ECLI:NL:RBGEL:2023:5183

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
AWB – 21 _ 4743
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen een last onder dwangsom vanwege geluidhinder van een jacuzzi

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen een last onder dwangsom die is opgelegd vanwege geluidhinder van een jacuzzi. De last werd opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo op 29 april 2021, en het bestreden besluit op het bezwaar van eiseres volgde op 30 augustus 2021. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft het college aangeklaagd, waarbij ook een derde-partij betrokken was die geluidsoverlast ervoer van de jacuzzi.

De rechtbank heeft op 22 augustus 2023 de zaak behandeld. Eiseres betoogde dat er geen verslag van de hoorzitting was opgemaakt en dat het college niet deugdelijk motiveerde waarom er sprake was van een overtreding van de Algemene plaatselijke verordening Ermelo 2020. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had gemotiveerd waarom het rapport van Sweco, dat de geluidsoverlast moest onderbouwen, als objectief en onpartijdig kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de schijn van partijdigheid bestond en dat het college onvoldoende had onderzocht of er na het rapport maatregelen waren genomen om de geluidshinder te verminderen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de last onder dwangsom niet inhield dat eiseres de jacuzzi niet meer kon gebruiken, maar dat zij maatregelen moest nemen om geluidshinder te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4743

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Kanhai),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo

(gemachtigde: mr. L. Jonker–Van den Brink).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats]
(gemachtigde: mr. I.E. Nauta).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een last onder dwangsom vanwege geluidhinder van een jacuzzi.
1.1.
Bij besluit van 29 april 2021 is de last onder dwangsom aan eiseres opgelegd. Met het bestreden besluit van 30 augustus 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M. Huisman en A.F. Walstra namens het college, de gemachtigde van het college, de derde partij en de gemachtigde van de derde partij.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 5 maart 2021 heeft de derde-partij een verzoek om handhaving ingediend vanwege geluidsoverlast van een jacuzzi. Bij dat verzoek is een akoestisch onderzoek van 18 juli 2019 gevoegd dat is verricht door Sweco Nederland B.V. (Sweco). Met het akoestisch onderzoek is volgens het college aangetoond dat de jacuzzi van eiseres geluidsoverlast veroorzaakt en er een overtreding plaatsvindt van artikel 4:6 van de Algemene plaatselijke verordening Ermelo 2020 (Apv). Daarom heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan eiseres. De last houdt in dat eiseres maatregelen dient te nemen, zodat (het gebruik van) de jacuzzi niet meer leidt tot geluidhinder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het opleggen van de last onder dwangsom vanwege geluidhinder van de jacuzzi. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is gegrond
.Er had een verslag van de hoorzitting moeten worden opgemaakt en het college motiveert niet deugdelijk waarom er sprake is van een overtreding. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had er een verslag van de hoorzitting moeten worden opgemaakt?
5. Eiseres stelt dat het verslag van de hoorzitting, waar een getuige is gehoord, ontbreekt.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat van het horen geen verslag is opgemaakt. Er had een bandopname gemaakt moeten worden, maar dat is in dit geval niet gebeurd.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt. Van het horen moet een schriftelijk verslag worden gemaakt. [1] Dat is niet gebeurd. Het is echter aannemelijk dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Eiseres heeft namelijk niet aangevoerd dat de getuige tijdens de hoorzitting iets heeft verklaard, waardoor eiseres is benadeeld doordat er geen verslag van het horen is opgemaakt. Daarom wordt het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd.
Is er sprake van te beschermen woongenot?
6. Eiseres stelt dat de derde-partij geen beroep kan doen op de bescherming van haar woongenot, omdat er sprake is van gedoogbeleid ten aanzien van permanente bewoning op het park waar zij en de derde-partij wonen. Het park heeft een recreatieve status. Volgens eiseres heeft een bewoner van een recreatiewoning niet hetzelfde recht op ongestoord woongenot als een bewoner van een reguliere woning.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat artikel 4:6 van de Apv gaat over geluidhinder voor een omwonende of voor de omgeving. De derde-partij woont in de buurt en is daarom een omwonende. Daarnaast gaat het artikel ook over geluidhinder voor de omgeving. Daaraan wordt volgens het college in ieder geval voldaan. De derde-partij deelt het standpunt van het college.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In artikel 4:6 van de Apv staat, voor zover hier van belang, dat het verboden is om geluidhinder te veroorzaken voor een omwonende of voor de omgeving. De derde-partij is een omwonende. Zij woont namelijk naast eiseres en daarmee dus ook in de omgeving van de woning van eiseres. Het college stelt zich daarom terecht op het standpunt dat het verboden is om geluidhinder te veroorzaken voor de derde-partij. Dat permanente bewoning op het park wordt gedoogd, verandert daar niets aan.
Motiveert het college deugdelijk dat er sprake is van een overtreding?
7. Eiseres stelt dat de bevindingen uit het rapport van Sweco niet meegewogen mogen worden. De derde-partij en haar vriend zijn werkzaam bij Sweco. Dat wekt volgens eiseres de schijn dat de adviezen subjectief zijn. Bovendien zijn volgens eiseres na het rapport maatregelen getroffen, waardoor zij stelt dat het rapport niet actueel en niet bruikbaar is. De jacuzzi en de motor zijn op geluiddempende isolatieplaten geplaatst en er is geluiddempende isolatie rondom de motor geplaatst. Er is een tijdschakelaar geplaatst die om 8.00 uur aangaat en om 21.45 uur uitgaat. Er is een drumscherm geplaatst. Dat is weer verwijderd, omdat dat volgens de derde-partij geen effect had. Naast de bestaande erfafscheiding is nog een schutting geplaatst. Volgens eiseres heeft het college nagelaten te (laten) controleren of de maatregelen effect hebben. Eiseres stelt verder dat volgens het rapport op verschillende momenten verschillende waardes zijn gemeten, terwijl dat onlogisch is. De jacuzzi produceert volgens eiseres altijd hetzelfde geluid. In het rapport staan volgens eiseres onjuistheden. Zo staat er dat de waarden die in de avond zijn gemeten, ook in de nacht gemeten zouden worden, omdat de jacuzzi nagenoeg altijd aanstaat. Dat klopt niet volgens eiseres, want de jacuzzi werkt van 8.00 uur tot 21:45 uur. En de pomp hoeft volgens eiseres niet intensiever te draaien als er personen in zitten, want de jacuzzi produceert geen bubbels. De heer Bos kan verklaren welke handelingen zijn verricht ten behoeve van het voorkomen van de geluidhinder.
7.1.
Het college gaat uit van het rapport van Sweco en stelt zich op het standpunt dat sprake is van overtreding van artikel 4:6 van de Apv. Volgens het college is er geen grond om aan te nemen dat het rapport van Sweco niet op een objectieve manier, volgens de daarvoor geldende normen tot stand is gekomen. Sweco is een op dit gebied erkend bedrijf en het rapport is door drie deskundigen opgesteld. Daarnaast stelt het college dat het aan eiseres was geweest om een tegenadvies in te dienen en dat heeft zij niet gedaan. Volgens het college is niet gebleken dat na het onderzoek maatregelen zijn genomen, waardoor de geluidhinder is weggenomen.
7.2.
De derde-partij stelt zich op het standpunt dat uit het rapport blijkt dat er sprake is van geluidhinder en dat het college het rapport mocht meewegen. De derde partij is weliswaar werkzaam bij Sweco, maar op een andere vestiging. Daarnaast is het niet zo dat haar vriend, maar een kennis van haar werkzaam is bij Sweco.
Toetsingskader
8. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit uitgaan van het advies van een deskundige, als in dat advies objectief en onpartijdig verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en het advies op inzichtelijke wijze tot stand is gekomen. Zijn er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid naar voren gebracht, dan mag niet zonder meer van het advies van de deskundige worden uitgegaan. [2] Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. Wanneer de schijn is gewekt dat de adviseur niet onpartijdig is, mag het bestuursorgaan het advies van deze adviseur niet aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. [3]
Oordeel van de rechtbank
9. Deze beroepsgrond slaagt. Het college motiveert niet deugdelijk waarom op grond van het rapport van Sweco vaststaat dat sprake is van een overtreding. De rechtbank legt dat oordeel onder 9.1 tot en met 9.5 uit.
9.1.
Niet in geschil is dat de derde-partij bij Sweco werkt en het rapport op initiatief van de leidinggevende van de derde-partij is opgesteld, omdat hij constateerde dat de avond- en nachtrust van de derde-partij te lijden hadden onder het geluid van de jacuzzi. Het rapport is dus door Sweco opgesteld voor de derde-partij die werkzaam is bij Sweco en op initiatief van een leidinggevende van Sweco. Daardoor is de schijn gewekt dat het rapport niet onpartijdig is opgesteld. Dat de derde-partij op een andere vestiging werkzaam is dan de deskundigen die het rapport hebben opgesteld, maakt dat niet anders. Het college had dan ook niet zonder verder (eigen) onderzoek van dit rapport gebruik mogen maken.
9.2.
Verder stelt eiseres dat zij een tijdschakelaar heeft geplaatst waardoor de jacuzzi aanstaat tussen 8.00 uur en 21:45 uur. Daardoor staat de jacuzzi volgens eiseres, anders dan in het rapport staat, niet de hele tijd aan. Onduidelijk is waarop is gebaseerd dat de pomp van de jacuzzi nagenoeg continue aanstaat, waardoor de waarden die in de avondperiode zijn gemeten ook gemeten zouden zijn in de nachtperiode, zoals in het rapport staat. Daardoor is ook onduidelijk of de richtwaarde van 30 dB(A) in de nachtperiode met 24 dB(A) wordt overschreden, zoals in het rapport van Sweco staat. Volgens eiseres maakt de jacuzzi bovendien geen bubbels zoals in het rapport staat. Uit het rapport blijkt niet dat de deskundigen die het rapport hebben opgesteld de jacuzzi hebben gezien. Uit het rapport blijkt wel dat de jacuzzi tijdens de metingen niet werd gebruikt. Het is dan ook onduidelijk waarop is gebaseerd dat het geluidniveau hoger is als er personen in de jacuzzi aanwezig zijn, omdat de pomp voor het produceren van bubbels dan intensiever moet draaien. Ondanks het voorgaande en zonder verder navraag te doen, gaat het college uit van het rapport van Sweco waarin staat dat de pomp van de jacuzzi nagenoeg de hele tijd aanstaat en bubbels produceert.
9.3.
Daar komt bij dat eiseres stelt dat er maatregelen zijn getroffen nadat het rapport is opgesteld en dat de overtreding – voor zover daarvan al sprake was – zich ten tijde van de beslissing op bezwaar niet meer voordeed. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres foto’s overgelegd van de maatregelen die zij heeft getroffen. Hoewel uit de foto’s niet blijkt wanneer de maatregelen zijn getroffen, is het aan het college om te onderzoeken of ten tijde van de beslissing op bezwaar nog steeds sprake was van een overtreding. Onjuist is het standpunt van het college dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat het aan eiseres is om eventueel getroffen maatregelen door een deskundige te laten beoordelen op hun effect en hierover een rapport te laten opmaken. Het is een belastend besluit, zodat de bewijslast bij het college ligt. Daarbij geldt dat het rapport van Sweco op 18 juli 2019 is opgemaakt en de beslissing op bezwaar is genomen op 30 augustus 2021. Gelet op het tijdsverloop tussen het rapport en de beslissing op bezwaar, is het niet onmogelijk of onaannemelijk dat eiseres na het rapport maatregelen heeft genomen. Ook niet omdat eiseres al in de brief van het bestuur van de Voorzitter van de Vereniging De Witte Burchten van 24 maart 2020 wordt verzocht om adequate maatregelen te nemen om de geluidsoverlast van de jacuzzi weg te nemen en wordt verzocht om binnen drie weken te laten weten welke maatregelen zij gaat nemen en op welke termijn. Overigens blijkt uit het rapport van Sweco niet dat de maatregelen die eiseres zegt te hebben getroffen al waren getroffen ten tijde van het rapport. In het rapport wordt juist de conclusie getrokken dat betere isolatie nodig is en eiseres stelt juist dat zij isolatiemaatregelen heeft getroffen.
9.4.
Gelet op wat is overwogen onder 9.1 tot en met 9.3 is de rechtbank van oordeel dat de schijn is gewekt dat het rapport van Sweco niet onpartijdig is opgesteld, dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dit rapport én dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of na het uitbrengen van rapport afdoende maatregelen zijn genomen om mogelijke geluidhinder weg te nemen. Het college heeft daarom niet deugdelijk gemotiveerd waarom er ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een overtreding van artikel 4:6 van de Apv.
Moet het college meer rekening houden met het belang van eiseres?
10. Eiseres stelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Zij maakt namelijk gebruik van de jacuzzi vanwege medische klachten.
10.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat eiseres de jacuzzi kan verplaatsen en de jacuzzi dus nog kan gebruiken. Mogelijke belangen van eiseres om de jacuzzi te blijven gebruiken om medische redenen zijn daarom volgens het college niet in het geding.
10.2.
De derde partij stelt zich op het standpunt dat de medische klachten van eiseres haar niet verplichten om de jacuzzi te plaatsen op de plek waar zij geluidhinder van de jacuzzi ervaart. Daar komt bij dat de derde partij door de geluidhinder ook ziek is geworden. Ze kon geen nacht slapen.
Oordeel van de rechtbank
10.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De last onder dwangsom die aan eiseres is opgelegd, houdt in dat eiseres maatregelen dient te nemen, zodat de jacuzzi niet meer leidt tot geluidhinder. De last onder dwangsom houdt dus niet in dat eiseres de jacuzzi niet meer kan gebruiken. Daarom heeft het college in redelijkheid geen rekening hoeven houden met het belang van eiseres om de jacuzzi te gebruiken in verband met haar medische klachten.
Verzoek om schadevergoeding
11. Eiseres heeft op zitting verzocht om de derde-partij te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt om de jacuzzi te verplaatsen en verwijst daarbij naar bonnen die zij heeft overgelegd.
11.1.
De derde partij stelt zich op het standpunt dat dit verzoek niet thuishoort in deze bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college. Daarnaast stelt de derde partij dat het verzoek te laat is ingediend. Het college sluit zich daarbij aan.
11.2.
De rechtbank is niet bevoegd om de derde partij in deze bestuursrechtelijke procedure te veroordelen tot kosten die eiseres heeft gemaakt. Daar is namelijk geen wettelijke grondslag voor. Daarom zal de rechtbank dat verzoek niet behandelen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 en artikel 7:13 van de Awb. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. Vanwege het geconstateerde motiveringsgebrek vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het motiveringsgebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat onduidelijk is of het motiveringsgebrek kan worden hersteld en als dat zo is, wat nodig is om het gebrek te herstellen en hoe lang dat zal duren.
12.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet het college deze vergoeding betalen aan de gemachtigde. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Eiseres heeft in het aanvullend beroepschrift verzocht om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase. Omdat het bestreden besluit wordt vernietigd en het college een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, wordt het primaire besluit niet herroepen. Daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voor vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 30 augustus 2021;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de gemachtigde van
eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T.G. van Wandelen, rechter, in aanwezigheid van
M. Kok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 7:13, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1242.
3.ABRvS 2 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3302.