ECLI:NL:RBGEL:2023:5281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
05/209410-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op echtgenote met voorbedachten rade in Arnhem

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de moord op zijn vrouw, gepleegd op 18 augustus 2022 in Arnhem. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 20 jaar op, evenals een maatregel op basis van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had zijn vrouw met 86 steek- en snijwonden om het leven gebracht, nadat hij eerder die dag een mes had gekocht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte rade, aangezien de verdachte had verklaard dat hij een dag eerder had besloten zijn vrouw te doden. De rechtbank weegt zwaar dat de kinderen van het slachtoffer getuige waren van de gruwelijke daad en dat de verdachte met zijn handelen niet alleen het leven van zijn vrouw, maar ook de stabiliteit van zijn kinderen heeft verwoest. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, die wisselend waren, niet geloofwaardig geacht en concludeerde dat de verdachte met opzet en na zorgvuldige overweging heeft gehandeld. De rechtbank heeft ook de impact van de moord op de nabestaanden in overweging genomen, wat leidde tot de zware straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/209410-22
Datum uitspraak : 20 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Yüksel, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2022 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in haar borststreek en/of rug en/of buik en/of schouder(s) en/of arm(en) en/of in haar halsstreek, althans in haar (boven) lichaam en/of in haar hoofd en/of gezicht te steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 augustus 2022 in Arnhem heeft verdachte in totaal 86 steek- en snijletsels aan het lichaam van [slachtoffer] toegebracht. [slachtoffer] werd dood aangetroffen in de slaapkamer op de bovenverdieping van haar woning. Naast haar lag een mes. De kinderen waren op dat moment ook aanwezig in de woning. [2] Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door de gevolgen van 13 steekletsels aan de romp. Er was onder meer sprake van perforaties van de rechter- en linkerborstholte, rechterlong, linker- en rechterhalsader en het hartzakje. De overige 65 steek- en snijletsels (in haar borststreek, rug, buik, schouders, armen en halsstreek) kunnen middels het bloedverlies aan (de snelheid van) het overlijden hebben bijgedragen. [3] [slachtoffer] wilde van verdachte scheiden. [4] Verdachte heeft verklaard dat hij het niet leuk vond maar dat hij kon accepteren dat zijn vrouw van hem wilde scheiden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood, maar heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van moord. Niet is gebleken dat verdachte met een vooropgezet plan naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en haar heeft gedood. Daartoe heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat:
  • er contra-indicaties zijn voor voorbedachte rade, verdachte was immers akkoord gegaan met de scheiding en was in de woning om een aantal praktische zaken te regelen;
  • de verklaringen van verdachte met terughoudendheid moeten worden gebruikt, omdat hij is gehoord zonder tolk, verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig is en niet is uit te sluiten dat hij in shock verkeerde.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte [slachtoffer] op 18 augustus 2022 in haar woning in Arnhem opzettelijk om het leven heeft gebracht door haar meermalen met een mes te steken.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of al dan niet sprake is geweest van voorbedachte raad. Met andere woorden of sprake is van moord of doodslag. Bij doodslag handelt de dader in een opwelling, bijvoorbeeld uit woede. Van moord is sprake als de dader besluit het slachtoffer te doden, hij enige tijd nadenkt of heeft kunnen nadenken over de gevolgen van dit besluit en vervolgens zijn slachtoffer doodt (‘met voorbedachten rade’). Een belangrijke aanwijzing voor moord is dat verdachte de tijd heeft gehad om over de gevolgen van zijn daad na te kunnen denken. Er moet echter altijd worden gekeken of sprake is van contra-indicaties: feiten en omstandigheden die er op wijzen dat verdachte (desondanks) in een opwelling heeft gehandeld. De rechtbank acht in dit verband het volgende redengevend.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft op 22 augustus 2022 bij de rechter-commissaris met tussenkomst van een tolk verklaard dat hij één dag eerder (
op woensdag 17 augustus 2022) besloot dat [slachtoffer] dood moest. Die dag ging hij naar haar woning, opende de koelkast en zag Libanees brood in haar koelkast liggen. Hij wist dat het brood uit de winkel kwam van die man (rechtbank: haar vermeende minnaar). De volgende dag (
donderdag 18 augustus 2022) kocht hij een mes bij de Action en ging hij naar haar woning om te praten over de scheiding. Op enig moment ging [slachtoffer] naar boven en hij volgde haar. Hij confronteerde haar ermee dat hij wist dat zij een relatie had met die man. Ze antwoordde wel, maar verdachte weet niet meer wat ze zei. Wat er daarna gebeurde, dat staat in het dossier. [5] Op de vraag van de politie (op 9 september 2022) waarom hij het mes mee in huis nam, antwoord verdachte ‘als zij zeggen dat zo, ik ga doodmaken. Als ik ga krijgen die antwoord, die ik krijg, ik ga doodmaken’. [6]
De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van verdachte die hij heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris niet betrouwbaar zijn, omdat hij wisselend heeft verklaard en deels zonder tolk is gehoord.
De rechtbank volgt de verdediging niet in dit verweer. Vooropgesteld wordt dat verdachte er zelf voor heeft gekozen om af te zien van een tolk tijdens de eerste drie politieverhoren. Zijn toenmalige advocaat was bij deze verhoren aanwezig. Bij het vierde politieverhoor en het verhoor door de rechter-commissaris is gebruik gemaakt van een tolk.
De toedracht rond de dood van [slachtoffer] is tijdens het eerste verhoor op 19 augustus 2022 en het tweede verhoor op 20 augustus 2022 niet besproken. Verdachte wilde hierover pas bij de rechter verklaren. Wel stelt verdachte in die verhoren zelf vragen aan de politie. Vragen waaruit de rechtbank opmaakt dat verdachte bevestiging zoekt van zijn vermoeden dat zijn vrouw een minnaar had. Bij de rechter-commissaris op 22 augustus 2022 heeft verdachte verklaard dat hij een dag van te voren heeft besloten om zijn vrouw te doden. Ook in zijn derde politieverhoor op 9 september 2022 verklaart verdachte dat hij tevoren heeft besloten zijn vrouw te doden. Alleen verklaart hij dan dat hij dit besluit donderdag 18 augustus 2022 op zijn werk heeft genomen. Nu de eerste verklaring van verdachte betreffende de vraag of er sprake was van een vooropgezet plan, is afgelegd bij de rechter-commissaris, dus in een verhoor dat heeft plaatsgevonden met tussenkomst van een tolk en in het bijzijn van zijn toenmalige advocaat, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring. Ook is niet aannemelijk geworden dat de geestelijke gesteldheid van verdachte het horen van hem niet toeliet. Dat verdachte maanden later (op 30 januari 2023) zijn eerder afgelegde verklaringen heeft geprobeerd af te zwakken in die zin dat hij delen niet meer weet en ontkent dat sprake was van een vooropgezet plan, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank gaat er dus - gelet op zijn eigen verklaring - van uit dat verdachte (tenminste) één dag voordat hij [slachtoffer] uiteindelijk doodde al speelde met de gedachte om dit te gaan doen. Zij acht daarnaast de volgende omstandigheden nog van belang.
De gebeurtenissen op 18 augustus 2022, contra-indicaties?
Op 18 augustus 2022 verlaat verdachte zijn werk en zegt hij tegen zijn werkgever ‘die laatste dag voor mij hier’. [7] Om 15:42 uur koopt verdachte -onder meer- het mes bij de Action. [8] Om 15:52 uur parkeert verdachte zijn auto aan de achterzijde van de woning van [slachtoffer] . [9] Het mes haalt hij uit de verpakking en verbergt hij in zijn sok. De verpakking blijft achter in de auto. [10] In de woning handelt verdachte eerst wat administratieve zaken af, zoals het overzetten van het internet. [11] Tegen zijn zoon zegt hij, voordat hij naar boven naar de slaapkamer van [slachtoffer] gaat om met haar te praten, ‘rustig aan, jullie blijven hier, als jullie beetje ruzie en geluid horen niet naar boven (
komen)’. [12] [zoon] (de zoon van verdachte) heeft naderhand tegen [moeder slachtoffer] (de moeder van [slachtoffer] ) verklaard dat verdachte voordat hij naar boven ging tegen hem zei ‘ik ga jullie vrijmaken’ en dat hij vervolgens [slachtoffer] hoorde zeggen ‘ [verdachte] , genoeg ik ga dood’. Nadat verdachte bebloed terug kwam uit de kamer, zei hij tegen [zoon] : ‘ik heb dit voor jullie gedaan’. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij onderweg naar de slaapkamer van [slachtoffer] drie dingen zag waardoor hij zeker wist dat ze een minnaar had. Hij haalde vervolgens het mes uit zijn sok en stopte deze achter zijn broeksband. In de slaapkamer controleerde hij of er iemand in de kledingkast zat, maar dat was niet zo. Daarna confronteerde hij [slachtoffer] met haar ontrouw. [14]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de voorgaande feiten en omstandigheden dat verdachte meer dan voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om over zijn voorgenomen daad rustig na te denken. Dat hij dat ook heeft gedaan, blijkt uit zijn uitlatingen voorafgaand aan het doden van [slachtoffer] (en nadien) en uit de handelingen die hij in de tussentijd heeft verricht ter verkrijging van de bevestiging van zijn gedachte dat zij ontrouw aan hem was. Verder blijkt de berekenende, geplande handelwijze van verdachte uit de volgende omstandigheden: de aanschaf van het mes, het ongezien meenemen van het mes de woning in en het ervoor zorgen dat de kinderen (hoe dan ook) beneden in de woning bleven.
Dat verdachte het mes zou hebben meegenomen om zichzelf te kunnen verdedigen tegen de mogelijk aanwezige andere man in de woning zoals hij eerst in het vierde verhoor bij de politie op 30 januari 2023 en vervolgens ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft immers verklaard dat hij met [slachtoffer] had afgesproken dat hij langs zou komen.
Conclusie
Het doden van [slachtoffer] is volgens de rechtbank niet gebeurd in een opwelling op die bewuste dag. Verdachte had al langer het idee (naar alle waarschijnlijkheid ten onrechte) dat zij van hem wilde scheiden omdat zij een minnaar had. Toen verdachte op 18 augustus 2022, naar eigen zeggen, bevestiging vond voor het vreemdgaan van zijn vrouw, heeft hij zijn eerder voorgenomen besluit ten uitvoer gebracht en [slachtoffer] gedood. Het grote aantal messteken, wat volgens de verdediging duidt op een gemoedsopwelling, kan naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard uit de wil van verdachte [slachtoffer] niet alleen te doden, maar ook geheel te ontmenselijken.
Dat verdachte zich eerst enige tijd in de woning heeft opgehouden om administratieve zaken af te handelen, moet volgens de verdediging worden gezien als een contra-indicatie voor moord. De rechtbank vindt dat dit past bij het beeld dat verdachte zich -met moeite- neer kon leggen met een scheiding, maar niet kon verkroppen dat zijn vrouw van hem ging scheiden omdat zij een minnaar had.
Voor zover de verdediging nog een alternatief scenario heeft willen aanvoeren, inhoudende dat het gesprek in de slaapkamer tussen verdachte en [slachtoffer] zodanig uit de hand is gelopen dat [slachtoffer] dit met de dood heeft moeten bekopen, is dit scenario, in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het bewijs, niet aannemelijk geworden.
De conclusie van al het voorgaande is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 augustus 2022 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en
- al dan niet -met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meerdere malen,
althans eenmaal,met een mes
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,in haar borststreek en
/ofrug en
/ofbuik en
/ofschouder
(s
)en
/ofarm
(en
)en
/ofin haar halsstreek,
althans in haar (boven) lichaam en/of in haar hoofd en/of gezichtte steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
moord.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank overweegt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte als volgt. Verdachte is onderzocht door een psycholoog en een psychiater van het NIFP. De rechtbank heeft kennisgenomen van deze rapportages van 30 november 2022 en 6 maart 2023 (psychologische rapportages), respectievelijk 9 maart 2023 (psychiatrische rapportage).
De psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte leidt aan een ongespecificeerde depressieve stoornis met kenmerken van agitatie, verstoorde realiteitstoetsing en beperkingen in het oordeelsvermogen en PTSS. Daar waar de psycholoog in november 2022 geen uitspraak kon doen over de doorwerking hiervan en de mate van toerekening, doet zij dat in haar aanvullende rapportage (maart 2023) wel en komt tot het advies om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De bevindingen en conclusie van de psychiater staan hier lijnrecht tegenover. Volgens hem kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de wilscontrole en de mate van toerekening, omdat niet eenduidig vast te stellen is dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van psychopathologische symptomatologie (ziekteverschijnselen) of een psychische stoornis.
Nu de bevindingen en adviezen van de deskundigen op zodanig essentiële onderdelen van elkaar afwijken en elkaar tegenspreken, en het dossier bovendien geen andere aanknopingspunten ter ondersteuning van de ene of de andere conclusie biedt, zal de rechtbank deze adviezen naast zich neerleggen. Dat betekent dat de rechtbank verdachte als volledig toerekeningsvatbaar zal beschouwen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaren met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de oplegging van een gedragsbeïnvloedende- en/of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aansluiting dient te worden gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken voor doodslag worden opgelegd, namelijk een gevangenisstraf variërend tussen de zes en twaalf jaar. Hoewel er omstandigheden zijn die strafverzwarend zouden kunnen werken, heeft de verdediging verzocht de gevangenisstraf te matigen en in dat verband gewezen op het feit dat verdachte geen strafblad heeft, hij direct een bekentenis heeft afgelegd en zich niet aan justitie heeft onttrokken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft [slachtoffer] , zijn (ex-)vrouw en de moeder van hun twee kinderen, vermoord. Hij heeft een mes gekocht en is naar haar woning toe gereden. Daar heeft hij het mes in zijn sok verstopt en is hij eerst wat administratieve zaken af gaan handelen. Toen hij in zijn ogen bevestiging vond voor het vermeende vreemdgaan van [slachtoffer] , is hij naar boven gelopen en deed hij ondertussen het mes in zijn broeksband. In de slaapkamer heeft hij [slachtoffer] op een beestachtige manier afgeslacht. Hij heeft haar om het leven gebracht met 86 steek- en snijverwondingen. De kinderen waren op dat moment ook aanwezig in de woning. Zij hoorden het gillen van hun moeder en zagen vervolgens het bloed van hun moeder op de kleding van hun vader. En waarom? Vanwege de gedachte dat [slachtoffer] een minnaar had en van hem wilde scheiden, iets wat verdachte niet kon verteren.
Niet alleen heeft verdachte [slachtoffer] het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, op een gruwelijke wijze ontnomen, maar koos hij er die bewuste dag ook voor dat hun kinderen
-die op dat moment pas 11 en 13 jaar oud waren- niet één, maar twee ouders verloren. Verdachte heeft met de moord op [slachtoffer] hun kinderen en haar naaste familie en vrienden onbeschrijflijk veel en onherstelbaar leed toegebracht. Dit is ter terechtzitting ook indringend naar voren gebracht in de voorgedragen slachtofferverklaring van de kinderen en door de broer van [slachtoffer] , die gebruik heeft gemaakt van zijn spreekrecht.
Een dergelijk gruwelijk en gewelddadig feit wordt daarnaast ook als zeer schokkend ervaren door de samenleving in het algemeen. Het behoeft geen betoog dat hiermee sterke gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg zijn gebracht. Gelet op het gewelddadige karakter van het feit en de onomkeerbare en onherstelbare gevolgen ervan is de rechtbank van oordeel dat alleen een zeer lange gevangenisstraf op zijn plaats is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel
Hoewel het vermeende overspel en daaruit voortvloeiende emoties bij verdachte hebben geleid tot het doden van [slachtoffer] , blijft het beeld van de onderliggende oorzaken onduidelijk. Het is onbekend of het gewelddadige gedrag met name voortkwam uit verdachtes houding/overtuiging of dat de geweldsexplosie voortkwam uit stelselmatige inadequate emotieregulatie. Ook is onduidelijk of er mogelijk sprake is van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en of/in hoeverre dit heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de huidige tenlastelegging.
De rechtbank is van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt niet verantwoord is verdachte na detentie zonder enig toezicht terug te laten keren in de maatschappij. Niet valt te overzien of, en zo ja in hoeverre, de toekomstige detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling voldoende waarborgen geven om eventuele toekomstige risico’s te ondervangen. De rechtbank zal daarom de -door de deskundigen in overweging gegeven en door de officier van justitie gevorderde - gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, opleggen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de detentie van verdachte en voorwaardelijke invrijheidsstelling plaatsvinden. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan, omdat de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen, terwijl verdachte wordt veroordeeld voor moord. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel noodzakelijk in het belang van de bescherming van de veiligheid van personen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

In deze procedure hebben zich in verband met de moord op [slachtoffer] meerdere partijen gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer] , als ouders van het slachtoffer, vorderen ieder € 17.500,- aan affectieschade;
[broer slachtoffer] , als broer van het slachtoffer, vordert € 4.460,- aan materiële schade, wegens gemaakte kosten voor lijkbezorging en de uitvaart, € 2.2632,80 aan proceskosten en € 5.000,- aan toekomstige proceskosten ten behoeve van het hoger beroep;
[dochter] , als minderjarige dochter van het slachtoffer, vordert € 9.200,- aan gederfd levensonderhoud, € 18.500,- aan studievertraging, € 20.000,- aan affectieschade en € 35.000,- aan shockschade;
[zoon] , als minderjarige zoon van het slachtoffer, vordert € 12.000,- aan gederfd levensonderhoud, € 6.600,- aan studievertraging, € 20.000,- aan affectieschade en
€ 35.000,- aan shockschade.
Alle benadeelde partijen hebben verzocht de wettelijke rente toe te kennen en de
schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van [moeder slachtoffer] , [vader slachtoffer] , [dochter] en [zoon] . Ten aanzien van de vordering van [broer slachtoffer] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de proceskosten (ad
€ 2.632,20) dienen te worden afgewezen, nu de benadeelde werd bijgestaan door een advocaat en deze kosten daarom niet voor vergoeding in aanmerkingen komen. Subsidiair is verzocht deze kosten te begroten en te matigen. Ten aanzien van de overige posten is gerefereerd.
Overweging van de rechtbank
Affectieschade ( [moeder slachtoffer] , [vader slachtoffer] , [dochter] en [zoon] )
De nabestaanden van het slachtoffer, [moeder slachtoffer] (moeder) en [vader slachtoffer] (vader), vorderen ieder vergoeding van affectieschade ter hoogte van € 17.500,- per benadeelde. Daarnaast vorderen de minderjarige kinderen van het slachtoffer, [dochter] en [zoon] , ieder € 20.000,- aan affectieschade.
De rechtbank stelt voorop dat het vorderen van affectieschade vanaf 1 januari 2019 mogelijk is voor de in artikel 6:108, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde naasten van het door het misdrijf overleden slachtoffer. De aanspraak op affectieschade is een naar omvang beperkte vergoeding, die vooral beoogt het leed van de naasten en nabestaanden te erkennen.
Uitgangspunt is dat de kring van gerechtigden is beperkt tot personen die geacht mogen worden een zeer nauwe affectieve band met het slachtoffer te hebben. De rechtbank stelt vast dat elk van de benadeelde partijen die deze vorm van schadevergoeding heeft gevorderd, tot deze kring van gerechtigden behoort en bij de vordering aansluiting heeft gezocht bij de in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde bedragen.
De vorderingen zijn inhoudelijk niet betwist. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde bedragen aan affectieschade dan ook geheel toewijzen.
De vordering van [broer slachtoffer]
De kosten voor lijkbezorging en de uitvaart (€ 4.460,-) zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de proceskosten bestaande uit reis- en verblijfkosten ten behoeve van het bijwonen van diverse zittingen en een gesprek met de officier van justitie (€ 2.632,80) overweegt de rechtbank als volgt. (Alleen) een in persoon procederende partij kan deze reis- en aanverwante kosten als proceskosten vergoed krijgen. In dit geval heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Omdat de benadeelde partij tijdens de inhoudelijke behandeling zelf in persoon gebruik heeft gemaakt van het spreekrecht, zal de rechtbank evenwel de reis- en verblijfkosten ten behoeve van die zitting (de inhoudelijke behandeling op 6 september 2023) toewijzen. Het gaat dan om € 290,40 aan reiskosten (968 km retour x € 0,30 per km) en, met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid, € 150,- aan verblijfkosten (hotelovernachting). Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
De gevorderde proceskosten € 5.000,- ten behoeve van het hoger beroep komt niet voor vergoeding in aanmerking. Voor dat deel wordt de benadeelde niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
De vorderingen van [dochter] en [zoon]
Gederfd levensonderhoud
De benadeelde partijen vorderen € 9.200,- ( [dochter] ) en € 12.000,- ( [zoon] ) aan gederfd levensonderhoud. Dit bedrag is gebaseerd op een minimale bijdrage van € 100,- per maand per kind tot het 21e levensjaar. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat en in welke mate deze kosten voor vergoeding door verdachte in aanmerking komen. Een discussie hierover zou een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen.
Studievertraging
De benadeelde partijen vorderen € 18.500,- ( [dochter] ) en € 6.600,- ( [zoon] ) aan kosten ten gevolge van één jaar studievertraging. Deze bedragen zijn gebaseerd op de normbedragen van 2022 uit De Letselschade Richtlijn Studievertraging. De rechtbank is echter van oordeel dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd, nu enige stukken ter onderbouwing van de gestelde studievertraging van die duur ontbreken.
Shockschade
De benadeelde partijen ( [dochter] en [zoon] ) vorderen ieder € 35.000,- aan shockschade.
Voor vergoeding van shockschade op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW is vereist dat door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor wat betreft het bestaan van geestelijk letsel, geldt dat dit in rechte dient te worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
In de jurisprudentie is echter aanvaard dat daarvan niet alleen sprake is indien geestelijk letsel in de zin van een psychiatrisch ziektebeeld kan worden vastgesteld, maar ook indien de aard en ernst van de onrechtmatigheid en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde(n) die conclusie rechtvaardigen. Daarbij kunnen de nadelige gevolgen zo zeer voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is van dit laatste sprake in de situatie van de kinderen. De rechtbank vindt het evident dat de uiterst gewelddadige doding van hun moeder door hun vader waarvan de kinderen getuige zijn geweest, nadelige gevolgen heeft voor hun ontwikkeling en hun welzijn. Niet alleen hebben ze hun moeder horen schreeuwen: ‘Ik ga dood’ en ‘Je maakt me dood’, maar zagen ze ook het bloed van hun moeder op het lichaam van hun vader zitten. Daarbij komt dat zij in een moment zowel hun moeder als vader zijn verloren.
Daarnaast is hier sprake van samenloop tussen de aanspraak op vergoeding van shockschade en vergoeding van affectieschade. Mede tegen deze achtergrond en gelet op wat in vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters wordt toegekend, zal de rechtbank de hoogte van de vergoeding aan shockschade naar billijkheid schatten op € 20.000,- per benadeelde. Voor het overige deel worden zij niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
Resumerend zal de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toewijzen:
1. [moeder slachtoffer] € 17.500,-
2. [vader slachtoffer] € 17.500,-
3. [broer slachtoffer] € 4.900,40 (waarvan € 440,40 aan proceskosten)
4. [dochter] € 40.000,-
5. [zoon] € 40.000,-
Ten aanzien van alle vorderingen: wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen vanaf 18 augustus 2022 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38z en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht en
 legt een gedragsbeïnvloedende- en/of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op.
De beslissing op de civiele vorderingen
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [moeder slachtoffer] , [vader slachtoffer] , [broer slachtoffer] , [dochter] en [zoon] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Ingangsdatum wettelijke rente

1. [moeder slachtoffer] € 17.500,- 18 augustus 2022

2. [vader slachtoffer] € 17.500,- 18 augustus 2022

3. [broer slachtoffer] € 4.900,40 18 augustus 2022

4. [dochter] € 40.000,- 18 augustus 2022

5. [zoon] € 40.000,- 18 augustus 2022

 verklaart de benadeelde partijen [broer slachtoffer] , [dochter] en [zoon] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [moeder slachtoffer] € 17.500,- 53 dagen

2. [vader slachtoffer] € 17.500,- 53 dagen

3. [broer slachtoffer] € 4.900,40 14 dagen

4. [dochter] € 40.000,- 120 dagen

5. [zoon] € 40.000,- 120 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON4R022090 (Dove), gesloten op 9 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44-45; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2023.
3.NFI-rapport, forensisch pathologisch onderzoek d.d. 12 oktober 2022 (nagekomen).
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2023; proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 22 augustus 2022.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 296.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 293.
8.Proces-verbaal van bevindingen (aankoop mes), p. 146-153.
9.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden Tuinstraat), p. 179-182.
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2023.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166-167.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 205.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [moeder slachtoffer] , p. 113.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2023.