ECLI:NL:RBGEL:2023:5299

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
05.302755.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor openlijke geweldpleging in het Oranjepark te Apeldoorn met een taakstraf van 100 uur

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 augustus 2020 in het Oranjepark te Apeldoorn openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het dreigen met een mes en het slaan van een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, waarbij de verdachte deel uitmaakte van een groep die het slachtoffer aanviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekennende verdachte is en volstond met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele specifieke geweldshandelingen, maar oordeelde dat hij wel degelijk betrokken was bij het groepsgeweld.

De officier van justitie had een taakstraf van 150 uur geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat beelden van het voorval op internet waren verschenen. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 100 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank overwoog dat de verdachte verantwoordelijk was voor zijn gedrag en dat het geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving opriep, vooral gezien de locatie en het tijdstip van het voorval. De rechtbank hield ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een lagere straf dan geëist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.302755.20
Datum uitspraak : 19 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Apeldoorn openlijk, te weten in het Oranjepark, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] dreigend en/of gewapend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te benaderen en/of
- die [slachtoffer] (met gebalde vuist) op/tegen het (achter)hoofd te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of te houden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37, met bijlagen, p. 38-40;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2023.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding verdachte partieel vrij te spreken van het gedachtestreepje
“die [slachtoffer] dreigend en/of gewapend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te benaderen en/of”. Verdachte heeft immers als onderdeel van de groep verdachten geweldshandelingen verricht. Onderdeel van dit groepsgeweld is dat (tenminste) één van de groepsleden het slachtoffer dreigend met een mes heeft benaderd. Dat verdachte niet zelf heeft gedreigd met het mes, doet aan de bewezenverklaring niet af nu het gaat om een samenspel tussen verdachte en de medeverdachten. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat het slachtoffer is geschopt of getrapt tegen het hoofd, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 augustus 2020 te Apeldoorn openlijk, te weten in het Oranjepark,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] dreigend en
/ofgewapend met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,te benaderen en
/of
- die [slachtoffer]
(met gebalde vuist
)op/tegen het (achter)hoofd te slaan/stompen en
/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en
/ofte houden en
/of
- die [slachtoffer]
een ofmeerdere keren op/tegen het hoofd en
/oflichaam te slaan/stompen en
/of
- die [slachtoffer]
een of meerdere kerenop/tegen het
hoofd en/oflichaam te schoppen/trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gevraagd rekening te houden met het feit dat de beelden van het feit op Dumpert zijn verschenen en verdachte veel last van het filmpje heeft ondervonden. Daarnaast heeft verdachte gevraagd een lagere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Het is verdachte geweest die de eerste geweldhandeling heeft gepleegd. Hij heeft in groepsverband het slachtoffer geschopt en geslagen. Ook is door een ander in de groep het slachtoffer dreigend benaderd met een groot mes. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat er al langere tijd onderlinge spanningen waren tussen de verdachten en het slachtoffer. Die spanningen rechtvaardigen echter geen gebruik van geweld. Dergelijke ervaringen kunnen nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers veroorzaken. Daarnaast roept dit soort geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving op, vooral omdat de vechtpartij op een zomeravond in het op dat moment drukke park in Apeldoorn plaatsvond.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en, zij het in geringe mate, met het feit dat er op het internet beelden zijn verschenen van het feit. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat het een jeugdige verdachte betreft.
De rechtbank heeft verder met betrekking tot de persoon van verdachte gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 30 augustus 2023. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten. Wel is verdachte tussen de pleegdatum en het vonnis in deze zaak, twee keer veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die strafrechters in Nederland hanteren met betrekking tot openlijke geweldpleging. Aan een first offender van een openlijke geweldpleging begaan tegen personen, waarbij aan de slachtoffers letsel is toegebracht, wordt in beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren opgelegd. De rechtbank neemt het oriëntatiepunt als uitgangspunt, maar houdt rekening met de volgende strafmatigende omstandigheid.
De rechtbank betrekt in haar strafmaat de overschrijding van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Verdachte is op 8 september 2020 in verzekering gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 19 september 2023. Dat betekent dat sprake is van de schending van de redelijke termijn van ruim een jaar. De rechtbank zal hiermee rekening houden in haar strafmaat. De rechtbank merkt op dat de onderhavige zaak een overzichtelijke zaak betreft waarin beelden van het feit beschikbaar zijn en ziet niet in waarom het aanbrengen van de zaak zo lang op zich heeft laten wachten. Temeer nu het hier gaat om een jeugdige verdachte.
Alles afwegend zal de rechtbank een taakstraf van 100 uren opleggen, bij niet uitvoeren te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft verbleven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020380094, gesloten op 23 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.