ECLI:NL:RBGEL:2023:5228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10431810 CV EXPL 23-888
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand door verhuurder tegen bewindvoerder

In deze zaak heeft de Stichting Plavei, eisende partij, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een onder bewind gestelde persoon. De vordering betreft een huurachterstand van € 627,45, die is ontstaan uit een huurovereenkomst voor een woning. De huurprijs was vastgesteld op € 653,72 per maand, maar de gedaagde heeft niet tijdig voldaan aan de betalingsverplichtingen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van in totaal € 4.397,88 tot 1 maart 2023. Na diverse betalingen door de gedaagde is de achterstand per 1 september 2023 vastgesteld op € 2.386,72. De eisende partij heeft ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, die zijn toegewezen op basis van artikel 6:44 BW. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in gebreke is gebleven en heeft de vordering van Plavei toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 10431810 \ CV EXPL 23-888
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
STICHTING PLAVEI,
te Didam,
eisende partij,
hierna te noemen: Plavei,
gemachtigde: S.J.M. Booms, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats] ,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam onder bewind bestelde],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Hoekman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 mei 2023
- het bericht van 16 augustus 2023 met productie(s) van [gedaagde]
- het bericht van 25 augustus 2023 met productie(s) van Plavei
- het bericht van 28 augustus 2023 met productie van [gedaagde]
- het bericht van 30 augustus 2023 met productie van Plavei
- de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- het bericht van 31 augustus 2023 van Plavei, waarbij Plavei conform toezegging op zitting haar op zitting gegeven toelichting op het volgens haar aan huur openstaande bedrag op schrift heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Plavei verhuurt aan [naam onder bewind bestelde] de woning aan de [adres] tegen een maandelijks bij vooruitbetaling te betalen huurprijs, laatstelijk vastgesteld op € 653,72.
2.2.
[naam onder bewind bestelde] is met ingang van 5 maart 2021 onder bewind gesteld, waarbij [gedaagde] is benoemd als bewindvoerder. [gedaagde] heeft met betrekking tot de tot dan toe ontstane huurachterstand een regeling getroffen met Plavei.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Plavei vordert, na vermindering van eis ter zitting, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan Plavei van een bedrag van € 627,45, rente rechtens, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
Plavei legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam onder bewind bestelde] en/of [gedaagde] in gebreke zijn gebleven met de tijdige voldoening van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting, waardoor berekend tot en met
1 maart 2023 een huurachterstand is ontstaan van € 4.397,88. Plavei vordert een bedrag van € 488,46 aan buitengerechtelijke incassokosten omdat zij haar vordering uit handen heeft moeten geven.
Na dagvaarding hebben diverse mutaties plaatsgevonden. Zo zijn nieuwe termijnen opeisbaar geworden en heeft [gedaagde] diverse betalingen verricht aan Plavei betreffende zowel de lopende termijnen als aflossing van de huurachterstand in het kader van de betalingsregeling. De huurachterstand berekend tot en met 1 september 2023 bedraagt
€ 2.386,72.
Daarnaast heeft [gedaagde] na dagvaarding in totaal een bedrag van € 2.247,73 voldaan aan de gemachtigde van Plavei. Met toepassing van artikel 6:44 BW heeft Plavei dit bedrag eerst in mindering gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten en daarna op de hoofdsom. [gedaagde] moet nog voldoen een bedrag van € 627,45 aan hoofdsom. Gelet op de aanzienlijke betalingsachterstand op het moment van dagvaarden, heeft Plavei [gedaagde] wel terecht in rechte betrokken en daarom heeft Plavei tevens recht op vergoeding van haar proceskosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Plavei in haar vorderingen dan wel dat deze vorderingen worden afgewezen althans verminderd, met veroordeling van Plavei, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft onder meer aangevoerd dat de overeengekomen betalingsregeling altijd is nagekomen. Volgens [gedaagde] is de vordering daarom niet ineens opeisbaar en, zo begrijpt de kantonrechter het verweer eveneens, mocht [gedaagde] niet in rechte betrokken worden. Vastgesteld wordt dat [gedaagde] de overeengekomen aflossingen van € 25,00 per maand altijd heeft voldaan. Plavei heeft echter onweersproken aangevoerd dat [gedaagde] volgens de regeling daarnaast de lopende huur tijdig moest blijven voldoen. Niet in geschil is dat [gedaagde] daarmee een paar keer te laat is geweest. Plavei mocht de regeling dan ook laten vervallen. Het verweer van [gedaagde] faalt in zoverre.
4.2.
[gedaagde] heeft voorts verweer gevoerd tegen de hoogte van de vordering. Ter zitting is gebleken dat beide partijen uitgaan van een huurachterstand van € 2.386,72 berekend tot en met september 2023, zodat deze huurachterstand vast staat. Voorts is niet in geschil dat [gedaagde] betalingen heeft gedaan aan de gemachtigde van Plavei tot een bedrag van € 2.247,73 (inclusief de betaling van € 25,00 op 28 augustus 2023). Volgens [gedaagde] resteert daarom een bedrag van € 138,99. Plavei stelt zich op het standpunt dat de door [gedaagde] gedane betalingen eerst in mindering strekken op de buitengerechtelijke incassokosten en daarna pas op de huurachterstand. Volgens Plavei resteert daarom een bedrag van € 627,45 (€ 2.386,72 + € 488,46 – € 2.247,73).
4.3.
Op grond van artikel 6:44 BW mag Plavei de betalingen van [gedaagde] eerst in mindering brengen op buitengerechtelijke incassokosten, indien deze verschuldigd zijn. Omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen, is dat het geval. Het gevorderde bedrag van € 488,46 zal dan ook worden toegewezen en met toepassing van artikel 6:44 BW betekent dat dat [gedaagde] nog moet voldoen een bedrag van € 627,45 aan hoofdsom. Dit bedrag zal worden toegewezen, met de mede gevorderde wettelijke rente waartegen [gedaagde] geen specifiek verweer heeft gevoerd.
4.4.
De door partijen aangevoerde argumenten, die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
4.5.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, welke kosten aan de zijde van Plavei worden vastgesteld als hierna vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Plavei te betalen een bedrag van € 627,45‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over de huurachterstand vanaf de betalingstermijn tot aan de dag van volledige betaling, rekening houdend met de tussentijds gedane betalingen;‬‬
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Plavei vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 133,75
b. griffierecht € 487,00
c. salaris gemachtigde € 528,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.
ds