ECLI:NL:RBGEL:2023:5179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
05/042861-23 en 05/063689-23 gev. ttz
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met dwangverpleging opgelegd aan 20-jarige man voor brandstichting en onnodig bellen van alarmnummer

Op 13 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man uit Nijmegen. De man werd beschuldigd van brandstichting en het onnodig bellen van het alarmnummer 112. De rechtbank legde hem TBS met dwangverpleging op, evenals een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De verdachte had op 12 februari 2023 zonder noodzaak het alarmnummer gebeld en op 3 maart 2023 brand gesticht in een zorginstelling waar hij verbleef. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, gezien zijn autismespectrumstoornis en andere psychische aandoeningen. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien en dat hij een hoog recidiverisico vertoonde. De rechtbank besloot dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de TBS-maatregel vereiste. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bewezen feiten, maar de rechtbank oordeelde dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk was om het recidiverisico te verlagen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/042861-23 en 05/063689-23 gev. ttz
Datum uitspraak : 13 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfsplaats] .
Raadsman: mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 05/042861-23
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Groesbeek en/of te Malden, althans in de gemeente Heumen, in elk geval in het arrondissement Oost-Nederland opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, (een ander) gebruik heeft (laten) maken/gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door
- tegen een ander persoon te zeggen dat hij, verdachte, ontvoerd is geweest en/of geblinddoekt in een busje is meegenomen en/of in een bos is achtergelaten en/of
- ten overstaan van een ander persoon voor te doen dat hij, verdachte, buiten bewustzijn is;
t.a.v. parketnummer 05/063689-23
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur middels een (gas)aansteker en/of een spuitbus deodorant in aanraking te brengen met één of meerdere broeken en/of een T-shirt en/of één of meerdere badhanddoeken, althans een brandbare stof, ten gevolge waarvan die broek(en) en/of dat T-shirt en/of die badhanddoeken en/of enige andere goederen, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in dat pand aanwezige meubelen en/of inboedel en/of interieur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de in het
pand aanwezige medewerkers en/of bewoners van [instelling] , in elk geval gevaar voor
levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere broeken en/of een T-shirt en/of één of meerdere badhanddoeken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een onbekend gebleven medebewoner van [instelling] en/of [instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

t.a.v. parketnummer 05/042861-23 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] p. 5;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 8;
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2023.
t.a.v. parketnummer 05/063689-23 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Niet kan worden bewezen dat door de brandstichting levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten was en de officier van justitie verzoekt verdachte dan ook voor dat gedeelte vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiele vrijspraak bepleit in die zin dat er geen levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning volgt dat in de doucheruimte op drie plekken brand was geweest. In de omgeving van de brandhaard zijn geen elektrische aansluitingen aangetroffen. De drie brandhaarden stonden niet in verbinding met elkaar. De verbrande resten die zijn aangetroffen bestonden hoofdzakelijk uit verbrande kleding, doeken en een wc mat. De rookontwikkeling was niet zodanig heftig dat dit de gang instroomde. De brand had zich ook niet snel kunnen uitbreiden gezien het feit dat er in de doucheruimte niet veel brandbaar materiaal lag. De forensisch onderzoeker komt dan ook tot de conclusie dat erop dat moment geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake was van levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander. Verdachte zal dan ook voor dat gedeelte worden vrijgesproken.
Nu er voor het overige sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [instelling] , p. 6-7;
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning p. 52;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit onder parketnummer 05/042861-23 en het feit onder parketnummer 05/063689-23 heeft begaan, te weten dat:
t.a.v. parketnummer 05/042861-23
hij op
of omstreeks12 februari 2023 te Groesbeek en
/ofMalden,
althans in de gemeente Heumen,
in elk geval in het arrondissement Oost-Nederlandopzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was,
(een ander
)gebruik heeft
(laten
)maken
/gemaaktvan een alarmnummer voor publieke diensten, door
- tegen een ander persoon te zeggen dat hij, verdachte, ontvoerd is geweest en
/ofgeblinddoekt in een busje is meegenomen en
/ofin een bos is achtergelaten en
/of- ten overstaan van een ander persoon voor te doen dat hij, verdachte, buiten bewustzijn is;
t.a.v. parketnummer 05/063689-23
hij op
of omstreeks3 maart 2023 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur middels een (gas)aansteker en/of een spuitbus deodorant in aanraking te brengen met één of meerdere broeken en
/ofeen T-shirt en
/oféén of meerdere badhanddoeken,
althans een brandbare stof, ten gevolge waarvan die broek(en) en
/ofdat T-shirt en
/ofdie badhanddoeken en
/of enigeandere goederen, geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in dat pand aanwezige meubelen en
/ofinboedel en
/ofinterieur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen

en/of

-
levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de in het pand aanwezige medewerkers en/of bewoners van [instelling] , in elk geval gevaar voor levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. parketnummer 05/042861-23
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd.
T.a.v. parketnummer 05/063689-23
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beide met verwijzing naar de conclusies van het Pro Justitia rapport van 14 juni 2023 op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Omdat het bewezenverklaarde in dat geval niet aan hem kan worden toegerekend, is de verdachte niet strafbaar. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het volgende Pro Justitia rapport betreffende de verdachte:
 Een Pro Justitia rapportage (triple onderzoek) van 14 juni 2023, opgesteld door de heer dr. R.F. Ferdinand, psychiater, mevrouw D.R. van der Velden, GZ-psycholoog en mevrouw J. Veel, forensisch milieuonderzoeker.
Uit het Pro Justitia rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een licht verstandelijke beperking, een normoverschrijdende gedragsstoornis en van tics (die door de onderzoekend psychiater worden geduid als passend bij de stoornis van Gilles de la Tourette en door de onderzoekend psycholoog als vallend onder de autisme spectrum stoornis). Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
De deskundigen merken op dat in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde sprake was van stressvolle omstandigheden op de leefgroep bij [instelling] . Verdachte werd steeds meer beperkt in zijn vrijheden en mogelijkheden. Verdachte meldde meermaals dat hij brand wilde stichten en sprak met anderen over een aansteker, waardoor verdachte extra werd gecontroleerd. Er waren veel spanningsvolle omstandigheden wat moet hebben gemaakt dat de spanning bij verdachte toenam. Als de spanning bij verdachte oploopt zal verdachte dit in het algemeen niet aanvoelen, en voor zover hij toch iets zou merken van spanningen, is hij niet in staat om deze zelf te reduceren, als gevolg van de tekort schietende coping. Het drangmatige bezig zijn met brandstichten in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde komt voort uit de pathologie van verdachte, vooral uit de autismespectrumstoornis. Bij toenemende spanning zal verdachte de grip op zichzelf kwijt geraakt, wat de deur zal hebben opengezet voor drangmatig, afwijkend en tevens onnavolgbaar gedrag, dit keer in de vorm van bezig zijn met brandstichting. Daar komt nog bij dat verdachte zelf heeft verteld dat hij de brand met een reden heeft gesticht, namelijk hij wilde weg uit [instelling] , omdat hij in zijn vrijheden werd beperkt. Er was dus ook sprake van een zekere intentie. Uit de intentie om brand te stichten kan niet worden geconcludeerd dat verdachte wilsbekwaam was ten aanzien van het tenlastegelegde. Verdachte heeft vanuit zijn pathologie een groot gebrek aan controle over het eigen gedrag tijdens het ten laste gelegde, er bestaat een sterk drangmatig aspect in het ten laste gelegde en zijn gebrekkige gewetensfuncties en gebrekkige empathische vermogens hebben hem niet kunnen weerhouden van het ten laste gelegde. Verdachte heeft, ten gevolge van de door zijn pathologie in hem levende gedachten, emoties en motieven, een nog zeer kinderlijke kijk op de werkelijkheid en leeft nauwelijks in een volwassen realiteit. Verdachte schat de wereld in het algemeen niet adequaat in en baseert gedragskeuzes op zijn kinderlijke visie op de werkelijkheid. Daardoor neemt hij impulsieve, ad hoc, beslissingen, waarbij hij geen rekening houdt met de – reële – gevolgen. Het advies van de deskundigen is dan ook om betrokkene het ten laste gelegde (de brandstichting), indien bewezen, dan ook in zijn geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog over. Gelet op de inhoud hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van het bewezenverklaarde feit van de brandstichting. Ten aanzien van het andere ten laste gelegde feit (het meermalen zonder noodzaak laten bellen van het alarmnummer) geldt dat dit feit is gepleegd korte tijd vóór de brandstichting. Aannemelijk is dat verdachte op dat moment ook al in de hiervoor besproken stressvolle omstandigheden op de leefgroep bij [instelling] verkeerde. Bovendien past het tot tweemaal toe laten bellen van de hulpdiensten in het door de deskundigen omschreven gedrag van verdachte, te weten het vanuit zijn pathologie nemen van impulsieve, ad hoc beslissingen waarbij verdachte geen rekening houdt met de reële gevolgen. Gelet op het voorgaande (alsmede gelet op de bij verdachte door de deskundigen geconstateerde stoornissen) is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van het bewezenverklaarde feit van het meermalen zonder noodzaak laten bellen van de hulpdiensten, volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
De verdachte is, gegeven deze volledige ontoerekeningsvatbaarheid, niet strafbaar en zal ten aanzien van beide feiten ontslagen worden van alle rechtsvervolging

7.De overwegingen ten aanzien van maatregel

Nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan hem voor de bewezen verklaarde feiten geen straf worden opgelegd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of een maatregel aan de verdachte kan worden opgelegd en zo ja, welke.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is – gelet op de adviezen van de deskundigen – van oordeel dat uitsluitend een gemaximeerde tbs-maatregel met verpleging van overheidswege een passende afdoening is in deze zaak. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de maatregel van TBS met dwang een zwaar middel betreft en dat verdachte meer gebaat zou zijn bij begeleiding en hulp buiten het strafrecht. Een gemaximaliseerde TBS maatregel zal voor verdachte wellicht niet voldoende zijn en er is een kans aanwezig dat verdachte beschadigd is geraakt in detentie (de voorlopige hechtenis) Verdachte heeft langere tijd hulp nodig en de vraag is of TBS met dwang de juiste afdoening is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en het onnodig laten bellen van het alarmnummer 112. Verdachte heeft brand gesticht in zorginstelling [instelling] waarin hij verbleef, omdat hij weg wilde uit de instelling. De medewerkers van [instelling] hebben hierdoor een deel van het pand moeten ontruimen. Door zijn handelen heeft verdachte een gevaarlijke en beangstigende situatie voor de medewerkers en de kwetsbare cliënten van [instelling] in het leven geroepen. Door de brandstichting was er gemeen voor gevaar voor goederen te duchten. Feiten zoals brandstichting veroorzaken daarnaast maatschappelijke onrust en leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het onnodig laten bellen van het alarmnummer 112. Door het onnodig laten bellen van dit alarmnummer heeft verdachte de beschikbaarheid en inzetbaarheid van deze dienst voor echte hulpbehoevenden beperkt.
Maatregel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege moet worden verpleegd en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit ter zake de brandstichting een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
Uit de Pro Justitia rapportage volgt verder dat er bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde brandstichting op symptoomniveau sprake was van een autismespectrum stoornis, van een licht verstandelijke beperking, een normoverschrijdende gedragsstoornis en van tics (die door de onderzoekend psychiater worden geduid als passend bij de stoornis van Gilles de la Tourette en door de onderzoekend psycholoog als vallend onder de autisme spectrum stoornis). Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde brandstichting. Aan de eerste vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel is hiermee voldaan.
Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs-maatregel eisen; het zogenaamde gevaarscriterium. In de hiervoor aangehaalde rapportage schatten de deskundigen de kans op herhaling op gewelddadig gedrag in de vorm van brandstichting of ander potentieel gevaarlijk gedrag, in als hoog indien verdachte niet een langdurige klinische behandeling krijgt. Verdachte vertoont een patroon van drangmatige gedragingen, toenemend bij oplopende spanning. Deze gedragingen kunnen net zo goed antisociaal en gewelddadig als tamelijk onschuldig van aard zijn. Verdachte is sterk afhankelijk van zijn omgeving om de gedragingen te reguleren, doordat hij dit zelf niet kan, maar ook omdat hij niet wordt tegengehouden door een goed functionerend geweten of gevoelens van empathie. Dat het gedrag van verdachte niet in [instelling] , maar ook moeizaam in het PPC kan worden gereguleerd, onderstreept de conclusie dat het recidiverisico hoog is, aldus de deskundigen. Op grond van hetgeen de deskundigen hebben geadviseerd, stelt de rechtbank vast dat aan het gevaarscriterium is voldaan.
Ten aanzien van de vraag binnen welk kader (dwangverpleging of met voorwaarden) de tbs-maatregel dient te worden uitgevoerd neemt de rechtbank in aanmerking de eerder aangehaalde adviezen van de deskundigen en neemt deze conclusies over. Gezien de stoornissen is er een hoge mate van beveiliging nodig. Een klinische opname in een instelling met een hoog tot zeer hoog beveiligingsniveau is nodig om het risicovolle gedrag van verdachte te kaderen en hiermee het hoge recidiverisico te verlagen. Daarnaast biedt een hoog tot zeer hoog beveiligingsniveau de mogelijkheid om vanuit een sterk gestructureerde en gekaderde leefomgeving een passend ondersteunings- en risicomanagementplan op te tuigen. De verwachting is dat gedwongen en zeer langdurig toezicht (vele jaren) nodig is om de gedragsverandering in te laten slijten en het recidiverisico op gewelddadig gedrag, te verlagen dan wel op te kunnen vangen.
Gezien de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit van de brandstichting, het hoge recidiverisico en gelet op de verwachte behandelduur en noodzakelijk beveiliging die dat vergt, is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
Duur van tbs-maatregel
Het bewezenverklaarde feit ter zake de brandstichting is geen misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook in duur gemaximeerd.
Alles afwegend acht de rechtbank terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden en zal deze maatregel aan verdachte opleggen.
Gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel
Ter bescherming van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte onder intensief toezicht komt te staan en dat de resocialisatie is gebonden aan voorwaarden. Dit toezicht moet bijdragen aan het verminderen van recidive en daarmee aan het voorkomen van slachtoffers, met het oog op de veiligheid van de maatschappij, personen of goederen.
Pas aan het eind van de TBS maatregel wordt bekeken
ofde toezichthoudende maatregel ten uitvoer moet worden gelegd en pas op dat moment worden de voorwaarden bij en de duur van de maatregel door de rechter vastgesteld. De maatregel wordt slechts ten uitvoer gelegd indien dat op het moment van de feitelijke tenuitvoerlegging noodzakelijk is.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. De maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. Bewezen verklaard is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichtingen de deskundigen geven aan dat er een hoog recidiverisico is ten aanzien van gewelddadig gedrag. Verder wordt verdachte ter zake van het strafbare feit (de brandstichting) ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 37b Sr.
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling hoog is als verdachte over langere tijd zonder externe hulp moet functioneren en - kort gezegd - in een situatie terechtkomt die vergelijkbaar is met de situatie waarin het bewezenverklaarde feit is gepleegd. Indien verdachte overprikkeld raakt en de spanningen hoog oplopen, kan niet worden uitgesloten dat verdachte (wederom) zal overgaan tot gewelddadig gedrag in de vorm van brandstichting of ander potentieel gevaarlijk gedrag.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering, en gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico terug te kunnen dringen dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden, temeer nu de deskundigen hebben aangegeven dat een gedwongen en zeer langdurig toezicht (van vele jaren) is aangewezen om een minimale gedragsverandering in te laten slijten en het gelet daarop de vraag is of een gemaximeerde TBS met dwang voldoende is om het recidiverisico op gewelddadig gedrag te verlagen dan wel op te kunnen vangen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregelen is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38z, 142 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswegezal worden verpleegd;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2023.
mr. S. Kropman, mr A. de Gooijer en mr. J.C.M. Vogelpoel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023067344, gesloten op 26 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023096340, gesloten op 5 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.