft getrokken, heeft doorgeladen, in de richting van het open raam heeft gericht en heeft geschoten. Dit gebeurde op een doorgaande weg terwijl verdachte en [aangever] op de rijbanen naast elkaar reden. Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze handelingen zonder meer een bedreiging op in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Juist omdat vuurwapens zo gevaarlijk zijn, gaat van het tonen en het gebruik ervan een enorme dreiging uit. In het onderhavige geval komt daar bij dat verdachte met het wapen heeft geschoten in de nabijheid van [aangever] . Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert. De rechtbank acht het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [aangever] over en weer vanuit hun auto’s naar elkaar hebben geroepen. Niet kan worden vastgesteld buiten redelijke twijfel dat verdachte daarbij tegen [aangever] heeft gezegd:
“jij gaat dood”. Verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van het uiten van dergelijke dreigende woorden.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 49;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 52 – 53;
- het proces-verbaal IBIS onderzoek vuurwapens en munitie, p. 58 – 59;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2023.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks29 maart 2023 te Nijmegen, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
-
(met
)een
((door
)geladen
)vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,een
of meerderemaal
en in de richting van/op, althansin de nabijheid, van voornoemde [aangever] , te richten en/of te wijzen en
/of
-
(hierbij
)met een
((door
)geladen
)vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,een
of meerderemaal
en in de richting van/op, althansin de nabijheid van voornoemde [aangever] te schieten.
en/of
- (hierbij) voornoemde [aangever] een of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen: "jij gaat dood",althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks29 maart 2023 te Nijmegen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool, van het merk Walther, type P22, kaliber 9mm P.A.K., (voorzien van serienummer [serienummer] ,)
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistoolvoorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 meer subsidiair en 2:
De eendaadse samenloop van
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte was angstig en voelde zich permanent bedreigd door [aangever] . Daarnaast is bij verdachte PTSS geconstateerd. Gelet op dit gegeven heeft verdachte uit zelfverdediging gehandeld door zijn vuurwapen te pakken en in de lucht te schieten. Mocht dit verweer worden verworpen dan komt verdachte een beroep op noodweerexces toe, omdat het handelen van verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van de hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding. Nu sprake is van een noodweer- dan wel noodweerexces-situatie dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, dient te worden verworpen. Er is geen sprake van een noodweersituatie voor verdachte nu er helemaal geen sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Verdachte heeft er zelf voor gekozen zijn vuurwapen te gebruiken, terwijl er andere mogelijkheden waren. Hij had immers ook door kunnen rijden. In de situatie dat er wel sprake zou zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, dan verhoudt de keuze die verdachte maakte zich niet met de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Gelet op het feit dat verdachte met een doorgeladen vuurwapen door Nijmegen heeft gereden en daarmee heeft geschoten, heeft zijn handelen eerder een aanvallend dan een verdedigend karakter. Ook van putatief noodweer kan geen sprake zijn. Uit de objectieve omstandigheden kan niet worden afgeleid dat [aangever] op het punt stond om een wapen te pakken. [aangever] heeft geen wapen gepakt of getoond, of een poging daartoe ondernomen.
De beoordeling door de rechtbank
Noodweer(exces)
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer enkel kan slagen wanneer sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die is gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake indien er een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding bestaat. De enkele vrees voor zo’n aanranding is onvoldoende. De gestelde (dreigende) aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een (dreigende) ogenblikkelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
De rechtbank is van oordeel dat op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een zodanige dreiging van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, dat verdachte zich daartegen mocht verweren. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden (het dossier geeft daarvoor geen enkele aanwijzing) dat [aangever] een wapen wilde pakken, en aldus de agressor was, en verdachte met een wapen zou willen aanvallen. Daarbij komt dat het verdachte was die met een wapen rondreed en die zelf de confrontatie met [aangever] is aangegaan door met hem via zijn geopende autoraam gedurende enige tijd een discussie aan te gaan, dusdanig samen oprijdend (en weer remmend) dat er melding werd gedaan van gevaarlijk verkeersgedrag. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op (eveneens) agressie van de kant van verdachte. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor. De feitelijke toedracht zoals door verdachte gesteld acht de rechtbank derhalve niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het verweer reeds op deze grond.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, als de rechtbank was toegekomen aan het onderzoek of de voorwaarden voor de aanvaarding van het verweer zijn vervuld, het verweer evenmin kans van slagen had gehad. De rechtbank neemt namelijk aan op basis van de (stills van) beelden ten tijde van de confrontatie tussen verdachte en aangever en de verklaring van getuige [getuige] dat er ruimte was op de weg en dat verdachte in plaats van zijn wapen te pakken en te schieten had kunnen en moeten door/wegrijden en dat de verdediging derhalve niet noodzakelijk was.
Nu er geen sprake was van een noodweersituatie kan een beroep op noodweerexces reeds daarom niet slagen.
Putatief noodweer(exces)
Van putatief noodweer kan sprake zijn wanneer sprake is van verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte. Dit kan het geval zijn wanneer de verdachte niet alleen kon maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan, omdat hij zich verontschuldigbaar het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de bij verdachte vastgestelde PTSS van invloed is geweest ten tijde van het tenlastegelegde (zie hierna de overwegingen omtrent de strafbaarheid van verdachte), daarmee niet aannemelijk is geworden dat verdachte op grond van een stoornis verschoonbaar heeft gedwaald omtrent een vermeende noodweersituatie. Uitsluitend in de subjectieve beleving van verdachte was wellicht sprake van een dreigende ogenblikkelijke aanranding waartegen hij zich moest verdedigen. Mede gelet op de eerder genoemde feiten en omstandigheden (onder het kopje
Noodweer(exces)) levert dat naar het oordeel van de rechtbank geen verontschuldigbare dwaling van een dreigend gevaar op.
Aangezien de verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet verkeerde in een situatie van verontschuldigbare dwaling die noopte tot verdediging, dient het beroep op putatief noodweerexces eveneens verworpen te worden.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Hieraan dient een proeftijd van 3 jaren te worden gekoppeld, met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het tenlastegelegde wapenbezit bepleit dat bij de strafmaat met het volgende rekening dient te worden gehouden. Verdachte heeft het wapen aangeschaft omdat hij bang was voor [aangever] en hij had het wapen nodig voor zijn eigen verdediging. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de PTSS van verdachte en met de hersenschudding die verdachte als gevolg van zijn vorige confrontatie met [aangever] heeft opgelopen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van bedreiging door op 29 maart 2023 op een drukke weg met een doorgeladen vuurwapen in de directe nabijheid van [aangever] te schieten. Daarmee heeft verdachte niet alleen bij [aangever] gevoelens van onveiligheid veroorzaakt, maar ook bij omstanders en overige weggebruikers. Incidenten als het onderhavige schokken de rechtsorde en brengen angst en gevoelens van onveiligheid te weeg. Het handelen van verdachte moet voor [aangever] en onschuldige omstanders angstaanjagend zijn geweest. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het gevaar van het voorhanden hebben van een vuurwapen is dat het vuurwapen, zoals onderhavig geval laat zien, ook daadwerkelijk wordt gebruikt. De gevolgen van het gebruik van vuurwapens zijn over het algemeen enorm. Ook als geen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel wordt toegebracht, veroorzaken vuurwapens maatschappelijk ontwrichtende gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank vindt dit zeer ernstige feiten en rekent dat verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 augustus 2023. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling.
De rechtbank heeft verder gelet op de reclasseringsrapportage van 28 augustus 2023. Uit deze rapportage volgt dat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Hij heeft hecht contact met zijn familie en hij heeft een positief sociaal netwerk. Als hij uit detentie komt, wil hij gaan starten als werknemer in een bouwbedrijf. Verdachte is reeds in detentie gestart met het volgen van een EMDR-behandeling. Dit zou na detentie kunnen worden voorgezet in een ambulant kader. Na detentie zal verdachte langere tijd nodig hebben om te kunnen stabiliseren en om te leren om te gaan met situaties die angst bij hem oproepen. Daarnaast is er onvoldoende inzicht in wat er precies tussen hem en [aangever] speelt en welke risico’s dit meebrengt. Er is geen garantie dat een eventuele volgende ontmoeting tussen verdachte en [aangever] zonder risico’s voor beide partijen zal verlopen. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering daarom een drietal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en een contactverbod met [aangever] .
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia- rapportage van 4 juli 2023, opgesteld door drs. L. Aa, GZ-psycholoog. Volgens de rapporteur is verdachte een jonge man die zich goed kan verwoorden en uitdrukken en die weet wat goed en wat fout is en hier in het algemeen ook naar handelt. Verdachte heeft aangegeven dat hij in het verleden door [aangever] in zijn hoofd is gestoken. Hij geeft aan dat hij toen veranderde in een angstige man met paniekaanvallen. Vanwege zijn klachten voert verdachte ook gesprekken met de psycholoog in de P.I. De psycholoog van de P.I. bevestigt dat verdachte angsten, spanningen, nachtmerries en paniekaanvallen ervaart. Gelet op voornoemde problematiek van verdachte wordt er bij verdachte een posttraumatische-stressstoornis (PTSS) vastgesteld. Uit het rapport volgt ten aanzien van de strafbare feiten dat er een verband lijkt te bestaan tussen de aanschaf van het vuurwapen en de PTSS, in die zin dat verdachte door zijn PTSS angst ervaarde. Er lijkt ook een verband te zijn tussen het gebruik van het vuurwapen en de PTSS van verdachte, in die zin dat verdachte vanuit een angst ten gevolge van zijn PTSS heeft gereageerd en daardoor naar zijn wapen heeft gegrepen en dit heeft afgevuurd. Om die reden adviseert de rapporteur om de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het recidiverisico wordt opgemerkt dat het van belang is dat verdachte behandeld wordt voor zijn PTSS. Indien verdachte [aangever] weer tegenkomt, kan dit opnieuw tot paniek leiden indien hij niet behandeld is voor zijn PTSS. Dan is hij minder goed in staat na te denken over zijn gedrag. Indien hij niet behandeld wordt voor zijn PTSS zal de angst en paniek blijven bestaan en is er een matige kans dat hij, indien hij [aangever] tegenkomt, opnieuw de wet overtreedt. De inschatting is dat bij verdachte sprake is van een matig recidive risico. Tot slot wordt geadviseerd om toepassing te geven aan het meerderjarigenstrafrecht en niet aan het adolescentenstrafrecht. Verdachte functioneert als een jongvolwassene en niet als een jeugdige waardoor een pedagogische insteek niet passend is.
De rechtbank neemt de conclusies van de rapporteur over en zal bij de bepaling van de straf uitgaan van deze verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Conclusies
Alles overziend komt de rechtbank tot de volgende conclusies. De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Verder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop en zij zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Het voorgaande in aanmerking genomen zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen. Daarvan zullen 4 maanden voorwaardelijk zijn, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank vindt het noodzakelijk om een forse stok achter de deur te hebben nu de onderlinge verstandhouding tussen verdachte en [aangever] niet is verbeterd, het niet duidelijk is of zij elkaar nog zullen tegenkomen en hoe verdachte daarop zal reageren. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen aangeschaft en gebruikt. De voorwaardelijke gevangenisstraf is mede bedoeld verdachte te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen. Om die reden worden aan de voorwaardelijke straf ook bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte hulpverlening krijgt en dat zodoende het recidiverisico wordt verminderd. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist nu de officier van justitie ter zake van feit 1 uitgaat van een poging tot doodslag en de rechtbank verdachte daarvan vrijspreekt en tot een bewezenverklaring van bedreiging komt.
De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering brengen op de op te leggen straf. Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Uit de ernst van de gepleegde feiten, de reclasseringsrapportage en de Pro Justitia- rapportage leidt de rechtbank af dat het van belang is dat verdachte zich laat behandelen voor zijn PTSS. Indien verdachte niet behandeld wordt voor - of begeleid wordt bij - zijn PTSS zal er ernstig rekening mee moeten worden gehouden dat verdachte, indien hij opnieuw met aangever wordt geconfronteerd, wederom een misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met het onder 1 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert vergoeding van € 1.027,78 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De officier van justitie heeft daarom verzocht de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal dient te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
Materiële schade
Kosten psycholoog
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 212,00 gevorderd als vergoeding voor de kosten die zijn gemaakt voor twee behandelsessies bij de psycholoog. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd en dat zij rechtstreeks verband houden met het gepleegde feit. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
Leaseauto en aanschaf tweedehands telefoon
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 675,78 gevorderd als vergoeding voor het huren van een leaseauto. De auto van de benadeelde partij is voor forensisch onderzoek in beslag genomen waardoor de benadeelde partij gedurende één week geen gebruik van zijn auto heeft kunnen maken. Daarom heeft hij gedurende de periode van 30 maart 2023 tot 7 april 2023 een auto gehuurd. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd en dat zij rechtstreeks verband houden met het gepleegde feit. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde kosten van € 140,00 voor de aanschaf van een tweedehands telefoon overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij heeft in verband met het politieonderzoek aan zijn telefoon, zijn telefoon gedurende 3 maanden niet kunnen gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd en dat zij rechtstreeks verband houden met het gepleegde feit. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij is geconfronteerd met een vuurwapen en er is door verdachte in zijn nabijheid geschoten. De rechtbank overweegt dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen hiervan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,00 toe.
Conclusie
De toe te wijzen bedragen zijn dus de volgende:
Kosten psycholoog: € 212,00
Leaseauto: € 675,78
Aanschaf telefoon: € 140,00
Immateriële schade: € 2.500,00
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding van in totaal
€ 1.027,78 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 29 maart 2023.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de vergoeding van immateriële schade van € 2.500,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 29 maart 2023.
Om te bevorderen dat deze schade wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van deze bedragen ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14e, 36f, 55 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
4 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Utrechtsestraat 47, 6811 LT Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte laat zich behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;
- verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangever] (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteland] en wonende aan de [adres 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Controle hierop vindt plaats door de politie.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan de reclassering opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever]
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [aangever] ;
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van
€ 1.027,78aan materiële schade en
€ 2.500,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
45 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2023.
mr. Bögemann en mr. Disberg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023138336, gesloten op 26 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 14 – 16.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] , p. 19 – 24.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 36 – 39.
5.De verklaring van getuige [getuige] afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2023.
6.Het proces-verbaal beeldverslag, p. 141 – 142.
7.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 62.
8.Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 66 – 67.
9.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 61 – 65.
10.NFI-rapportage DNA-onderzoek, p. 72 – 76.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 189; het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 197 – 201.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2023.