ECLI:NL:RBGEL:2023:5215

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
412090
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige informatieverstrekking door gemeente over coronaregels en aansprakelijkheid voor schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een evenementenbureau, aangeduid als [eisende partij], en de Gemeente Overbetuwe. De eisende partij vorderde een verklaring voor recht dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door onjuiste informatie te verstrekken over de coronamaatregelen die van toepassing waren op een gepland jubileumfeest. Dit feest, dat op 10 september 2021 zou plaatsvinden, werd geannuleerd na communicatie met de Gemeente, die stelde dat de coronaregels voor horeca van toepassing waren in plaats van die voor evenementen. De eisende partij stelde dat deze onjuiste informatie hen schade had berokkend, waarvoor zij de Gemeente aansprakelijk hielden.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisende partij afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet eenvoudig te beantwoorden was of er sprake was van onjuiste informatieverstrekking. De Gemeente betwistte dat zij onjuiste informatie had verstrekt en stelde dat het jubileumfeest ook in aangepaste vorm had kunnen doorgaan. De rechtbank concludeerde dat de eisende partij had kunnen voorkomen dat zij schade zou lijden door betere afspraken te maken met leveranciers en artiesten, en dat de aansprakelijkheid van de Gemeente niet vaststond. De rechtbank oordeelde dat de eisende partij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vorderingen van de eisende partij worden afgewezen en dat zij de kosten van de procedure moeten vergoeden aan de Gemeente, die zijn begroot op € 1.872,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.J. Meijer.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/412090 / HA ZA 22-525 / 115 / 1628
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
[eisende partij], h.o.d.n. [handelsnaam] ,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. J. de Wrede te Amersfoort,
tegen
GEMEENTE OVERBETUWE,
zetelende te Elst,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mrs. B.J.P.G. Roozendaal en N.C.H. Vrijsen te Breda.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2023
- nadere producties 21 tot en met 25 zijdens [eisende partij] ontvangen op 31 mei 2023
- het (verkort) proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is gespecialiseerd in het organiseren van (bedrijfs)evenementen op maat. Indirect bestuurder is de heer [betrokkene 1] .
2.2.
Op 20 november 2020 heeft de Gemeente [eisende partij] een omgevingsvergunning verleend voor een revisie voor de gehele inrichting van de evenementenlocatie van [eisende partij] .
2.3.
Op de locatie van [eisende partij] is het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] van toepassing.
2.4.
[eisende partij] heeft op de locatie een jubileumfeest georganiseerd voor [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), gepland op 10 september 2021 voor 200 personen. In de offerte van 27 augustus 2021 staat dat er onder meer een borrel, een
walking dinnermet live entertainment, een feestavond en een late snack op het programma staan.
2.5.
Voordien, op 20 augustus 2021, heeft [eisende partij] een brief ontvangen van de Gemeente over de geldende coronamaatregelen. De Gemeente stelt zich in die brief op het standpunt dat [eisende partij] zich moet houden aan de coronaregels zoals deze voor de horeca gelden in plaats van de regels die voor evenementen gelden, omdat de locatie van [eisende partij] een eet- en drinkgelegenheid is.
2.6.
Partijen hebben vervolgens telefonisch en per e-mail gecommuniceerd over het al dan niet door kunnen gaan en zo ja, onder welke voorwaarden, van het jubileumfeest op 10 september 2021. De Gemeente heeft op 3 september 2021 geschreven:
(…) deel ik je mee dat het jubileumfeest van [bedrijf 1] gehouden mag worden wanneer de bepalingen zoals die zijn genoemd in artikel 4.4 van de tijdelijke regeling maatregelen Covid 19, worden nageleefd. (…)
2.7.
[bedrijf 1] heeft daarop in overleg met [eisende partij] besloten het jubileumfeest te annuleren om geen boete te riskeren.
2.8.
Bij brief van 18 oktober 2021 heeft [eisende partij] de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de annulering heeft geleden.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende partij] en dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die [eisende partij] als gevolg van dit onrechtmatig handelen heeft geleden, nader op te maken bij staat. Tot slot vordert [eisende partij] een veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding.
3.2.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] stelt dat het jubileumfeest niet is doorgegaan, omdat de Gemeente onjuiste informatie heeft verstrekt over de toepasselijke regelgeving. Dat acht [eisende partij] onrechtmatig. De Gemeente betwist dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt. Ook betwist zij het causaal verband; het jubileumfeest had gewoon door kunnen gaan, zij het in aangepaste vorm.
4.2.
De vraag of er sprake is van onjuiste informatieverstrekking is niet eenvoudig te beantwoorden. Het verschil van mening tussen [eisende partij] en de Gemeente is gebaseerd op de vraag of de locatie of de aard van de activiteit doorslaggevend is voor de kwalificatie als eet- en drinkgelegenheid. [eisende partij] meent dat de locatie doorslaggevend is. Het jubileumfeest zou gehouden worden op een (apart gedeelte op haar) evenementenlocatie en daarmee is sprake van een evenement en niet van een eet- en drinkgelegenheid. De Gemeente meent dat de aard van de activiteit doorslaggevend is en wijst erop dat iets een evenement is als de verrichting van vermaak centraal staat. De Gemeente meent dat dit, gelet op de offerte, niet het geval zou zijn geweest en daarom de coronavoorschriften voor eet- en drinkgelegenheden van toepassing waren op het jubileumfeest. Ook wijst zij erop dat [eisende partij] geen evenementenvergunning heeft aangevraagd en het volgens [eisende partij] daarom ook geen evenement zou zijn. De regelgeving op dit punt, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 en de Wet publieke gezondheid, biedt geen duidelijkheid. Ook zijn zowel de locatie als de aard van de activiteit niet overduidelijk óf evenement(enlocatie) of horeca(locatie). De rechtbank laat daarom in het midden of er sprake was van onjuiste informatieverstrekking.
4.3.
Als van onjuiste informatieverstrekking wordt uitgegaan, is sprake van een onrechtmatigheid. Los van de vraag naar toerekenbaarheid van die onjuiste informatieverstrekking, is de vraag dan of er schade is geleden als gevolg van dat onrechtmatig handelen en – bij een beroep op eigen schuld – of de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde moet worden toegerekend. Als dat het geval is, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen (wederzijdse causaliteit). Indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist, kan de rechter een andere verdeling vaststellen of bepalen dat de vergoedingsplicht geheel in stand blijft dan wel geheel vervalt. De stelplicht en bewijslast van eigen schuld rusten op de aansprakelijke, hier de Gemeente.
4.4.
Met betrekking tot de omvang van de schade heeft [eisende partij] ter zitting verklaard dat zij € 3.000,00 heeft vergoed aan de artiesten die al waren geboekt. [eisende partij] heeft tevens aangegeven dat de leveranciers hebben gezegd hun verlies te zullen pakken als de Gemeente gelijk krijgt. Ter zitting heeft [eisende partij] ook verklaard dat het betreffende jubileumfeest op een later moment alsnog doorgang heeft gevonden. De Gemeente betwist kort gezegd dat [eisende partij] schade heeft geleden. Zij wijst erop dat nergens uit blijkt welke kosten [eisende partij] heeft gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat [eisende partij] enige winst zou zijn misgelopen door de annulering. Voor kosten die zijn gemaakt na 20 augustus 2021, de dagtekening van de brief van de Gemeente aan [eisende partij] (zie 2.5), voert de Gemeente aan dat [eisende partij] niet aan de op haar rustende schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Dan heeft zij volgens de Gemeente kosten gemaakt terwijl zij wist dat het feest niet zou doorgaan. Ook doet de Gemeente een beroep op eigen schuld.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het maar zeer de vraag is of er in dit geval wel schade is geleden door [eisende partij] . [eisende partij] heeft voorafgaand aan de zitting, die bijna twee jaar na de geplande datum voor het jubileumfeest plaatsvond, niet concreet gesteld uit welke posten haar schade zou hebben bestaan. In haar dagvaarding stelt zij slechts dat de schade bestaat uit gemaakte kosten voor het jubileumfeest en merkt zij op dat in een als productie bijgevoegde brief van haar advocaat, een grove schadebegroting is uiteengezet. In de spreekaantekeningen gooit [eisende partij] het over een andere boeg: dat zij schade heeft geleden is een gegeven nu zij geen ander evenement kon organiseren op de dag waarop het jubileumfeest zou plaatsvinden. Tegelijkertijd verklaart [eisende partij] ter zitting dat in het najaar geen sprake was van een volgeboekte agenda, omdat veel opdrachtgevers geen zin hadden in gedoe over wat wel en niet mocht onder de geldende coronamaatregelen.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij] had kunnen voorkomen dat zij schade zou lijden. In tijden van corona mag van een evenementenbureau worden verwacht dat zij er rekening mee houdt dat een evenement / feest door overheidsmaatregelen geen doorgang kan vinden of slechts na het treffen van bepaalde maatregelen. [eisende partij] had in de overeenkomsten met leveranciers en artiesten zodanige afspraken moeten opnemen dat zij bij annulering geen kosten verschuldigd zou zijn. Dit geldt temeer daar het betreffende jubileumfeest al eerder was verplaatst vanwege coronamaatregelen, kennelijk zonder schade als gevolg. Ook was [eisende partij] , op het moment dat zij de offerte aan [bedrijf 1] uitbracht, al in gesprek met de Gemeente over de coronamaatregelen. Deze omstandigheden maken dat de billijkheid eist dat de rechtbank bepaalt dat de eventuele vergoedingsplicht van de Gemeente - de aansprakelijkheid van de Gemeente en de schade staan immers nog niet vast - geheel vervalt.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden de vorderingen van [eisende partij] afgewezen. [eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.196,00(2 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 1.872,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.872,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van de voldoening,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.