Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[ged.conv./eis.reconv. 1] ,
[ged.conv./eis.reconv. 2],
[ged.conv./eis.reconv. 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 november 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 maart 2021
- de vermelding op de rolkaart dat de zaak op de rol is doorgehaald.
- de vermelding op de rolkaart dat de zaak weer op de rol is opgebracht
- de akte uitlaten partijen van eiser van 12 april 2023
- de akte na opbrengen van gedaagden van 12 april 2023
- de antwoordakte van eiser van 5 juli 2023.
2.De feiten
zo nodig- zakelijke of beperkte rechten daarop, al dan niet om baat te vestigen of deze te bezwaren op de wijze, onder de voorwaarden en tegen de prijzen welke de gevolmachtigde raadzaam al achten;
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in conventie en in reconventie
“Een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt, aanvaardt daardoor de nalatenschap zuiver, tenzij hij zijn keuze reeds eerder heeft gedaan.”
“(…) Alleen nog tezamen met mij kun je de handelingen verrichten waartoe we als erfgenamen vereffenaars bevoegd zijn. (...)”Eiser onderkent hiermee alleen dat [naam gevolmachtigde] nog wel bevoegd is namens gedaagden als vereffenaar op te treden. In dat licht moeten ook de volgende mededelingen van eiser worden bezien. Hij schrijft op 26 maart 2018 aan [naam gevolmachtigde] :
“(…) Verder heb ik er wel vertrouwen in dat je het eenmaal aangenomen vereffenaarschap tot een goed einde zult en kunt brengen. We staan welwillend achter je. (…)”. Naar aanleiding van de mededeling van [naam gevolmachtigde] in zijn e-mail van 26 maart 2018 dat hij niets leest over een herroeping van het intrekken van de volmacht schrijft eiser op 27 maart 2018:
“(…) Daarnaast kun je gewoon verder met de vereffening, zoals gezegd. Afronden handelingen. (…) Ik zie nogmaals geen belemeringen waarom je niet verder kunt, mijn zegen heb je. Op een snelle goede afwikkeling (…)”.Volgens gedaagden heeft [naam gevolmachtigde] in zijn e-mail van 28 maart 2018 aan alle partijen deze (ongedaanmaking van de) intrekking bevestigd, maar de rechtbank volgt hen niet in die uitleg. [naam gevolmachtigde] schrijft:
“(…) Willem-Jan heeft gisteren een positief mailtje gestuurd. Hij zal de voortgang van de ontruiming niet tegenhouden en ook de verkoop kan doorgaan. (…) Op verzoek van [eis.conv./verw.reconv.] en door het tijdverlies door het intrekken van de volmacht en later weer groen licht geven (…)”In zijn Verantwoording schrijft [naam gevolmachtigde] (productie 10 bij dagvaarding) dat onduidelijk was en bleef wat de juridische situatie van de volmacht was en dat de volmacht niet weer was hersteld. Ook [naam gevolmachtigde] heeft dus uit de mededelingen van eiser (alleen) begrepen dat eiser erkende dat [naam gevolmachtigde] door gedaagden gevolmachtigd was als vereffenaar op te treden, maar dat hij nog steeds niet ook namens eiser gevolmachtigd was. Dat blijkt ook uit het feit dat de notaris eiser een vragenformulier heeft toegezonden voor de verkoop en levering van het appartement met de vraag of hij in persoon of in volmacht wenst te verschijnen bij de overdracht. Nu niet is komen vast te staan dat eiser zijn herroeping op 21 maart 2018 van de volmacht aan [naam gevolmachtigde] nadien ongedaan heeft gemaakt, kan de door gedaagden gevorderde verklaring voor recht dat [naam gevolmachtigde] tot 30 mei 2018 alle partijen bij volmacht heeft vertegenwoordigd niet worden gegeven.
het appartement van de ouders aan de [adres+plaats]gewaardeerd op een bedrag van € 239.361,00. Nadat de procedure is hervat heeft eiser geconcludeerd dat over die waarde ad € 239.361,00 op de peildatum geen discussie bestaat tussen partijen.
€ 239.361,00. Daarbij overweegt zij dat eiser voldoende heeft onderbouwd dat het appartement meer waard was dan de door gedaagden genoemde woningen. Ook wordt meegewogen dat gedaagden de waarde aanvankelijk eveneens hebben gesteld op het bedrag van € 239.361,00, maar dat zij daarop terug zijn gekomen zonder deugdelijke motivering. Ook ten tijde van het nemen van de conclusie van antwoord konden zij immers al bekend zijn met de verkoopprijzen van de andere appartementen in juli en oktober 2004.
€ 113.256,00.
de banksaldivan vader gesteld op een bedrag van € 24.777,00. De rechtbank veronderstelt dat zij dit bedrag baseren op het rapport van de [bedrijf 1] . Daarin staat dit bedrag vermeld bij de rubriek bank- en spaartegoeden.
€ 8.358,00uitgaan.
de autoop het moment van overlijden van vader zijn gedaagden op hun aanvankelijke standpunt teruggekomen. In hun conclusie van antwoord en eis in reconventie gaan zij uit van de in het rapport opgegeven waarde van € 22.500,00. Ook eiser is van dit bedrag uitgegaan.
€ 22.500,00. Daarbij wordt meegewogen dat eiser voldoende heeft onderbouwd dat in ieder geval van die waarde moet worden uitgegaan en gedaagden aanvankelijk de waarde van de auto ook hebben gesteld op € 22.500,00 en nu op € 18.000,00, zonder dat zich na de eerste waardering feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die tot een lagere waardering zouden moeten leiden.
de inboedelaanvankelijk geschat op € 5.000,00. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt over de waardering van de inboedelgoederen door een erkend taxateur. Uit de verklaringen van partijen begrijpt de rechtbank dat uiteindelijk een taxatie tot stand is gekomen doordat gedaagden foto’s van inboedelgoederen aan de heer [naam taxateur] , gecertificeerd Register Taxateur op het gebied van kunst, antiek en inboedelgoederen te Den Haag hebben verstrekt. [naam taxateur] heeft ten behoeve van de verdeling op basis van foto’s de waarde van de in zijn rapport benoemde en gespecificeerde roerende goederen ten tijde van het overlijden van vader geschat op € 16.525,00. In zijn rapport heeft [naam taxateur] in totaal 45 objecten benoemd en gewaardeerd, een aantal daarvan als pm post.
€ 21.695,00.
schuldaan inkomstenbelasting 2003 van € 4.203,00. Eiser heeft deze schulden betwist en aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er geen schulden waren. Eiser heeft deze veronderstelling niet onderbouwd, zodat daaraan voorbijgegaan wordt.
€ 139.959,00.
de kosten van lijkbezorginggesteld op een totaal bedrag van € 16.402,00. Zij hebben facturen overgelegd van de uitvaartverzorger, de steenhouwer en de bloemist. Eiser heeft betwist dat al deze kosten voor rekening van de nalatenschap komen. Gedaagden hebben niet overlegd over de uitvaart, de grafsteen en de daarbij komende kosten. Mogelijk zijn de kosten deels gedekt door een verzekering. Primair mogen de kosten niet worden meegenomen, zolang niet zeker is dat ze volledig ten laste zijn gekomen aan de nalatenschap. Subsidiair stelt eiser dat alleen de kosten van de daadwerkelijke uitvaartverzorging ten laste van de nalatenschap mogen komen.
16.402,00.
21.695,00
€ 139.959,00
appartementkan worden gesteld op de verkoopprijs van
€ 230.000,00.
inboedelen schilderijen gemakshalve en om verdere taxatiekosten te besparen op € 9.900,00 vast te stellen. Gedaagden hebben aangevoerd dat de inboedel € 4.405,00 waard was en daarbij verwezen naar de taxatie door [naam taxateur] van de inboedel van moeder.
€ 4.405,00. Daarbij geldt nog het volgende. Niet alle op de taxatielijst vermelde zaken staan in het overzicht van de tussen partijen verdeelde stukken. Uit de stellingen van partijen begrijpt de rechtbank dat voorafgaande aan de ontruiming van het ouderlijk appartement enkele inboedelstukken onder partijen zijn verdeeld en dat het restant van de inboedel volgens de wens van uitsluitend eiser is opgeslagen. Nadien is om verdere opslagkosten te besparen de inboedel uitgezocht. Het merendeel van de inboedel is toen aan eiser afgegeven, aldus gedaagden.
kosten van opslag ad € 698,00voor zijn rekening komen, zoals gedaagden stellen. De inboedel kon nog niet verdeeld worden en moest daarom opgeslagen worden. Partijen hebben overeenstemming bereikt over het opslaan en de kosten moeten daarom voor rekening van de nalatenschap blijven, aldus eiser.
“(…) uitruiming woning, wat een gedoe. (…) Spullen moeten toch buitenom, opslagloods en voorlopig klaar”(…).
banksaldiad
€ 60.904,00.
vorderinguit hoofde van pensioen en AOW ad € 4.663,00, rente spaarrekeningen ad € 77,00 en restitutie verzekeringen ad € 284,00. Eiser heeft deze posten niet weersproken. Uit de overzichten die gedaagden als producties 79 en 80 in het geding hebben gebracht, blijkt dat daarnaast € 350,00 aan restitutie servicekosten en € 3.182,00 aan restitutie belasting 2017 zijn ontvangen. Het totaal van deze vijf posten berekent de rechtbank op
€ 8.556,00
€ 8.556,00
€ 84.680,00
197.936,00-/-
€ 1.020,00
[ged.conv./eis.reconv. 1]komt toe het bedrag van € 39.711,00. Zij heeft aan voorschotten een bedrag van in totaal (€ 30.000 + € 5.000 + € 3.993,50 =) € 38.993,50 ontvangen en inboedelgoederen voor een waarde van € 350,00, zodat nog resteert te ontvangen € 39.711,00 -/- € 39.343,50 = € 367,50.
[ged.conv./eis.reconv. 2]komt toe het bedrag van € 39.711,00. Zij heeft via de Stichting [naam stichting] aan voorschotten een bedrag van in totaal (€ 30.000 + € 5.000 + € 2.543,50 =) € 37.543,50 ontvangen en rechtstreeks inboedelgoederen voor een waarde van € 1.800,00, zodat resteert te ontvangen € 39.711,00 -/- € 39.346,50 = € 364,50.
[ged.conv./eis.reconv. 3]komt toe het bedrag van € 39.711,00. Hij heeft aan voorschotten een bedrag van in totaal ((€ 30.000 + € 5.000 + € 3.181,50 =) € 38.181,50 ontvangen en inboedelgoederen voor een waarde van € 1.150,00, zodat nog resteert te ontvangen € 39.711,00 -/- € 39.331,50 = € 308,00.
[eis.conv./verw.reconv.] -Jan, komt toe het bedrag van € 39.711,00. Hij heeft aan voorschotten een bedrag van in totaal (€ 30.000 + € 3.730 + € 3.535,50 =) € 37.265,50 ontvangen en inboedelgoederen voor een waarde van € 1.780,00, zodat resteert € 39.711,00 -/- € 39.045,50 = € 665,50. Op dit bedrag komt nog in mindering het bedrag van € 698,00 voor door hem aan de nalatenschap te vergoeden opslagkosten, zodat hij een bedrag van € 32,50 aan de nalatenschap verschuldigd is.