ECLI:NL:RBGEL:2023:5272

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/05/381229 / HA ZA 21-2
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht in het kader van een winstdelingsregeling met betrekking tot een verkoop van onroerend goed

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een bewijsopdracht in het kader van een door partijen overeengekomen winstdelingsregeling. De rechtbank heeft op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee eisers en twee gedaagden, die familie van elkaar zijn. De eisers vorderden een verklaring voor recht met betrekking tot de verkoop van een kavel door de gedaagden en de verdeling van het resultaat daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een verlies in de zin van de winstdelingsregeling, maar heeft geoordeeld dat de eisers niet hoeven bij te dragen aan dit verlies. De rechtbank overweegt dat de gedaagden met hun investeringen hun dochter hebben willen helpen bij het realiseren van een woning, en dat de eisers niet benadeeld zijn door deze transacties. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, met uitzondering van reeds toegewezen vorderingen in eerdere tussenvonnissen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/381229 / HA ZA 21-2
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiseres 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. B.H.M. Karens te Ede,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. L.L. de Boef te Veenendaal.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en [eiseres 2] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 november 2022;
  • de brief van 5 januari 2023 van de rechtbank, waarin de enquête is bepaald op 28 maart 2023;
  • het B8-formulier van 16 maart 2023 van mr. De Boef, met productie 13;
  • het proces-verbaal van enquête (getuigenverhoor) aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , gehouden op 28 maart 2023;
  • B16-formulier van 28 maart 2023 van mr. Karens, waarin hij heeft vermeld dat [eiser 1] en [eiseres 2] afzien van het houden van een contra-enquête;
  • de conclusie na enquête van 3 mei 2023 van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
  • de antwoordakte van 28 juni 2023 van de zijde van [eiser 1] en [eiseres 2] ;
  • B7-formulier van 10 juli 2023 van mr. De Boef, waarin hij heeft vermeld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een nadere conclusie wensen te nemen;
  • B16-formulier van 10 juli 2023 van mr. Karens, waarin hij heeft verzocht om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 1 juni 2022 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] opgedragen te bewijzen dat zij de in het rapport van Alfa Accountants en Adviseurs van 11 februari 2021 genoemde kosten daadwerkelijk hebben gemaakt. In het tussenvonnis heeft de rechtbank daartoe overwogen dat:
  • het op de weg van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ligt om gespecificeerd aan te geven welke uitgaven ze hebben gedaan en te onderbouwen dat deze uitgaven moeten worden beschouwd als een investering;
  • dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat tot op zekere hoogte hebben gedaan door een accountantsrapport over te leggen waarin de kosten die zijn gemaakt zijn genoemd;
  • dat het rapport echter niet is voorzien van onderliggende stukken en de juistheid daarvan door [eiser 1] en [eiseres 2] wordt betwist.
2.2.
In dit kader heeft de rechtbank op 28 maart 2023 twee getuigen gehoord, te weten [getuige 1] , makelaar/taxateur, en de heer [gedaagde 1] (gedaagde sub 1). Eerstgenoemde getuige heeft het volgende verklaard:
“Op vragen van mr. De Boef antwoord ik:
Ik was betrokken als makelaar/taxateur bij de overdracht van dit perceel van 410m2. Door de [gedaagden] aan hun dochter. Ik was ook betrokken bij het realiseren van de functiewissel. Daarvoor was nodig dat men over 800 sloopmeters zou beschikken. Meneer kon zelf 429 sloopmeters realiseren en de rest moest worden gekocht van derden. Dat is gebeurd in drie transacties: een van 227m2, een tweede van 72m2 en een derde van eveneens 72m2. Daarbij was de prijs per vierkante meter € 110,00.
U houdt mij voor productie 13.D3 van gedaagden. Dit is een e-mail die ik op 12 oktober 2020 aan [gedaagde 1] stuurde. Deze mail bevat een opsomming van de kosten die gemoeid waren met de functiewissel. U vraagt mij wat er wordt bedoeld met de afdracht platteland fonds. Dit is een afdracht die de gemeente verplicht stelt in geval van een functiewissel naar een woning. De volgende post (sloopkosten [betrokkene 1] ) ziet op de kosten voor het slopen van de gebouwen die op het perceel stonden. [betrokkene 2] heeft de aanvragen bestemmingsplanwijziging verzorgd, inclusief het maken van de plankaarten. De post daaronder ziet op de legres die in het kader van de bestemmingplan wijziging verschuldigd waren aan de gemeente Ede. De post daaronder ziet op het verplichte asbestonderzoek. [betrokkene 3] heeft gezorgd voor de kadastrale in- en uitmeting ten behoeve van het vormen van een nieuw kadastraal perceel. In de opsomming staat een post van € 47.190,00 opgenomen voor de eigen vierkante meters (sloopmeters). Dit zijn geen kosten geweest, maar het bedrag dat ik op basis van de prijs van € 110,00 per vierkante meter aan de eigen sloopmeters heb toegerekend.
Op vragen van de rechter antwoord ik:
U vraagt mij wat de verkoopwaarde van de grond was geweest als de functiewissel niet had plaatsgevonden. Ik was alleen betrokken bij de verkoop van het perceel van 410m2 waar het huis op is gebouwd. Bij een functiewissel is het de regel dat ongeveer 1500m2 van het bestaande bouwvlak wordt toegerekend aan de nieuwe woning. Ik was niet betrokken bij de levering van de resterende 1100m2. Voor zover ik gekeken heb zijn die meters nooit geleverd.
U vraagt mij wat destijds de waarde was van agrarische grond. Dat was tussen de € 8,00 en € 10,00 voor zover het gaat om grasland en € 25,00 tot € 30,00 voor het voormalig agrarisch bouwblok per vierkante meter.”.
De heer [gedaagde 1] heeft het volgende verklaard:
“Op vragen van mr. De Boef antwoord ik:
U houdt mij voor productie 13.F12. Dit is een overzicht van de uren die ik heb besteed aan werkzaamheden aan mijn perceel, om aan de sloopmeters te komen die nodig waren om de functiewissel tot stand te brengen. De werkzaamheden ontmantelen schuur hielden in het verwijderen van de isolatie, inventaris, installaties en glas. Het casco dat overbleef is door [betrokkene 1] gesloopt. Op deze manier was het goedkoper dan dat [betrokkene 1] alles had moeten doen. Dit ging om de grote kalverschuur en om de koeienschuur. Naast de schuur was het slopen van de carport, het verplaatsen van het tuinhuis en het verplaatsen van de kapschuur nodig om tot de nodige sloopmeters te komen. Eerlijkheidshalve, de carport hebben we weer op dezelfde plek teruggeplaatst. Die staat daar illegaal. Ik ging hierbij af op wat ik van de gemeente begrepen had.
U vraagt mij waarom de kapschuur moesten worden verplaatst. Behalve voor de sloopmeters, stond die ook in de weg, namelijk op de plek waar het huis zou worden gebouwd.”
2.3.
In de aktes na bewijslevering zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gestelde kosten kwalificeren als investeringen in de zin van de voormelde overeenkomst alsmede - in cijfers uitgedrukt - de wijze waarop rekening moet worden gehouden met specifieke prijsindexcijfers met betrekking tot de waarde van agrarisch onroerend goed.
2.4.
Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zij met hun productie 12 (accountantsrapport), productie 13 (facturen en betaalbewijzen) en de getuigenverklaringen aan de bewijsopdracht voldaan. Volgens hen kon de levering als bouwkavel met een woonbestemming uitsluitend na investeringen (€ 142.873,61) gerealiseerd worden. Deze investeringen betreffen, kort gezegd, de sloopmeters-, functiewissel-, materiaal- en opdrachtnemerskosten. Deze investeringen moeten - evenals de aankoopwaarde van de grond (€ 905,29) en de overdrachtskosten (€ 9.692,54) - in mindering worden gebracht op de verkoopprijs
(€ 118.000,00). Per saldo resteert dan een verlies van € 35.471,44. Dat betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het kader van de overeengekomen winstdelingsregeling niets aan [eiser 1] en [eiseres 2] verschuldigd zijn.
2.5.
Volgens [eiser 1] en [eiseres 2] hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met de verkoop een winst gemaakt van € 117.482,17 (verkoopprijs € 118.000,00 minus koopprijs € 517,83). Daarbij moet volgens hen nog de waarde van de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan hun dochter en schoonzoon verkochte dan wel geschonken en geleverde agrarische opstallen (‘eigen sloopmeters’) worden opgeteld, omdat deze deel uitmaakten van de in 1987 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verkochte en geleverde onroerende zaak. Deze waarde bedraagt € 47.190,00 (429 m² à € 110,00). Dit moet niet als kosten, maar als een opbrengst in de berekening worden meegeteld. De totale winst bedraagt daarmee € 164.672,17 (€ 117.482,17 + € 47.190,00). Volgens [eiser 1] en [eiseres 2] is van een groot aantal door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] opgevoerde posten onbewezen gebleven dat zij die kosten daadwerkelijk hebben gemaakt; een deel van de uitgaven is niet onderbouwd met nota’s en/of een betaalbewijs en de verklaring van getuige [getuige 1] ondersteunt niet dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de door hen opgesomde kosten daadwerkelijk hebben gemaakt. Ook met de partijgetuige-verklaring hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet het aan hen opgedragen bewijs geleverd. Daarbij komt dat een deel van de nota’s en de eigen gemaakte uren betrekking heeft op de periode na 24 maart 2017. Volgens [eiser 1] en [eiseres 2] kwalificeert geen van de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] opgevoerde posten als investering in de zin van de tussen partijen gesloten overeenkomst; het is evident dat die posten geen investeringen zijn, omdat deze niets met de verkoop te maken hadden en deze niet daadwerkelijk hebben bijgedragen aan het kunnen realiseren van de verkoopopbrengst. Dit betreft onder meer hekwerk, beplanting en grondwerkzaamheden. Evenmin zijn manuren voor de sloop en verlies sloopmeters te duiden als investeringen en horen die daarom in de berekening niet thuis. Zonder de ouder-kindrelatie zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet kosteloos voor de koper de door hen gepretendeerde uitgaven hebben gedaan. Wanneer de bouwkavel in 2017 aan een willekeurige derde zou zijn verkocht, dan was de opbrengst ten minste € 160.000,00 geweest. Prijsindexcijfers met betrekking de waarde van agrarisch onroerend goed zijn voor deze casus niet van belang.
Tenslotte hebben [eiser 1] en [eiseres 2] aangevoerd dat zij niet hoeven bij te dragen in een eventueel verlies, omdat alle handelingen zonder hun medeweten en toestemming zijn uitgevoerd.
2.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de (ver)koopprijs € 118.000,00 bedraagt. Daarop moeten volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de volgende kosten in mindering worden gebracht (regelnummering van de rechtbank).
Regel
Producties
Omschrijving
Bedragen
1
aankoopwaarde grond
agr. waarde
€ 905,29
2
13a1 en 13a2
kosten overdracht, makelaarscourtage en overdrachtsbelasting
€ 9.692,54
3
prijsindexatie grond
PM
Subtotaal
€ 10.597,83
Saldo
€ 107.402,17
Uitgaven m.b.t. verkoop grond
4
13d1 en 13d2
St. derdengelden
aanbetaling aankoop sloopmeters
€ 4.081,00
5
13d1 en 13d2
St. derdengelden
aankoop sloopmeters
€ 36.729,00
6
13d3
Eigen in te brengen sloopmeters
429 m2
€ 47.190,00
7
13c5
Agriteam
bemiddeling aankoop sloopmeters
€ 1.270,50
8
13f11
Agriteam
bemiddeling aankoop sloopmeters
€ 699,84
Subtotaal
€ 89.970,34
Saldo
€ 17.431,83
9
13f10
[betrokkene 2]
advies
€ 1.355,20
10
13c1
Gemeente Ede
Functie wissel
€ 6.503,00
11
13c2
[betrokkene 4]
asbest inventarisatie
€ 1.663,75
12
13c3
[betrokkene 2]
advies
€ 1.851,30
13
13c4 en 13c9
Gemeente Ede
fauna schade / landschapsfonds
€ 6.100,00
14
13c4
[betrokkene 2]
leges gemeente
€ 500,00
Subtotaal
€ 17.973,25
Saldo
-€ 541,42
15
13c8
[betrokkene 1]
slopen schuur
€ 3.617,90
16
13c11
[betrokkene 1]
slopen schuur
€ 14.338,50
Subtotaal
€ 17.956,40
Saldo
-€ 18.497,82
17
Ontmantelen stallen/schuren
€ 2.000,00
18
13c6, 13c7 en 13f1
[betrokkene 5]
container afvoer sloop afval
€ 1.355,00
19
13f6
[betrokkene 6]
grond werkzaamheden
€ 1.582,50
20
13f7
[betrokkene 7]
afvoer puin
€ 114,71
21
13f8
[betrokkene 7]
afvoer puin
€ 133,10
22
[betrokkene 7]
grond zeven contant betaald
€ 550,00
23
Sloop carport
€ 1.050,00
24
Opbouw carport
€ 400,00
25
Tuinhuis
€ 1.000,00
26
Kapschuur
€ 1.500,00
27
13c12
[betrokkene 8]
buizen voor de water afvoer
€ 1.176,53
28
13f3
[betrokkene 8]
buizen voor de water afvoer
29
13f5
[betrokkene 8]
buizen riolering
30
13c13
[betrokkene 9]
ijzer kapschuur
€ 773,64
31
13c14
[betrokkene 9]
ijzer kapschuur
32
13f2
BMN
hout i.v.m. verplaatsen kapschuur
€ 1.491,14
33
13f4
BMN
hout kapschuur
34
13f9
BMN
hout
35
13f13
BMN
36
13c10
BMX
Hekwerk
€ 2.377,00
37
13c15
BMX
hout hek
38
Bomen
beplanting verplicht gemeente [plaats] i.v.m. functie wissel
€ 750,00
39
Grond
voor de beplanting contant betaald
€ 720,00
Subtotaal
€ 16.973,62
Totaal investeringen
€ 142.873,61
Totaal verlies
-€ 35.471,44
2.7.
De rechtbank zal hieronder ingaan op hetgeen partijen ten aanzien van de afzonderlijke posten hebben aangevoerd.
  • Regel 1. Tussen partijen is de aankoopwaarde van de grond in geschil. In de notariële leveringsakte van 30 september 1987 wordt bij de prijs verwezen naar een aan die akte gehecht taxatierapport. In dat taxatierapport is vermeld dat de agrarische waarde van de 5.000 m² aan ‘ondergrond en erf bedrijf’ Fl. 25.000,00 bedraagt. Per vierkante meter is dat Fl. 5,00 (€ 2,27). De waarde van 399 m² was dan Fl. 1.995,00 (€ 905,29), zoals door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is gesteld. Hiertegenover hebben [eiser 1] en [eiseres 2] niet of onvoldoende onderbouwd waarom deze waarde € 517,83 was.
  • Regel 2. Deze post kwalificeert niet als verlies (minder opbrengst) en evenmin als investering in de zin van de overeengekomen winstdelingsregeling. Het mag zo zijn dat deze kosten moesten worden gemaakt wegens de verkoop en levering van het registergoed, maar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben - tegenover de stellingen van [eiser 1] en [eiseres 2] - niet of onvoldoende onderbouwd waarom het voor de verkoop en levering van het registergoed nodig was dat deze kosten voor rekening van de verkopers ( [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ) waren.
  • Regel 3. Geen van de partijen heeft hiervoor een bedrag opgevoerd, zodat deze post buiten beschouwing blijft.
  • Regel 4 t/m 8. In de notariële akte van levering van 24 maart 2017 is het verkochte en geleverde registergoed onder meer omschreven als een perceel onbebouwde grond dat kopers voornemens zijn te gaan bewonen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat dit slechts kon worden gerealiseerd als de bestemming van het perceel zou worden gewijzigd, waarvoor vereist was dat over voldoende sloopmeters werd beschikt. [eiser 1] en [eiseres 2] hebben dit niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 1 juni 2022 (r.o. 4.36.) geconcludeerd dat, kort gezegd, de winstdelingsregeling op de verkoop en levering van het registergoed van toepassing is. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zij, ten behoeve van de verkoop en levering van het registergoed, sloopmeters van derden gekocht en daarvoor kosten gemaakt (regel 4, 5, 7 en 8). [eiser 1] en [eiseres 2] hebben dit onvoldoende gemotiveerd betwist. [eiser 1] en [eiseres 2] hebben evenmin betwist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beschikten over eigen sloopmeters (regel 6) en dat zij die hebben aangewend voor de verkoop en levering van het registergoed. Niet gesteld of gebleken is dat die sloopmeters in mede-eigendom aan [eiser 1] en [eiseres 2] toebehoorden. Tussen partijen is niet in geschil dat de winstdelingsregeling van toepassing is op de eigen sloopmeters. Wat de eigen sloopmeters betreft spitst het geschil zich toe op de vraag of het aanwenden van de sloopmeters tot een bepaald(e) winst of verlies heeft geleid. Anders dan [eiser 1] en [eiseres 2] veronderstellen, kwalificeert de waarde van de eigen sloopmeters - € 47.190,00 volgens partijen - niet als winst in de zin van de winstdelingsregeling, omdat niet is komen vast te staan dat de aanwending van de eigen sloopmeters tot winst (meer opbrengst) voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft geleid. Anderzijds is niet komen vast te staan dat de aanwending van de eigen sloopmeters tot verlies (minder opbrengst) voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft geleid. Met andere woorden: niet gesteld of gebleken is dat de waarde van de eigen sloopmeters in een bepaalde mate in de (ver)koopprijs van het registergoed is verdisconteerd. Het aanwenden van de eigen sloopmeters kwalificeert echter wel als investering in de zin van de winstdelingsregeling, omdat de eigen sloopmeters, die een bepaalde waarde vertegenwoordigen, daadwerkelijk zijn aangewend om de verkoop en levering van het registergoed te kunnen realiseren.
  • Regel 9 t/m 14. Hiervoor is overwogen dat voor de verkoop en levering van het registergoed wijziging van de bestemming ervan noodzakelijk was. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , blijkens de door hen overgelegde facturen en betalingsbewijzen, de door hen gestelde kosten daadwerkelijk hebben gemaakt en dat deze kwalificeren als investering in de zin van de winstdelingsregeling. Weliswaar ontbreekt van de in regel 9 en 14 genoemde kosten (advies en leges gemeente) een betalingsbewijs, maar de rechtbank heeft - mede gelet op de verklaring van de heer Boon - geen aanleiding om te veronderstellen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] deze kosten niet hebben betaald.
  • Regel 15 en 16. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , blijkens de door hen overgelegde facturen en betalingsbewijzen, de door hen gestelde kosten daadwerkelijk hebben gemaakt en dat deze kwalificeren als investering in de zin van de winstdelingsregeling.
  • Regel 18. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , blijkens de door hen overgelegde betalingsbewijzen, slechts € 470,00 van de door hen gestelde kosten daadwerkelijk hebben gemaakt en dat deze kwalificeren als investering in de zin van de winstdelingsregeling.
  • Regel 17, 19 t/m 26, 38 en 39. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben van deze posten geen facturen en/of geen betalingsbewijzen overgelegd, zodat niet is komen vast te staan dat zij desbetreffende kosten daadwerkelijk hebben gemaakt. Daarbij komt dat een deel van de facturen en/of betalingsbewijzen dateert van na de levering van het registergoed (variërend van enkele dagen tot meer dan een jaar na de levering).
  • Regel 27 t/m 37. De rechtbank is van oordeel dat deze posten niet kwalificeren als investering in de zin van de winstdelingsregeling, omdat niet is komen vast te staan dat deze betrekking hebben op het verkochte en geleverde registergoed.
2.8.
Op grond van het voorgaande moeten op de (ver)koopprijs van € 118.000,00 de volgende posten in mindering worden gebracht.
Regel
Producties
Omschrijving
Bedragen
1
aankoopwaarde grond
agr. Waarde
€ 905,29
Saldo
€ 117.094,71
Uitgaven m.b.t. verkoop grond
4
13d1 en 13d2
St. derdengelden
aanbetaling aankoop sloopmeters
€ 4.081,00
5
13d1 en 13d2
St. derdengelden
aankoop sloopmeters
€ 36.729,00
6
13d3
Eigen in te brengen sloopmeters
429 m2
€ 47.190,00
7
13c5
Agriteam
bemiddeling aankoop sloopmeters
€ 1.270,50
8
13f11
Agriteam
bemiddeling aankoop sloopmeters
€ 699,84
Subtotaal
€ 89.970,34
Saldo
€ 27.124,37
9
13f10
[betrokkene 2]
advies
€ 1.355,20
10
13c1
Gemeente Ede
Functie wissel
€ 6.503,00
11
13c2
[betrokkene 4]
asbest inventarisatie
€ 1.663,75
12
13c3
[betrokkene 2]
advies
€ 1.851,30
13
13c4 en 13c9
Gemeente Ede
fauna schade / landschapsfonds
€ 6.100,00
14
13c4
[betrokkene 2]
leges gemeente
€ 500,00
Subtotaal
€ 17.973,25
Saldo
€ 9.151,12
15
13c8
[betrokkene 1]
slopen schuur
€ 3.617,90
16
13c11
[betrokkene 1]
slopen schuur
€ 14.338,50
Subtotaal
€ 17.956,40
Saldo
- € 8.805,28
18
13c6, 13c7 en 13f1
[betrokkene 5]
container afvoer sloop afval
€ 470,00
Subtotaal
€ 470,00
Totaal investeringen
€ 126.369,99
Totaal verlies
- € 9.275,28
2.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van een verlies c.q. nadelig saldo in de zin van de door partijen overeengekomen winstdelingsregeling. In de gegeven omstandigheden acht de rechtbank het echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om [eiser 1] en [eiseres 2] te laten meedelen in het verlies. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben met deze investeringen beoogd hun dochter te helpen bij het realiseren van een woning. Zij hebben daarvoor een prijs bedongen die lager ligt dan de door hen gedane investeringen. Nu zijn [eiser 1] en [eiseres 2] daardoor niet benadeeld nu, indien deze investeringen achterwege waren gebleven, het betreffende stuk grond de zeer beperkte waarde van € 905,29 had behouden. Van [eiser 1] en [eiseres 2] kan echter niet worden gevergd dat zij meebetalen aan de begunstiging van de dochter van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.10.
Al het voorgaande, waaronder hetgeen is overwogen en reeds is beslist in de tussenvonnissen van 1 juni 2022 en 23 november 2022, brengt mee dat de door [eiser 1] en [eiseres 2] (onder G van het petitum in de dagvaarding) gevorderde verklaring voor recht, zal worden afgewezen, nu [eiser 1] en [eiseres 2] daar geen belang bij hebben.
2.11.
De overige vorderingen zullen, met uitzondering van de in de tussenvonnissen reeds toegewezen vorderingen, worden afgewezen.
2.12.
Gelet op de tussen partijen bestaande familierelaties zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank,
3.1.
wijst af het meer of anders gevorderde,
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en op 20 september 2023 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. G.J. Meijer.