ECLI:NL:RBGEL:2023:535

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/05/412229 / KG ZA 22-399
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitstoting van een aandeelhouder in kort geding met internationale rechtsmacht

In deze zaak heeft de besloten vennootschap United Fairs B.V. een kort geding aangespannen tegen een Italiaanse aandeelhouder, die niet is verschenen. De vordering betreft de gedwongen overdracht van aandelen in de vennootschap La Sposa, waarbij United Fairs stelt dat er sprake is van een patstelling tussen de aandeelhouders. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de EEX II-Vo, omdat de vennootschap La Sposa in Nederland is gevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend, ondanks dat de gedaagde in Italië woont. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de vorderingen van United Fairs toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis zijn aandelen over te dragen aan United Fairs tegen de nominale waarde. Daarnaast is La Sposa gemachtigd om de aandelen te leveren indien de gedaagde in gebreke blijft. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.435,33, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/412229 / KG ZA 22-399
Vonnis in kort geding van 27 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED FAIRS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Ede,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Oostendorp te Velp, Gelderland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , Italië,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna United Fairs en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 13
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 13 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
United Fairs vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na betekening van het vonnis over te gaan tot overdracht van de door hem gehouden aandelen in La Sposa aan United Fairs tegen de nominale waarde met daarbij de bepaling dat het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, voor zover [gedaagde] hiermee in gebreke blijft c.q. La Sposa te machtigen ex artikel 2:341 lid 4 BW tot levering van de aandelen van [gedaagde] aan United Fairs;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan United Fairs van de kosten van deze procedure en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na betekening van het vonnis over te gaan tot overdracht van de door hem gehouden aandelen in La Sposa aan United Fairs tegen betaling door United Fairs van een voorlopige koopsom van € 1,00 onder bepaling dat in de leveringsakte ten gunste van [gedaagde] een stemrechtloos pandrecht zal worden gevestigd tot zekerheid van betaling van de koopsom die dient te worden vastgesteld door een door de voorzieningenrechter aan te wijzen deskundige die aan de hand van de door hem op te vragen boeken en bescheiden van La Sposa en door het bestuur van La Sposa door de deskundige verlangde inlichtingen de prijs van de aandelen bepaalt en met bepaling dat het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, voor zover [gedaagde] hiermee in gebreke blijft c.q. La Sposa te machtigen ex artikel 2:341 lid 4 BW tot levering van de aandelen van [gedaagde] aan United Fairs ;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan United Fairs van de kosten van deze procedure, de kosten van de deskundige en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en relatieve bevoegdheid

3.1.
[gedaagde] woont in Italië. Dat betekent dat de zaak een internationaal karakter draagt. Gelet hierop ligt allereerst de vraag voor of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd is om van de vorderingen van United Fairs kennis te nemen. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de bevoegdheidsregels van Verordening (EU) 1215/2012 (hierna: EEX II-Vo).
3.2.
De hoofdregel, zoals neergelegd in artikel 4 EEX II-Vo, is dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat opgeroepen worden voor de gerechten van die lidstaat. Daaraan is in het onderhavige geval niet voldaan, aangezien [gedaagde] in Italië woont. Daarom moet onderzocht worden of de Nederlandse rechter op andere grond bevoegdheid kan ontlenen aan de EEX II-Vo. De vordering tegen [gedaagde] betreft uitsluitend de gedwongen overdracht van zijn aandelen in La Sposa aan United Fairs ex artikel 2:336 BW. Gelet op artikel 1 EEX II -Vo is deze verordening ook van toepassing waar het betreft de bevoegdheid tot kennisneming van de door United Fairs ingestelde vordering.
3.3.
Artikel 22 lid 2 Verordening (EG) nr. 44/2001 (hierna: EEX-Vo) (thans artikel 24 lid 2 EEX II-Vo) wijst voor de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een lidstaat, dan wel van de besluiten van hun organen, de gerechten van die lidstaat aan als uitsluitend bevoegde rechter. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de EG/EU van 2 oktober 2008, C-372/07, dient artikel 22 lid 2 EEX-Vo restrictief te worden uitgelegd. Deze rechtspraak heeft haar gelding behouden onder de EEX II-Vo. In lijn met de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juni 2013 (ECLI:NL:RBOBR:2013:CA2363) en 13 juli 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:3907) is de voorzieningenrechter van oordeel dat de geschillenregeling, waarvan artikel 2:336 BW deel uitmaakt, wellicht niet naar de letter onder de bepaling van artikel 24 lid 2 EEX II-Vo valt, maar mede met het oog op de rechtseenheid en rechtszekerheid, wel onder de strekking en de reikwijdte van artikel 24 EEX II-Vo dient te worden begrepen. Aangenomen wordt dat de rechtbank van de plaats waar de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden haar zetel heeft, exclusief bevoegd is. De ratio van artikel 24 lid 2 EEX II-Vo is immers dat het materiële recht dat de vennootschap beheerst wordt toegepast en uitgelegd door de eigen rechter. Het op de vennootschap toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheden (van in casu de geschillenregeling waaronder de uitstootregeling van artikel 2:336 BW valt) lopen dan in de pas (Gleichlauf). Het voorgaande betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd moet worden geacht om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.4.
De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank vloeit voort uit het bepaalde in artikel 2:336 lid 1 BW. Op grond van deze bepaling is in eerste aanleg uitsluitend bevoegd de rechtbank van de woonplaats van de vennootschap. La Sposa is gevestigd in Ede, zodat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, exclusief relatief bevoegd is om kennis te nemen van de door United Fairs ingestelde vorderingen.
Betekening dagvaarding en verstekverlening
3.5.
Vervolgens moet worden beoordeeld of tegen - de niet in de procedure verschenen - [gedaagde] verstek kan worden verleend, zoals door United Fairs tijdens de zitting is verzocht. In dat verband wordt het volgende overwogen.
3.6.
Zoals reeds overwogen woont [gedaagde] in Italië. Dat betekent dat ingevolge artikel 56 Rv en de Verordening (EU) 2020/1784 (hierna: BetVo) de betekening van de dagvaarding dient plaats te vinden door verzending daarvan aan een door Italië aangewezen ontvangende instantie. Wanneer alle formele handelingen met betrekking tot de betekening van het betreffende stuk zijn verricht, dient de ontvangende instantie ingevolge artikel 14 BetVo een certificaat van betekening op te stellen en dit certificaat voorzien van een afschrift van het stuk waarvan de betekening of kennisgeving is verricht aan de verzendende instantie te zenden.
3.7.
Uit de door United Fairs overgelegde dagvaarding van 12 december 2022 blijkt dat zij overeenkomstig artikel 8 BetVo en artikel 56 lid 2 Rv twee afschriften van het exploot van de dagvaarding, de vertalingen daarvan in de Italiaanse taal en een ingevuld formulier A (in bijlage I bij de Betekeningsverordening) via een gerechtsdeurwaarder (de verzendende instantie) heeft laten verzenden aan [de ontvangende instantie] (de ontvangende instantie in de zin van artikel 10 BetVo), met daarbij het verzoek om het exploot aan [gedaagde] te betekenen of daarvan kennis te geven volgens de wet van de aangezochte lidstaat. United Fairs heeft daarbij de op grond van artikel 115 lid 1 Rv geldende (minimale) dagvaardingstermijn van vier weken in acht genomen voor een in een EU-lidstaat wonende gedaagde. Een certificaat afkomstig van voornoemde ontvangende instantie betreffende de betekening of kennisgeving van de dagvaarding aan [gedaagde] in de zin van artikel 14 BetVo ontbreekt echter. De door United Fairs ingeschakelde gerechtsdeurwaarder heeft het exploot van de dagvaarding en de Italiaanse vertaling daarvan tevens per aangetekende post aan het woonadres van [gedaagde] verzonden overeenkomstig artikel 18 BetVo en artikel 56 lid 3 Rv, maar een ontvangstbevestiging van dit aangetekend schrijven ontbreekt eveneens. Uit de in het geding gebrachte betekeningsstukken kan dan ook niet worden afgeleid dat de ontvangende instantie het exploot vervolgens ook daadwerkelijk (al) aan [gedaagde] heeft betekend dan wel dat het aangetekende schrijven [gedaagde] heeft bereikt. Uit de overgelegde stukken blijkt evenwel genoegzaam de gerechtsdeurwaarder het exploot van de dagvaarding op 13 december 2022 in het Nederlands en in het Italiaans ook per e-mailbericht aan het bij United Fairs bekende e-mailadres van [gedaagde] ( [e-mailadres] ) heeft toegestuurd. Dat [gedaagde] op dit e-mailadres te bereiken is blijkt uit diens e-mailbericht van 30 september 2022 aan United Fairs, zoals door United Fairs is overgelegd als productie 9 bij dagvaarding.
3.8.
Uit het bepaalde in artikel 22 lid 1 en onder b BetVo volgt dat een zaak vanwege het niet verschijnen van gedaagde enkel hoeft te worden aangehouden – en dus geen verstek kan worden verleend – als blijkens de overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld of de betekening of kennisgeving gedaagde daadwerkelijk heeft bereikt en dat verder moet worden vastgesteld of gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad zich op zijn zaak voor te bereiden. Nu blijkens de overgelegde e-mailberichten in voldoende mate vaststaat dat de dagvaarding [gedaagde] ook daadwerkelijk en tijdig heeft bereikt en [gedaagde] in ieder geval vier weken de tijd heeft gehad om zich op het onderhavige kort geding voor te bereiden, is aan het bepaalde in artikel 22 BetVo voldaan. Nu ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zal de voorzieningenrechter het gevraagde verstek tegen [gedaagde] verlenen.
Toepasselijk recht
3.9.
Vervolgens ligt de vraag voor welk recht op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing is. Het gaat om een vordering tot uitstoting van een aandeelhouder op grond van artikel 2:336 BW. Een dergelijke vordering valt (expliciet) buiten de materiële werkingssfeer van Europese verordeningen zoals Verordening (EG) 593/2008 (Rome I, zie artikel 1 lid 2 sub f) en Verordening (EG) 864/2007 (Rome II, zie artikel 1 lid 2 sub d). Voor beantwoording van de vraag, welk recht in het onderhavige geval van toepassing is, moet dan ook worden aangeknoopt bij het in artikel 10:119 BW neergelegde incorporatie-recht, nu het gaat om de (gedwongen) overdracht van aandelen op naam van een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap. Op de rechtsverhouding tussen partijen is dan ook Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijk
3.10.
De vorderingen van United Fairs strekkende tot uitstoting van haar medeaandeelhouder [gedaagde] zijn naar hun aard spoedeisend. Partijen houden ieder 50% van de aandelen in La Sposa. Er is kennelijk sprake van een patstelling tussen partijen en [gedaagde] reageert niet op uitnodigingen voor aandeelhoudersvergaderingen of op andere berichten van La Sposa c.q. United Fairs. Daardoor kunnen belangrijke besluiten binnen de onderneming niet worden genomen, terwijl om het reilen en zeilen van de onderneming te kunnen waarborgen aandeelhoudersbesluiten over belangrijke aangelegenheden, zoals het vaststellen van de jaarstukken en het beslissen over substantiële investeringen, met voldoende voortvarendheid moeten worden genomen.
3.11.
Voor toewijzing van een vordering tot uitstoting van een aandeelhouder vanwege gedragingen die het belang van de vennootschap schaden, een verstrekkende maatregel die slechts in zeer bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd is, kent de wet de procedure zoals neergelegd in de artikelen 2:336 BW tot en met 2:343c BW (de geschillenregeling). Uit lid 3 van artikel 2:336 BW volgt dat deze procedure in beginsel voor de rechtbank moet worden gevoerd maar voor behandeling in kort geding kan aanleiding bestaan, zoals in het onderhavige geval. Tussen partijen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een situatie die onmiddellijk ingrijpen rechtvaardigt. De financierende bank dreigt de financiering op te zeggen wegens bezwaren tegen de persoon [gedaagde] als aandeelhouder, United Fairs is niet bereid verder te financieren zolang [gedaagde] ook aandeelhouder is en het is aannemelijk geworden dat [gedaagde] de vennootschap benadeelt door buiten de vennootschap om geldstromen te ontvangen van opdrachtgevers en concurrerende activiteiten te ontplooien. Bij die stand van zaken komt de primaire vordering tot gedwongen overdracht van de aandelen van [gedaagde] in La Sposa binnen een week na betekening van dit vonnis tegen de nominale waarde daarvan de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De primaire vordering zal dan ook worden toegewezen. Ook de vordering tot machtiging van La Sposa om ex artikel 2:341 BW tot levering van de aandelen van [gedaagde] aan United Fairs over te gaan, indien [gedaagde] daarmee binnen de gestelde termijn in gebreke blijft, zal worden toegewezen. Aan beoordeling van de subsidiaire vordering wordt gelet op het voorgaande niet toegekomen.
3.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld inclusief de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals gevorderd. De kosten aan de zijde van United Fairs worden tot op heden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
656,00
Totaal € 1.435,33

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van dit vonnis over te gaan tot overdracht van de door hem gehouden aandelen in La Sposa aan United Fairs tegen de nominale waarde van die aandelen,
4.3.
machtigt La Sposa ex artikel 2:341 lid 4 BW tot levering van de aandelen van [gedaagde] in La Sposa aan United Fairs indien [gedaagde] in gebreke blijft met de levering van zijn aandelen in La Sposa aan United Fairs binnen een week na betekening van dit vonnis,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van United Fairs tot op heden begroot op € 1.435,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.