Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 mei 2022
- de akte uitlaten bewijslevering tevens opgave van getuigen van [gedaagden] van 25 mei 2022
- het rolbericht met de akte indiening bewijsmiddelen met producties 18 tot en met 24 van [gedaagden] van 19 oktober 2022
- de brief met 4 ongenummerde producties van [eiseres] van 24 oktober 2022
- de brief met een aanvulling op productie 18 en productie 25 van [gedaagden] van 26 oktober 2022
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 november 2022
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor en aansluitend tegenverhoor van
- de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagden] van 22 maart 2023
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor met producties 1 en 2 van [eiseres] van
2.De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
Condities van de transactie
- De concept jaarrekeningen over 2016 en 2017 van [gedaagde 1] zijn door [getuige 1] opgesteld en door haar besproken met [betrokkene 3] en [betrokkene 2]
- Op 13 maart 2018 zijn de jaarcijfers over 2017 door [getuige 1] besproken met [betrokkene 3] en [betrokkene 2] en op 16 maart 2018 zijn de concept jaarrekeningen 2017 aan [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verstuurd met de mededeling dat de vordering op [betrokkene 1] van € 96.342,00 is verrekend met de schuld aan [betrokkene 2] en dat het restant van de schuld aan [betrokkene 2] van € 102.917,00 is verwerkt als een kapitaalstorting in de vennootschap.
- Op 21 maart 2018 heeft [betrokkene 2] op zijn verzoek en gesprek gehad met [getuige 2] als fiscaal adviseur, waarbij is besproken hoe de lening van € 200.000,00 (van de Rabobank, die door [betrokkene 2] (althans [eiseres] ) was afgelost) in de jaarrekening van 2017 moest worden opgenomen, waarbij [betrokkene 2] heeft meegedeeld dat hij [betrokkene 3] wilde steunen en [betrokkene 1] niet meer betrokken zou zijn bij [gedaagde 1] .
- In voormeld e-mailbericht van 22 maart 2018 heeft [getuige 2] daartoe drie oplossingsrichtingen vermeld, waaronder oplossingsrichting 1. Bij die oplossingsrichting zou de vordering van [gedaagde 1] op [betrokkene 1] van ongeveer € 100.000,00 overgaan naar [betrokkene 2] en zou deze worden verrekend met de schuld van [gedaagde 1] van € 200.000,00 aan [betrokkene 2] , waarna nog een vordering van [betrokkene 2] op [gedaagde 1] zou resteren van € 100.000,00, die door [betrokkene 2] zou worden kwijtgescholden. [betrokkene 2] heeft voor die oplossing gekozen. Daarna is een en ander door [getuige 1] op die wijze verwerkt in de jaarrekening van 2017.
- Dat volgt ook uit het overgelegde Accountantsverslag van [getuige 1] van 27 maart 2018 en de daarbij gevoegde jaarrekening van 2017. Daarin staat aan de activazijde per 31 december 2016 nog een vordering in rekening courant op [betrokkene 1] van € 96.342,00, die per 31 december 2017 op nihil staat, en staat aan de passivazijde per 31 december 2016 nog een lening bij de Rabobank van € 200.000,00, die per 31 december 2017 op nihil staat. Voorts is daarin in 2017 een kwijtscheldingswinst van € 102.917,00 opgenomen.
- productie 19A: een handgeschreven overzicht van [betrokkene 2] met de bedragen die volgens hem door [eiseres] aan [gedaagde 2] zijn voorgeschoten,
- productie 19B: het overzicht van productie 19A met daarop opmerkingen van [gedaagde 2] ,
- productie 20: een afschrift van de grootboekrekening van [gedaagde 2] ,
- productie 21: afschriften van stukken uit de administratie van [gedaagde 2] .
- productie 22: een afschrift van de grootboekrekening ‘2401-vooruit gefactureerde staangelden’ van [gedaagde 2] ,
- productie 23: een afschrift van een administratiekaart van [gedaagde 2] met betrekking tot [eiseres] ,
- productie 24: een bankafschrift van [eiseres] .