ECLI:NL:RBGEL:2023:5280

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
16.048638.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, huisvredebreuk en bedreiging met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 18 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, huisvredebreuk en bedreiging. De feiten vonden plaats op 17 februari 2023 in Biddinghuizen, waar de verdachte de aangeefsters, een moeder en haar dochter, heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming de woning van zijn schoonmoeder is binnengedrongen en daarbij de dochter van de aangeefster heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat zij familie zijn. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan alle tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie heeft een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar geëist. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft besloten om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaar, waarbij de verdachte moet meewerken aan diagnostiek en behandeling. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die in de afgelopen vijf jaar meerdere keren voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte een laatste kans gegeven om zijn gedrag te verbeteren, met de waarschuwing dat bij nieuwe strafbare feiten de voorwaardelijke maatregel alsnog ten uitvoer kan worden gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 16.048638.23
Datum uitspraak : 18 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. D.C. Dorrestein, advocaat in Houten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te Biddinghuizen, althans in Nederland, [aangeefster 1] heeft mishandeld door haar pols en/of hand om te draaien en/of (met kracht) in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te Biddinghuizen, althans in Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan [adres 2] te Biddinghuizen, bij een ander, te weten bij [aangeefster 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
3
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te Biddinghuizen, althans in Nederland, [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die invullen1 dreigend de woorden toe te voegen "als je niet aan de kant gaat, dan ga ik je doodstompen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1 en 3, omdat verdachte deze feiten ontkent en er alleen verklaringen van partijdige getuigen zijn. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij op 17 februari 2023 naar de woning van haar moeder aan de [adres 2] in Biddinghuizen was gegaan. Om 16.00 uur stond [verdachte] (verdachte) op de deur te bonken en ze hoorde hem voor de deur schreeuwen. Aangeefster is bang voor [verdachte] en zij hebben de deur dan ook niet open gedaan. Ze hoorde dat de poort van de achtertuin opengegooid werd. Ze zag dat [verdachte] de woonkamer binnen kwam rennen. Ze zag dat [verdachte] [dochter] uit haar handen wilde pakken. Aangeefster hield haar dochter stevig vast. Ze zag en voelde dat [verdachte] haar met zijn rechterhand bij de linker pols vastpakte. Ze voelde dat [verdachte] haar pols hardhandig omdraaide. Aangeefster voelde dat haar pols pijn deed. Op het moment van het opnemen van de aangifte deed haar pols nog steeds pijn. Vervolgens zag en voelde aangeefster dat [verdachte] met zijn vlakke hand hardhandig tegen haar rechterwang sloeg, terwijl zij [dochter] in haar armen vast had. Ze voelde dat haar wang zeer deed. Op het moment van het opnemen van de aangifte is haar wang opgezwollen en rood. De moeder van aangeefster ging tussen [verdachte] en haar staan om de aangeefster en de kinderen te beschermen. Aangeefster hoorde dat [verdachte] tegen haar moeder riep: ‘Als je niet aan de kant gaat, ga ik je dood stompen’. [2] Verbalisant [verbalisant 1] zag tijdens het opnemen van de aangifte dat haar rechterwang rood en opgezet was. [3]
Aangeefster [aangeefster 2] (moeder van aangeefster [aangeefster 1] ) heeft verklaard dat zij op 17 februari 2023 in haar woning aan de [adres 2] in Biddinghuizen was. Op 17 februari 2023 hoorde ze gebonk op de voordeur. Ze liep naar de hal en zag dat [verdachte] (verdachte) voor de deur stond. Ze heeft de deur niet open gedaan. Ze riep naar hem dat hij niet binnen mocht komen. Ze hoorde hem zeggen ‘Geef mij twee seconden, dan ben ik binnen’. Ze zag dat [verdachte] naar de achterdeur van de woning liep. In de keuken probeerde aangeefster [verdachte] tegen te houden. [verdachte] is sterker en ze voelde dat [verdachte] haar met kracht opzij duwde. Aangeefster zag dat [verdachte] de hand van haar dochter vast had. Ze zag dat [verdachte] de hand van haar dochter omdraaide. Ze hoorde haar dochter heel hard ‘au’ roepen. Nadat [verdachte] de hand van haar dochter los had gelaten, zag ze dat [verdachte] met zijn vlakke hand haar dochter in het gezicht sloeg. Ze zag dat [verdachte] echt hard sloeg tegen het gezicht van haar dochter. Aangeefster hoorde dat haar dochter ‘au’ riep. Aangeefster hoorde dat [verdachte] tegen haar dochter zei: ‘Je moeder moet nu hier weg, anders zal ik haar ook doodstompen’. Aangeefster was hier behoorlijk van onder de indruk. Ze vindt [verdachte] gevaarlijk. [4]
Verdachte heeft verklaard dat [aangeefster 2] (de rechtbank begrijpt aangeefster [aangeefster 2] ) heeft gezegd dat hij weg moest gaan. [5]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de afgelegde verklaringen door aangeefster [aangeefster 1] en [aangeefster 2] . Het enkele feit dat beide aangeefsters moeder en dochter zijn, maakt niet dat hun verklaringen onbetrouwbaar zijn. De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen dan ook wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat verdachte de woning tegen de onmiskenbare wil van aangeefster [aangeefster 2] heeft betreden. Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat door de uitlatingen van verdachte, gelet op de aard hiervan en de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan, bij [aangeefster 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks17 februari 2023 te Biddinghuizen,
althans in Nederland, [aangeefster 1] heeft mishandeld door haar pols en/of hand om te draaien en
/of(met kracht)
in/op/tegen het gezicht te slaan
/stompen;
2
hij op
of omstreeks17 februari 2023 te Biddinghuizen,
althans in Nederland, in de woning
, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan [adres 2] te Biddinghuizen, bij een ander, te weten bij [aangeefster 2] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
3
hij op
of omstreeks17 februari 2023 te Biddinghuizen,
althans in Nederland,[aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
die invullen1dreigend de woorden toe te voegen “als je niet aan de kant gaat, dan ga ik je doodstompen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling
feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met daarnaast een deels voorwaardelijke straf met daarbij bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en voor zover dit wordt geadviseerd meewerken aan een behandeling.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 17 februari 2023 schuldig gemaakt aan mishandeling, huisvredebreuk en bedreiging. Verdachte is zonder toestemming de woning van zijn schoonmoeder binnengegaan, haar bedreigd en heeft daar zijn partner mishandeld. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte aan dat tijdens de mishandeling zijn partner hun dochtertje vasthield. Op het moment dat zijn schoonmoeder haar dochter en kleindochter wilde beschermen, heeft verdachte zijn schoonmoeder bedreigd. Dit zijn ernstige feiten die voor de slachtoffers van dit soort feiten gevoelens van onveiligheid en angst in hun eigen huis teweeg brengen.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane mishandeling en bedreiging misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan de bewezen verklaarde feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging van deze straffen verdachte er niet van heeft weerhouden de bewezen verklaarde feiten te begaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal plegen.
Ook blijkt uit het strafblad dat over een periode van vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten tegen verdachte processen-verbaal zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de twaalf maanden voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit. Verdachte valt hierdoor onder de definitie van een stelselmatige dader in de zin van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden bij het vorderen van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus voldaan aan de eisen van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers om een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen in beginsel het opleggen van de ISD-maatregel, die strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive, eist. De rechtbank ziet echter aanleiding om de door de officier gevorderde ISD-maatregel voor de duur van twee jaar voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaar. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank (nog) niet opportuun gelet op de beperkte hulpverlening vanuit de reclassering tot nu toe: uit het strafblad van verdachte blijkt dat er slechts een keer reclasseringstoezicht, te weten in september 2016, is opgelegd. Ter zitting heeft verdachte uitdrukkelijk aangegeven open te staan voor hulpverlening. Met een voorwaardelijke ISD-maatregel wil de rechtbank verdachte nog een laatste kans geven en deze maatregel kan eveneens als ‘stok achter de deur’ dienen om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. Verdachte krijgt hiermee het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd met justitie in aanraking dan kan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke ISD-maatregel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals voorgesteld door de raadsman, te weten een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en, voor zover dit wordt geadviseerd, meewerken aan een behandeling.
Om behandelmogelijkheden bij eventuele tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet te doorkruisen, houdt de rechtbank bij de duur van de ISD-maatregel geen rekening met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p, 57, 63, 138, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
  • bepaalt dat de maatregel
  • de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • de bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte meewerkt aan diagnostiek, te bepalen door Reclassering Nederland of een door de reclassering aangewezen zorginstelling, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van diagnostiek worden gegeven;
- dat verdachte zich, voor zover de reclassering dit nodig acht, gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een door de reclassering aangewezen zorginstelling en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door die zorginstelling worden gegeven;
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik, voorzitter, mr. A.A.M. Bögemann en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2023050989, gesloten op 19 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , p. 7 en 8.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , p. 27 en 28.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.