ECLI:NL:RBGEL:2023:5347

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
05.262848.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindezaaksverklaring na geslaagd mediationtraject in strafzaak tegen minderjarige verdachte

Op 11 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.T. de Haas, hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd in de periode van 4 tot en met 7 maart 2022 in Harderwijk. De raadsman verzocht om een eindezaaksverklaring, verwijzend naar een positief verlopen mediationtraject en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De officier van justitie was aanvankelijk tegen een eindezaaksverklaring, maar na het horen van de positieve ontwikkelingen in de zaak, waaronder het advies van de Raad, heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.

De kinderrechter overwoog dat de Innovatiewet Strafvordering de mogelijkheid biedt om een zaak te beëindigen na een succesvol mediationtraject. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en het slachtoffer positief hadden samengewerkt in de mediation, waarbij de verdachte zijn spijt betuigde en de schade had vergoed. De Raad voor de Kinderbescherming had in een recent advies aangegeven dat de risico's op herhaling waren verminderd en dat begeleiding door de jeugdreclassering niet langer nodig was. Gezien de positieve uitkomst van de mediation en de veranderingen in het leven van de verdachte, besloot de kinderrechter de zaak zonder verdere inhoudelijke behandeling te beëindigen.

De kinderrechter verklaarde dat de zaak was geëindigd vanwege de positieve uitkomst van de mediation, waarbij het slachtoffer had aangegeven dat hij verder kon met zijn leven. Dit vonnis biedt de verdachte de kans op een nieuwe start zonder extra spanning rondom de verlenging van zijn verblijfsstatus.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.262848.22
Datum uitspraak : 11 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de kinderrechter
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende: [adres] .
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld met gesloten deuren op de zitting van 11 september 2023, waarbij de officier van justitie, de verdachte en de raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 04 maart 2022 tot en met 07 maart 2022 te
Harderwijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde]
[benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een horloge uit de handen van die [benadeelde] los te rukken en/of
- met een mes en/of een stok, althans enig voorwerp voor afdreiging geschikt, in de
richting van die [benadeelde] te wijzen en/of bewegen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

3.De standpunten

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een eindezaaksverklaring. De raadsman heeft hierbij gewezen op het positief verlopen mediatontraject, het meest recente advies van de Raad voor de Kinderbescherming en op het feit dat een veroordeling extra spanning met zich zou brengen in de procedure rondom de verlenging van de verblijfsstatus van verdachte. De raadsman heeft daarnaast naar voren gebracht dat hij begrijpt dat het, gelet op de ernst van de strafzaak, om een unieke situatie gaat en dat het Openbaar Ministerie in dit soort zaken voorzichtig is met het meegaan in het verlenen van een eindezaaksverklaring. De innovatiewetgeving rond de eindezaaksverklaring noemt echter niet dat dit aan een eindezaaksverklaring in de weg hoeft te staan.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de terechtzitting aangegeven ondanks het positief verlopen mediationtraject, niet in te stemmen met een eindezaaksverklaring. Hierbij is gewezen op de ernst van de strafzaak en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming jeugdreclassering op te leggen.
Nu ter terechtzitting duidelijk is geworden dat de Raad voor de Kinderbescherming niet langer begeleiding door de jeugdreclassering adviseert en een veroordeling voor verdachte mogelijk een rol speelt bij de verlenging van de verblijfsstatus, heeft de officier van justitie zich niet verzet tegen een eindezaaksverklaring en zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.

4.De beoordeling

Per 1 oktober 2022 is de Innovatiewet Strafvordering in werking getreden. Deze wet biedt een rechter in de arrondissementen Gelderland, Overijssel en Zeeland-West-Brabant in strafzaken de mogelijkheid om na een positief afgerond 'mediation'-traject onder bepaalde voorwaarden een eindezaaksverklaring uit te spreken.
Ingevolge het via de Innovatiewet ingevoerde artikel 573, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank, indien de ‘mediation’ tot een positieve uitkomst heeft geleid en de rechtbank van oordeel is dat de zaak zonder verdere inhoudelijke behandeling kan worden beëindigd, een eindezaaksverklaring uitspreken, tenzij de officier van justitie voortzetting van het onderzoek vordert of de verdachte of diens raadsman voortzetting van het onderzoek verzoekt (artikel 573, tweede lid).
De kinderrechter stelt vast dat er sprake is van een verdenking van een ernstig strafbaar feit, namelijk een straatroof, waarbij het gevoel van veiligheid van het slachtoffer ernstig is aangetast.
Verdachte en het slachtoffer hebben voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting meegewerkt aan mediation. In de slotovereenkomst is te lezen dat het slachtoffer is gekomen met de hoop om een open en oprecht verhaal van verdachte te horen zodat die ervan kan leren. Verdachte heeft het slachtoffer verteld dat het 100 procent niet goed was wat hij heeft gedaan. Het eerlijk zijn tegen het slachtoffer heeft verdachte opgelucht. Hij heeft het slachtoffer bedankt voor de kans om deze les te leren en hoopt dat de toekomst van het slachtoffer niet verpest wordt door deze fout. Het slachtoffer wenst verdachte succes met zijn opleiding en hoopt dat het gebeuren geen al te nadelige gevolgen voor hem heeft. Verdachte heeft de schade aan het slachtoffer vergoed. Verdachte en het slachtoffer hebben aangegeven dat de kwestie voor hen beiden hiermee is afgedaan, al zijn zij er zich van bewust dat het aan de rechter is om te besluiten hoe deze zaak verder wordt afgehandeld.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 14 augustus 2023 een geactualiseerd advies uitgebracht. Hierin geeft de Raad aan dat de grootste risico’s op herhaling lijken te zijn verminderd omdat verdachte een baantje heeft, veel sport en in september 2023 begint met de opleiding Zorg en Welzijn . De Raad komt terug op het eerdere advies, inhoudende een deels voorwaardelijke werkstraf, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering en het hebben van een passende/zinvolle dagbesteding. De Raad vindt een werkstraf in pedagogisch opzicht niet meer passend en begeleiding door de jeugdreclassering niet langer nodig. De ouders van verdachte hebben niet langer zorgen over hem. Verdachte doet het goed en heeft wat hen betreft geen extra hulp meer nodig. De Raad concludeert dat verdachte lijkt te hebben geleerd van zijn delictgedrag. Als de kinderrechter vindt dat [verdachte] na de geslaagde mediation nog een straf verdient adviseert de Raad een geldboete op te leggen. Tijdens de terechtzitting heeft de Raad voor de Kinderbescherming bevestigt dat het heel goed gaat met verdachte. De mediation lijkt bij verdachte voor een kantelpunt te hebben gezorgd.
De kinderrechter is van oordeel dat de zaak gelet op artikel 573, lid 5 Sv zonder verdere inhoudelijke behandeling kan worden beëindigd, gelet op de positieve uitkomst van de mediation, waarin ook het slachtoffer heeft aangeven dat het voor hem hiermee klaar is, de positieve veranderingen in het leven van verdachte en het gewijzigde advies van de Raad. Verder weegt de kinderrechter mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en net 17 jaar was ten tijde van het tenlastegelegde feit.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat zij het zeer waardevol vindt hoe partijen met elkaar in gesprek zijn gegaan via mediation. Hopelijk kan het slachtoffer mede hierdoor verder met zijn leven. Voor verdachte betekent het een levensles en de kans op een nieuwe start, die met de eindezaaksverklaring zonder extra spanning rondom de verlenging van zijn verblijfsstatus plaats kan vinden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
verklaart dat de zaak is geëindigd vanwege een in het kader van een mediation tussen de verdachte en het slachtoffer bereikte positieve uitkomst.
Dit vonnis is gegeven door mr. E. van Dusschoten, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op.11 september 2023.