ECLI:NL:RBGEL:2023:5173

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/05/407235 / HA ZA 22-347
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling samenwerking over ontwikkeling elektrisch aangedreven tractor met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten en contractuele verplichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen over de afwikkeling van een samenwerking voor de ontwikkeling van een elektrisch aangedreven tractor. De eiseressen, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Kroon, vorderen onder andere dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Sark, wordt veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 100.000,00 en schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft voldaan aan zijn verplichting om intellectuele eigendomsrechten over te dragen aan de eiseressen, wat heeft geleid tot de verbeurdverklaring van de boete. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde in verzuim is en dat de contractuele boete van € 100.000,00 verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 juni 2019. Daarnaast is de gedaagde verplicht om de schade die de eiseressen hebben geleden als gevolg van zijn tekortkomingen te vergoeden, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiseressen toegewezen. In de vrijwaringszaak heeft de rechtbank de vorderingen van de gedaagde afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 16 augustus 2023
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/407235 / HA ZA 22-347 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.hfdz. 1],
gevestigd te [plaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.hfdz. 2] .,
gevestigd te [plaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. R. Kroon te Almelo,
tegen
[ged.hfdz./eis.vrijw.],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Sark te Arnhem,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/410272 / HA ZA 22-470 van
[ged.hfdz./eis.vrijw.],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.J. Sark te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.vrijw.] .,
gevestigd te Almelo,
gedaagde,
advocaat mr. R. Kroon te Almelo.
Partijen zullen hierna [eis.hfdz. 1] , [eis.hfdz. 2] , [ged.hfdz./eis.vrijw.] en [ged.vrijw.] genoemd worden.

1.De procedures in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 maart 2023,
  • het verkorte proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis.hfdz. 1] houdt de aandelen in [ged.vrijw.] , waarin een machinefabriek wordt geëxploiteerd. [betrokkene 1] is middellijk bestuurder van [eis.hfdz. 1] .
2.2.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] is ingenieur en uitvinder. Hij was bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] (verder: [bedrijf 1] ), welke vennootschap bestuurder en enig aandeelhouder was van [bedrijf 2] (verder: [bedrijf 2] ).
2.3.
Vanaf 2012 zijn [bedrijf 2] , [ged.vrijw.] en [bedrijf 3] , gaan samenwerken om de zogenoemde [naam werktuigdrager] te ontwikkelen, een door [ged.hfdz./eis.vrijw.] bedachte multifunctionele werktuigdrager voor de landbouwsector met elektrische of hybride aandrijving, enigszins gelijkend op een tractor. Daartoe hebben deze partijen op 6 november 2012 en 8 mei 2013 samenwerkingsovereenkomsten gesloten die in aktes zijn vastgelegd.
2.4.
Ten aanzien van het intellectueel eigendom is in de akte van 6 november 2012 op partijen “naast elkaar op geen enkele wijze een exclusieve aanspraak zullen maken op de intellectuele eigendommen die in en uit de samenwerking zijn ontstaan”. Voorts staat er:
[bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [ged.vrijw.] , zijn allen te beschouwen als initiatiefnemer, eigenaar van het intellectueel eigendom dat is ontwikkeld, en als investeerder. Zij zullen in een nadere overeenkomst het juridisch eigendom en gebruiksrecht uitwerken. (…);
Het intellectuele eigendom van de [naam werktuigdrager] en de naam komt te liggen bij de drie partners die haar ontwikkelen in de verhouding van hun inzet en voor zover die niet wordt vergoed uit de middelen zoals genoemd in projectvoorstel;
(…)
2.5.
Zoals voorzien in de akte uit 2012 hebben deze partijen, ter financiering van de ontwikkeling en bouw van prototypen, bij de provincies Gelderland en Overijssel zogeheten EFRO-subsidies aangevraagd en verkregen ter hoogte van in totaal ongeveer 1,8 miljoen euro. De subsidies zijn verstrekt onder de voorwaarde dat niet in één vennootschap, maar tussen verschillende vennootschappen zou worden samengewerkt, waaraan de subsidies zouden worden toegekend.
2.6.
In de akte uit 2013 hebben deze partijen voorzien dat een werkmaatschappij zou worden opgericht waarin de werktuigdragers zouden worden geproduceerd en waarvan de aandelen zouden worden gehouden door [bedrijf 2] , [ged.vrijw.] en [bedrijf 3] , in respectievelijk de verhouding 30,5%, 57,5% en 12%. Het stemrecht, d.i. de zeggenschap over de operationele zaken betreffende de ontwikkeling, de bouw en de verkoop van de [naam werktuigdrager] , zou wel gelijkelijk over de drie partners worden verdeeld, in de stemverhouding 1:1:1.
2.7.
Op onder meer 20 en 22 december 2013 zijn (mede) op naam van [ged.hfdz./eis.vrijw.] als octrooihouder en uitvinder octrooiaanvragen ingediend betreffende de [naam werktuigdrager] . De octrooien zijn verleend.
2.8.
Op 13 mei 2014 hebben [eis.hfdz. 1] , [bedrijf 1] en A. [betrokkene 2] Holding B.V. (verder: [bedrijf 5] ) [bedrijf 4] (verder: [bedrijf 4] ) opgericht. De oprichters hebben op 13 mei en 10 juni 2014 de volgende buitenstatutaire afspraken gemaakt:
Basis van oprichting van de [bedrijf 4] zijn de overeengekomen bepalingen uit onze samenwerkingsovereenkomst d.d. 08-05-2013, deze zullen dan ook in deze samenwerking die heden is geformaliseerd in de vorm van een B.V. te allen tijde worden gerespecteerd.
Hierbij verklaren partijen dat een ieder de door hem of zijn bedrijf ontwikkelde Intellectuele eigendommen in het kader van de ontwikkeling van de [naam werktuigdrager] "zonder enige kosten en/of daaraan verbonden rechten” inbrengen in [bedrijf 4] , waarna het Intellectueel Eigendom het bezit van de [bedrijf 4] is en daarmee indirect het gezamenlijk bezit is van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [ged.hfdz./eis.vrijw.] , zoals oorspronkelijk bedoeld; hieronder valt ook het door [ged.hfdz./eis.vrijw.] op persoonlijke titel aangevraagde octrooi omtrent de [naam werktuigdrager] .
Tevens brengen partijen de lusten en lasten in van het lopende EFRO-project [naam werktuigdrager] , hiermee wordt dan tevens de aangevraagde subsidie ingebracht, de gepleegde en nog te plegen inkopen, de verrichten werkzaamheden door partijen en de lopende contracten/opdrachten onder deze naam en daarmee ook de winst of het verlies op dit project een en ander volgens de afspraken die in de genoemde samenwerkingsovereenkomst (d.d. 08-05-2013) zijn gemaakt.
2.9.
Op 8 juni 2016 is een algemene vergadering gehouden van de aandeelhouders van [bedrijf 4] waarbij haar bestuurders en middellijk aandeelhouders [betrokkene 1] , [ged.hfdz./eis.vrijw.] en [betrokkene 2] aanwezig waren. De vergadering heeft toen unaniem besloten dat de samenwerking, die toen vanwege de subsidievoorwaarde nog voornamelijk buiten [bedrijf 4] vorm kreeg, inclusief de nog altijd door [ged.hfdz./eis.vrijw.] gehouden intellectuele eigendom aangaande [naam werktuigdrager] na afronding van de EFRO-projecten zou worden ingebracht in [bedrijf 4] . Ook is besloten dat door [bedrijf 5] gehouden stemgerechtigde aandelen in [bedrijf 4] zouden worden overgedragen aan [ged.vrijw.] naar evenredigheid van de eveneens door [bedrijf 5] aan [ged.vrijw.] over te dragen aandelen zonder stemrecht. Hierdoor zou [ged.vrijw.] een meerderheid van stemmen verkrijgen, hetgeen recht zou doen aan de verhoudingen in de samenwerking.
2.10.
In 2016 heeft [bedrijf 5] alle aandelen die zij hield in [bedrijf 4] met instemming van [ged.hfdz./eis.vrijw.] verkocht en geleverd aan [eis.hfdz. 1] . Hierdoor werd 30,5% van de aandelen in [bedrijf 4] gehouden door [bedrijf 1] en 69,5% door [eis.hfdz. 1] .
2.11.
Op 4 augustus 2017 heeft [ged.vrijw.] mede ten behoeve van de ontwikkeling van de [naam werktuigdrager] een subsidieaanvraag ingediend. Deze bijdrage (verder: E&P -subsidie) is verleend,voor in totaal een bedrag van ongeveer € 2.300.000,00. In de indicatieve begroting bij de aanvraag, pagina 87, blijkt dat voor [ged.vrijw.] in totaal een bedrag van € 1.137.402,96 is begroot. De E&P-subsidie voor [ged.vrijw.] bedroeg ten hoogste 69% van dit bedrag.
2.12.
Op 21 september 2017 heeft de fiscalist en accountant van [betrokkene 1] per e-mail in concept een stappenplan aan partijen gestuurd. Hierop heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] op 27 september 2017 onder meer het volgende geantwoord:
Ik ga ervan uit dat op de uiteindelijke balans van [eis.hfdz. 2] -Nieuw de verhouding tussen [eis.hfdz. 1] en [bedrijf 1] 69,5 : 30,5 & blijft (…).
2.13.
Vervolgens heeft [eis.hfdz. 1] [eis.hfdz. 2] opgericht, waarin [ged.vrijw.] op 4 december 2017 haar rechten en plichten uit de samenwerking heeft ingebracht. Dit was de eerste stap uit een 5-stappenplan voor herstructurering van de vennootschappen van [betrokkene 1] en [ged.hfdz./eis.vrijw.] , dat de accountant en fiscalist van [betrokkene 1] had opgesteld. Als stap 2 was voorzien dat [eis.hfdz. 2] [bedrijf 2] zou kopen. Stap 3 was dat de aandelen van [bedrijf 1] in [bedrijf 4] aan [eis.hfdz. 1] zouden worden overgedragen. Stap 4 dat [bedrijf 4] en [eis.hfdz. 2] zouden fuseren en stap 5 dat [bedrijf 1] 30,5% van de aandelen in [eis.hfdz. 2] zou verkrijgen. Na afronding van deze stappen zouden dus de activiteiten in verband met de [naam werktuigdrager] plaatsvinden in [eis.hfdz. 2] en niet meer in de aandeelhouders van [bedrijf 4] .
2.14.
Op 27 december 2017 hebben [eis.hfdz. 1] , [bedrijf 4] , [eis.hfdz. 2] , [ged.hfdz./eis.vrijw.] in privé, [bedrijf 1] en [bedrijf 2] hiertoe een overeenkomst gesloten met betrekking tot [eis.hfdz. 2] (Holding). De overeenkomst is in een akte vastgelegd. Uit deze akte wordt geciteerd:
Koop en verkoop:
  • [bedrijf 1] verkoopt al haar aandelen in [bedrijf 2] aan [eis.hfdz. 2] . voor een koopprijs van twee honderd veertien duizend euro (€ 214.000,00). [eis.hfdz. 2] . koopt deze aandelen. (…);
  • [bedrijf 1] verkoopt tevens al haar aandelen in [bedrijf 4] aan [eis.hfdz. 1] voor een koopprijs van drie honderd vijf euro (€ 305,00). [eis.hfdz. 1] koopt deze aandelen (…).
Herstructurering [eis.hfdz. 2] .
Beide koopovereenkomsten en leveringen van aandelen houden verband met een algehele herstructurering bij [eis.hfdz. 2] . Daartoe zal medio tweeduizendachttien een juridische fusie tussen [eis.hfdz. 2] . als verkrijgende vennootschap en [bedrijf 4] als verdwijnende vennootschap plaatsvinden. Gelijk na het effectueren van deze juridische fusie zal [bedrijf 1] eenzelfde belang in [eis.hfdz. 2] . verkrijgen als zij thans heeft in [bedrijf 4] Bij dit belang worden de stemrechtloze en gewone aandelen in [bedrijf 4] als eenzelfde soort aandelen gezien, zodat aan [bedrijf 1] uiteindelijk dertig en een half procent (30,5%) van de aandelen [eis.hfdz. 2] . verkrijgt.
Ontbindende voorwaarde
In verband met het vorenstaande vinden de koop en verkoop en de levering van de aandelen [bedrijf 2] en van de aandelen [bedrijf 4] plaats onder de ontbindende voorwaarde dat [bedrijf 1] , dan wel een door haar nader te noemen derde (over welke derde de zeggenschap en het bestuur direct dan wel indirect enkel en alleen bij de heer [ged.hfdz./eis.vrijw.] dient te liggen) niet uiterlijk op het moment dat de fusie tussen [bedrijf 4] en [eis.hfdz. 2] . geëffectueerd wordt, dertig procent (30%) van de aandelen in [eis.hfdz. 2] . heeft gekregen.
De heer [ged.hfdz./eis.vrijw.] dan wel een aan hem gelieerde onderneming is verplicht om, voordat [bedrijf 1] de aandelen in [eis.hfdz. 2] . krijgt, eerst alle rechten en overeenkomsten, waaronder onder meer begrepen octrooien en IP-licenties die betrekking hebben op de activiteiten die door [bedrijf 4] en/of [eis.hfdz. 2] . worden uitgeoefend (welke rechten, overeenkomsten, octrooien en licenties
en dergelijke aan partijen genoegzaam bekend zijn en waarvan zij geen nadere omschrijving ver1angen), over te dragen aan [eis.hfdz. 2] ., onder verplichting voor laatstgenoemde om de daaraan gerelateerde verplichtingen over te nemen.
Vervallen van ontbindende voorwaarde
De ontbindende voorwaarde is niet van toepassing (zodat de aandelenoverdrachten [bedrijf 2] en [bedrijf 4] onvoorwaardelijk worden):
(..)
- indien de heer [ged.hfdz./eis.vrijw.] dan wel een aan hem gelieerde onderneming niet uiterlijk op het moment dat de juridische fusie tussen [bedrijf 4] en [eis.hfdz. 2] . geëffectueerd wordt aan voormelde verplichting heeft voldaan, zulks ter beoordeling van [eis.hfdz. 2] . en ongeacht of dit niet voldoen te wijten is aan de heer Van der Ham dan wel een aan hem gelieerde onderneming;
(…)
Boete
Als een partij met de nakoming van een of meer van vorenstaande verbintenissen in verzuim is, zal die partij terstond en zonder enige formaliteit aan de desbetreffende wederpartij een boete verbeuren van eenhonderd duizend euro (€ 100.000,00) voor elke overtreding, onverminderd het recht van laatstgenoemde partij daarnaast op nakoming dan wel op volledige vergoeding van de door die partij geleden schade. Het recht tot opeising van de boete vervalt één jaar nadat de wederpartij kennis heeft genomen van de overtreding door een partij van een van de bepalingen van deze overeenkomst en eerstbedoelde partij op dat moment nog geen enkele invorderingsmaatregel heeft genomen.
2.15.
Op 27 december 2017 heeft [bedrijf 1] , conform de akte van diezelfde dag, haar aandelen in [bedrijf 2] verkocht en geleverd aan [eis.hfdz. 2] en tevens haar aandelen in [bedrijf 4] verkocht en geleverd aan [eis.hfdz. 1] .
2.16.
Op 27 december 2018 hebben [betrokkene 1] en [ged.hfdz./eis.vrijw.] de notaris bezocht. Anders dan in de akte van 27 december 2017 is voorzien heeft [bedrijf 1] toen de overdracht van de afgesproken 30,5% van de aandelen in [eis.hfdz. 2] aan haar geweigerd en heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] niet alle rechten en overeenkomsten, waaronder onder meer begrepen octrooien en IP-licenties die betrekking hebben op de activiteiten die door [bedrijf 4] en/of [eis.hfdz. 2] worden uitgeoefend (verder: de IE-rechten), aan [eis.hfdz. 2] overgedragen. Wel heeft toen de voorziene fusie van [bedrijf 4] en [eis.hfdz. 2] plaatsgevonden, met [eis.hfdz. 2] als verkrijgende vennootschap.
2.17.
Op 31 december 2018 hebben [eis.hfdz. 1] , [eis.hfdz. 2] , [ged.hfdz./eis.vrijw.] in privé en [bedrijf 1] bij de notaris een nadere overeenkomst met betrekking tot [eis.hfdz. 2] gesloten. In de daarvan opgemaakte akte is vermeld dat deze partijen verklaren:
- dat zij op 27 december 2017, mede in andere hoedanigheden, een overeenkomst met elkaar hebben gesloten;
- dat de juridische fusie waarover in deze overeenkomst wordt gesproken, inmiddels geëffectueerd is;
- dat de licenties en octrooien waarover in de overeenkomst wordt gesproken nog niet overgedragen/ingebracht zijn;
- dat de uitgifte van aandelen [eis.hfdz. 2] . aan [bedrijf 1] op dit moment nog niet gerealiseerd is;
- dat zij, als wijziging op deze overeenkomst, bij deze overeenkomen dat zij de uitgifte van de aandelen en daarmee de uitwerking van de overeenkomst van 27 december 2017 uitstellen tot uiterlijk 30 juni 2019, teneinde een structuur te realiseren zoals door partijen handmatig aangegeven op een aan deze akte gehecht en door partijen ondertekenen bijlage;
- dat de ontbindende voorwaarde die in de overeenkomst vermeld staat, niet in werking is getreden.
2.18.
Op de door [ged.hfdz./eis.vrijw.] handgeschreven bijlage bij deze akte van 31 december 2018 is vermeld: “intentie verklaring om deze weg te gaan”. In een blokje onder ‘ [eis.hfdz. 2] BV’ staat bij “OH” vermeld “30,5- 49,5 ??” bij “BK” een getal van 30,5. [ged.hfdz./eis.vrijw.] en diens broer staan bij “directie” vermeld, waarachter [betrokkene 1] vraagtekens heeft geplaatst. Verder is de opmerking van [betrokkene 1] genoteerd: “waarom zou ik zeggenschap afstaan als aandelen nog niet over zijn” en is vermeld dat op 11 januari 2019 de concept-statuten van [eis.hfdz. 2] een afrekensom alsmede de verhouding van aandelen en een akkoord op de weg daarheen, gerealiseerd moeten zijn. Op 18 januari 2019 moesten werkplan en directie gereed zijn.
2.19.
[bedrijf 1] , [ged.vrijw.] en [ged.hfdz./eis.vrijw.] hebben een detacheringsovereenkomst gesloten op basis waarvan [bedrijf 1] met ingang van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 [ged.hfdz./eis.vrijw.] aan [ged.vrijw.] zou uitlenen om werkzaamheden ten behoeve van de [naam werktuigdrager] te verrichten. [ged.vrijw.] heeft facturen van [bedrijf 1] uit hoofde van deze overeenkomst onbetaald gelaten.
2.20.
Bij brief van 27 juni 2019 heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] aan [eis.hfdz. 1] bericht dat hij de ontbindende voorwaarde inroept uit de akte van 27 december 2017 zoals ‘herhaald’ bij akte van 31 december 2018 en voorts dat hij zijn intellectuele eigendom niet zal inbrengen in [eis.hfdz. 2] .
2.21.
Op 10 september 2019 heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] de IE-rechten overgedragen aan [bedrijf 6] [ged.hfdz./eis.vrijw.] was middellijk bestuurder en aandeelhouder van deze vennootschap.
2.22.
Bij exploot van 24 september 2019 is aan [ged.hfdz./eis.vrijw.] een brief van 23 september 2019 van onder meer [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] aan onder meer [ged.hfdz./eis.vrijw.] betekend. In randnummer 47 van deze brief staat dat [eis.hfdz. 2] aanspraak maakt op de contractuele boete van € 100.000,00 en wordt [ged.hfdz./eis.vrijw.] tot betaling van dit bedrag gesommeerd.
2.23.
Bij vonnis van 1 mei 2020 is [bedrijf 6] op haar eigen aangifte in staat van faillissement verklaard. [bedrijf 7] heeft de activa van de failliet, inclusief haar intellectuele eigendom, van de curator gekocht. [bedrijf 7] is opgericht door de broer van [ged.hfdz./eis.vrijw.] . [ged.hfdz./eis.vrijw.] was werkzaam voor [bedrijf 7] , dat op 22 november 2022 in staat van faillissement is verklaard.
2.24.
De IE-rechten zijn tot op heden niet aan [eis.hfdz. 2] overgedragen en evenmin heeft [bedrijf 1] aandelen in [eis.hfdz. 2] verkregen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
[eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] vorderen dat de rechtbank:
  • voor recht zal verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van 27 december 2017 gedeeltelijk is ontbonden en wel voor wat betreft de bindendadviesclausule die daarin onder het hoofdje “Geschillen / benoeming adviseur” is opgenomen, althans die overeenkomst op dat punt gedeeltelijk zal ontbinden,
  • voor recht zal verklaren dat deze overeenkomst voor het overige tussen partijen van kracht is,
  • [ged.hfdz./eis.vrijw.] zal veroordelen om krachtens de boetclausule in deze overeenkomst een bedrag van € 100.000,00 aan [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over adt bedrag vanaf 27 juni 2019 tot de dag van volledige betaling,
  • [ged.hfdz./eis.vrijw.] zal veroordelen om aan [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] de schade te vergoeden die zij hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de in de dagvaarding en meer in het bijzonder ook op productie 13 en 15 omschreven toerekenbare tekortkoming(en) en onrechtmatige gedraging(en) van [ged.hfdz./eis.vrijw.] , nader op te maken bij staat,
met veroordeling van [ged.hfdz./eis.vrijw.] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] leggen aan de gevorderde veroordelingen kort gezegd het volgende ten grondslag. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft verzuimd, conform de overeenkomst van 27 december 2017, de IE-rechten over te dragen aan [eis.hfdz. 2] en heeft daarom de boete van € 100.000,00 uit deze overeenkomst verbeurd. [ged.hfdz./eis.vrijw.] is bovendien gehouden de schade te vergoeden die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] lijden als gevolg van het uitblijven van deze overdracht en ook als gevolg van tekortkomingen in de nakoming van andere verplichtingen van [ged.hfdz./eis.vrijw.] , te weten het bieden van toegang aan [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] tot de cloud-omgeving, de e-mailadressen en het beheer van de website van [eis.hfdz. 2] , en zich niet te afficheren als (directeur van) [eis.hfdz. 2] , het Europen Patent Office niet onjuist te informeren en zich niet ervan te onthouden [eis.hfdz. 2] concurrentie aan te doen, welke overige tekortkomingen bovendien ook kwalificeren als onrechtmatig handelen door [ged.hfdz./eis.vrijw.] jegens [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] . [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] vorderen verwijzing naar de schadestaat, omdat zij de schade die gevolg is van deze tekortkomingen c.q. van dit onrechtmatig handelen nog niet kunnen begroten, aldus [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] .
3.3.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] voert als bevrijdend verweer dat de overeenkomst van 27 december 2019 is ontbonden. [eis.hfdz. 1] heeft de volgorde van het stappenplan veranderd door eerst de fusie te effectueren voordat de IE-rechten waren ingebracht. De ontbindende voorwaarde is hierdoor door toedoen van [eis.hfdz. 1] niet vervuld, waardoor deze op de voet van art. 6:23 lid 1 BW wel als vervuld moet worden beschouwd. [ged.hfdz./eis.vrijw.] stelt daarnaast dat partijen met de nadere overeenkomst van 31 december 2018 in onderhandeling waren getreden over nieuwe afspraken, waarover partijen geen overeenstemming hebben gekregen. De overeenkomst van 27 december 2017 is daarom verlaten, althans het is onaanvaardbaar om [ged.hfdz./eis.vrijw.] aan zijn inbrengverplichting te houden zolang partijen nog geen overeenstemming hebben bereikt over die nieuwe afspraken. Tot slot doet [ged.hfdz./eis.vrijw.] een beroep op matiging van de contractuele boete.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.5.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] vordert dat de rechtbank [ged.vrijw.] zal veroordelen om aan [ged.hfdz./eis.vrijw.] te betalen al hetgeen waartoe [ged.hfdz./eis.vrijw.] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [ged.vrijw.] in de proceskosten, inclusief de nakosten, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (de 15e dag na dagtekening van) dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.6.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] baseert zijn vordering daarop dat [ged.vrijw.] onrechtmatig jegens [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft gehandeld door in de samenwerking belemmeringen op te werpen en deze samenwerking op sommige fronten onmogelijk te maken. Concreet verwijt [ged.hfdz./eis.vrijw.] [ged.vrijw.] dat zij de E&P-subsidie onrechtmatig heeft aangewend door niet in de samenwerking gemaakte kosten wel ten laste te brengen van deze subsidie en voorts dat zij een tegemoetkoming in de loonkosten in de samenwerking op basis van de fiscale WBSO-regeling niet ten bate van de samenwerking heeft aangewend. Bovendien heeft [ged.vrijw.] arbeidsovereeenkomsten met werknemers in de samenwerking niet verlengd en de uitbetaling van detacheringsvergoedingen aan [bedrijf 1] en het accorderen van inkooporders ten onrechte geweigerd. [ged.vrijw.] heeft het zodoende zelf daarheen geleid dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] de IE-rechten niet heeft ingebracht en de ontbindende voorwaarde heeft ingeroepen, zodat [ged.vrijw.] de boete en de schade moet betalen, aldus [ged.hfdz./eis.vrijw.] .
3.7.
[ged.vrijw.] betwist de vorderingen van [ged.hfdz./eis.vrijw.] .
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
Ontbinding van de bindendadviesclausule?
4.1.
De akte van 27 december 2017 bevat het beding dat geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst bij wijze van bindend advies zullen worden beslecht. De vorderingen voor recht te verklaren dat deze clausule is ontbonden, althans deze clausule te ontbinden, en voorts voor recht te verklaren dat de overeenkomst voor het overige tussen partijen van kracht blijft, is erop gericht bevoegdheid van deze rechtbank zeker te stellen.
4.2.
In vervolg op de inleidende dagvaarding in deze procedure heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] een bevoegdheidsincident opgeworpen, waarna de rechtbank bij vonnis van 2 december 2020 [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het gerechtshof heeft in het hierop door [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] ingestelde hoger beroep vervolgens beslist dat, ondanks de bindendadviesclausule, berechting van deze zaak door de gewone burgerlijke rechter is aangewezen. Het heeft in het midden gelaten of daarvoor ontbinding van de bindend adviesclausule nodig is, omdat dit niet tot een ander resultaat zou leiden.
4.3.
De rechtbank is aldus hoe dan ook bevoegd om deze zaak te behandelen. Iedere onduidelijkheid over de bevoegdheid van de burgerlijke rechter bij eventuele toekomstige geschillen tussen partijen over deze overeenkomst is met de beslissing van het hof bovendien weggenomen. Bij deze stand van zaken hebben [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] geen belang bij deze rechtsvorderingen. De vorderingen zullen worden afgewezen op de voet van art. 3:303 BW.
Is de contractuele boete verbeurd?
4.4.
Een partij verbeurt de boete uit de akte van 27 december 2017 als deze partij met de nakoming van een of meer in deze akte bedoelde verbintenissen in verzuim is. De akte bevat de verbintenis van [ged.hfdz./eis.vrijw.] om de IE-rechten aan [eis.hfdz. 2] over te dragen. Dat heeft hij niet gedaan. [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] stellen dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] in verzuim is met de nakoming van deze verplichting en daarom de contractuele boete verschuldigd is.
4.5.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] betwist dat hij met de nakoming van deze verplichting in verzuim is en daarom de contractuele boete heeft verbeurd. Volgens [ged.hfdz./eis.vrijw.] was zijn inbrengverplichting afhankelijk van nog te bereiken overeenstemming over de zeggenschap, over de winstrechten en dan met name de aandelenverhouding tussen [eis.hfdz. 1] en [bedrijf 1] , en over de statuten van [eis.hfdz. 2] . [eis.hfdz. 1] heeft het bereiken van deze overeenstemming doorkruist door [bedrijf 4] en [eis.hfdz. 2] op 27 december 2018 te laten fuseren en heeft daarmee eenzijdig de ontbindende voorwaarde doen vervallen op de grond dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] de IE-rechten niet voor de fusie heeft ingebracht. Door aldus, als belanghebbende bij de niet-vervulling, de vervulling te beletten van de ontbindende voorwaarde dat [bedrijf 1] niet uiterlijk op het moment van de fusie aandelen in [eis.hfdz. 2] verkreeg, geldt deze voorwaarde op grond van art. 6:23 lid 1 BW als vervuld. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft dan ook terecht de ontbindende voorwaarde ingeroepen, waarmee zijn inbrengverplichting is vervallen, zodat hij in de nakoming daarvan niet in verzuim is geraakt, aldus [ged.hfdz./eis.vrijw.] .
4.6.
In dit verband is het volgende van belang. Na de fusie hebben partijen en [bedrijf 1] een nadere overeenkomst gesloten waarin zij verklaren dat de ontbindende voorwaarde niet in werking is getreden. Voor zover de ontbindende voorwaarde toen vanwege de fusie en het uitblijven van de overdracht van aandelen aan [bedrijf 1] als vervuld te gelden had, hetgeen [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] betwisten, hebben partijen dat rechtsgevolg dus verworpen. Met zijn betoog heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] daarom onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij in verzuim is met zijn inbrengverplichting.
4.7.
Niet gebleken is dat [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] hebben belet dat [bedrijf 1] uiterlijk op het moment van de fusie haar aandelen in [eis.hfdz. 2] zou verkrijgen. De beslissing tot deze fusie en de bepaling van het moment daarvan waren een jaar daarvoor al genomen in de akte van 27 december 2017. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft op de dag dat de fusie plaatsvond de levering van aandelen in [eis.hfdz. 2] aan [bedrijf 1] geweigerd. Aldus heeft hij zelf bewerkstelligd dat de fusie plaatsvond zonder dat de aandelen aan [bedrijf 1] warden geleverd. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat de omstandigheden waaronder de ontbindende voorwaarde kon worden ingeroepen zijn gewijzigd in de periode tussen het overeenkomen en het uitvoeren daarvan, te weten tussen 27 december 2017 en 27 december 2018. Zijn beroep op art. 6:23 lid 1 BW slaagt dan ook niet.
4.8.
Daarnaast geldt dat eveneens op 27 december 2018 is gebleken dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft geweigerd zijn IE-rechten in [eis.hfdz. 2] in te brengen. Ook als gevolg hiervan kan [ged.hfdz./eis.vrijw.] geen beroep meer doen op de ontbindende voorwaarde, zo volgt uit de akte van 27 december 2017.
4.9.
Dan is aan de orde of partijen en [bedrijf 1] met hun onderhandelingen na 27 december 2017 toen gemaakte afspraken hebben verlaten, zoals [ged.hfdz./eis.vrijw.] stelt en [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] betwisten. Deze afspraken zijn helder. Eerst zou [bedrijf 1] haar aandelen overdragen. Vervolgens moest [ged.hfdz./eis.vrijw.] de IE-rechten overdragen aan [eis.hfdz. 2] , waarna medio 2018 de fusie en direct daarna de levering van aandelen aan Bodemruim zouden plaatsvinden. Over de door [bedrijf 1] te verkrijgen aandelen in [eis.hfdz. 2] bestond ook overeenstemming, namelijk 30,5% zonder onderscheid in gewone en stemrechtloze aandelen. Dat [eis.hfdz. 1] aldus een meerderheid van de aandelen en een meerderheid van de stemmen in de werkmaatschappij zou verkrijgen, was al voorzien in de aandeelhoudersvergadering van 8 juni 2016, met dien verstande dat toen nog ervan werd uitgegaan dat [ged.vrijw.] de verkrijger zou zijn. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft dit uitgangspunt ten tijde van de onderhandelingen over het stappenplan nog eens bevestigd in zijn e-mail van 27 september 2017. Aldus is het uitgangspunt uit de akte van 8 mei 2013, dat de zeggenschap gelijkelijk over de samenwerkende partijen zou worden verdeeld, verlaten. Bovendien was de in die akte uit 2013 nog voorziene flexibele verdeling van winst en verlies naar rato van de inbreng ook vastgesteld op 30,5% voor [bedrijf 2] , waarvan de aandelen destijds nog (indirect) door [ged.hfdz./eis.vrijw.] werden gehouden.
4.10.
Vaststaat dat na de overdracht van de aandelen van [bedrijf 1] onenigheid is ontstaan over de verdere uitvoering van de afspraken. Volgens [ged.hfdz./eis.vrijw.] moest in de onderhandelingen die partijen en [bedrijf 1] toen zijn gaan voeren nog overeenstemming worden bereikt over de vier onderwerpen die op de bijlage bij de nadere overeenkomst van 31 december 2018 zijn vermeld, namelijk over de statuten van [eis.hfdz. 2] , over de financiële eindafrekening over het verleden, over het werkplan d.i. de taakverdeling en het directiestatuut en over de aandelenverhouding en dus de zeggenschap en winstverdeling.
4.11.
De overeenkomst van 27 december 2017 is niet gesloten onder de voorwaarde dat over de eerste drie onderwerpen overeenstemming is bereikt. De over het vierde onderwerp bereikte overeenstemming is in de akte van 27 december 2017 vermeld, zoals hiervoor is overwogen. Dan ligt niet voor de hand dat gehoudenheid verdere uitvoering te geven aan de op 27 december 2017 gemaakte afspraken ervan afhankelijk was dat over deze vier onderwerpen (opnieuw) overeenstemming zou worden bereikt.
4.12.
In de nadere overeenkomst van 31 december 2018 hebben partijen en [bedrijf 1] daarin ook niet voorzien. Blijkens de tekst is beoogd de overeenkomst van 27 december 2017 te wijzigen in die zin dat de uitwerking ervan werd uitgesteld tot uiterlijk 30 juni 2019. Dat is weliswaar gedaan om een structuur te realiseren zoals op de bijlage is aangegeven, maar deze bijlage vermeldt dat het een intentieverklaring betreft voor het gaan van een bepaalde weg, waaraan een tijdpad is gekoppeld voor de realisatie van de vier genoemde onderwerpen. Aldus is veeleer gelegenheid gecreëerd om, zoals [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] opwerpen, alsnog minnelijk uit de impasse te geraken die met het uitblijven van de afgesproken overdracht van de IE-rechten was ontstaan, dan dat, zoals [ged.hfdz./eis.vrijw.] stelt, de afspraken van 27 december 2017 op losse schroeven zijn gezet, in die zin dat aan gebondenheid aan deze afspraken alsnog de voorwaarde is verbonden dat partijen en [bedrijf 1] over de vier onderwerpen (opnieuw) overeenstemming zouden bereiken. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft ter staving van zijn standpunt geen feiten en omstandigheden aangedragen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Bewijslevering is dan niet aan de orde.
4.13.
De nadere overeenkomst doet dan ook geen afbreuk aan de overeengekomen verplichting van [ged.hfdz./eis.vrijw.] om de IE-rechten over te dragen. Zij gaf [ged.hfdz./eis.vrijw.] daartoe alleen extra tijd tot 30 juni 2019, zodat partijen en [bedrijf 1] in de tussentijd konden proberen de geschilpunten te regelen.
4.14.
Met zijn brief van 27 juni 2019 heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] aan [eis.hfdz. 1] laten weten dat hij zijn intellectuele eigendom niet zal inbrengen in [eis.hfdz. 2] . Daaruit moesten [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] afleiden dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] zou tekortschieten in zijn verplichting de IE-rechten over te dragen. Zoals in art. 6:83 aanhef en onder c BW is bepaald, treedt verzuim dan zonder ingebrekestelling in.
4.15.
De verplichting van [ged.hfdz./eis.vrijw.] om de IE-rechten over te dragen was dus tot 30 juni 2019 uitgesteld. Een redelijke uitleg van de boeteclausule in de overeenkomst van 27 december 2017 brengt dan mee dat eerst op het moment van ontvangst van de brief van 27 juni 2019 sprake was van kennisname door [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] van een overtreding door [ged.hfdz./eis.vrijw.] van een van de bepalingen van de overeenkomst van 27 december 2017, in de zin van deze clausule. De vervaltermijn van één jaar na 27 juni 2019 was dan ook niet verstreken toen [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] bij brief van 23 september 2019 aanspraak maakten op de contractuele boete. Dit is te beschouwen als een invorderingsmaatregel in de zin van de clausule. De echtgenote van [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft weliswaar de ontvangst van deze brief geweigerd, maar de deurwaarder heeft de brief vervolgens onmiddellijk per post verzonden en [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft de ontvangst ervan niet betwist.
4.16.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft nog gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] hem aan zijn inbrengverplichting houden. Voor zover [ged.hfdz./eis.vrijw.] dit erop baseert dat niet van hem verwacht kon worden de IE-rechten in te brengen terwijl nog volstrekt onduidelijk was welke winst- en zeggenschapsrechten [bedrijf 1] zou verwerven, kan de rechtbank hem daarin niet volgen. Zoals hiervoor in 4.9. is overwogen hadden partijen en [bedrijf 1] over zeggenschap en winstdeling in [eis.hfdz. 2] al afspraken gemaakt. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft gepoogd de afspraken te wijzgen, maar de onderhandelingen daarover zijn stukgelopen. Dit laatste is onvoldoende om gehoudenheid aan de inbrengverplichting onaanvaardbaar te achten.
4.17.
De conclusie is dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] de contractuele boete van € 100.000,00 heeft verbeurd.
Moet de boete worden gematigd?
4.18.
Een verbeurde boete kan worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit brengt mee dat matiging pas aan de orde is als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Op [ged.hfdz./eis.vrijw.] rusten stelplicht en zo nodig de bewijslast van tot matiging nopende feiten en omstandigheden, nu hij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, namelijk reductie van de verbeurde boete.
4.19.
Het boetebeding is opgenomen in een contract waarin de herstructurering van vennootschappen is geregeld, die voor het welslagen van de samenwerking noodzakelijk was. Weliswaar gold voor iedere tekortkoming dezelfde boete, maar de nakoming van iedere verbintenis uit het contract was voor het bereiken van de beoogde herstructurering even belangrijk. Dat sprake is van een eenheidsboete spreekt hier dus niet voor matiging.
4.20.
Met de samenwerking was een aanzienlijk geldelijk belang gemoeid, gelet op de verlening van aanzienlijke subsidies en de kennelijke marktpotentie van de [naam werktuigdrager] . Dat partijen tot nakoming van hun afspraken een forse prikkel hebben afgesproken is dan ook begrijpelijk. Tegen deze achtergrond heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] met zijn blote stelling dat [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] geen schade hebben geleden onvoldoende toegelicht dat een zodanige discrepantie tussen schade en boete bestaat dat matiging is aangewezen. Met zijn stelling dat [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] niet (deugdelijk) hebben onderbouwd dat zij schade hebben gelegen miskent [ged.hfdz./eis.vrijw.] bovendien dat het aan hem was om een wezenlijke discrepantie te onderbouwen. Dat heeft hij, zoals gezegd, niet gedaan.
4.21.
Ook als juist is dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] zoals hij zelf betoogt een minder ervaren en wellicht ook minder zakelijk ingestelde ondernemer is dan [betrokkene 1] en hij zich niet door een jurist heeft laten bijstaan bij het sluiten van de overeenkomst van 27 december 2017, volgt uit de gang van zaken dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] goed wist waar hij mee bezig was. Daarbij was voor [ged.hfdz./eis.vrijw.] van meet af aan duidelijk dat de IE-rechten zouden toekomen aan de samenwerkende partijen, later samengebracht in [eis.hfdz. 2] . Deze afspraak volgt al uit de eerste samenwerkingsovereenkomst uit 2012 en is nadien bij herhaling bevestigd. Op geen enkel moment heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] hiervan afstand gedaan. Ook vanwege deze omstandigheden kan dan niet worden gezegd dat toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Voor matiging van de boete ziet de rechtbank dus geen aanleiding.
4.22.
De vordering tot betaling van € 100.000,00 is dan ook toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2019, nu [ged.hfdz./eis.vrijw.] , zoals in de boeteclausule is bepaald, op dat moment terstond en zonder enige formaliteit de boete verschuldigd werd.
Hebben [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] recht op schadevergoeding?
4.23.
Het boetebeding laat een recht op schadevergoeding onverlet. Uit het voorgaande volgt dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] in verzuim is met de nakoming van zijn verbintenis de IE-rechten over te dragen aan [eis.hfdz. 2] . [ged.hfdz./eis.vrijw.] is dan, zoals [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] stellen, op de voet van art. 6:74 lid 1 BW verplicht de schade die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] daardoor lijden te vergoeden. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft dit laatste niet afzonderlijk betwist. De veroordeling tot vergoeding van schade die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] lijden als gevolg van deze tekortkoming is toewijsbaar.
4.24.
[eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] hebben ook andere gedragingen van [ged.hfdz./eis.vrijw.] als wanprestatie aangemerkt en gesteld dat deze gedragingen bovendien onrechtmatig zijn jegens [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] (randnummer 33 van de dagvaarding). Zij hebben voor een toelichting verwezen naar producties 13 en 15 bij de dagvaarding, in totaal 8 pagina’s die zij in randnummers 26 en 28 van het lichaam van de dagvaarding integraal hebben overgenomen. Daarin wordt [ged.hfdz./eis.vrijw.] een veelheid aan verwijten gemaakt over uiteenlopende (deel)onderwerpen. Bij de beoordeling zal de rechtbank aansluiten bij de twee overkoepelende gedragingen die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] , naast het tekortschieten in de inbreng van de IE-rechten, ter zitting hebben geformuleerd, te weten:
1) [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft zich de in het samenwerkingsverband met [eis.hfdz. 1] ontwikkelde octrooirechten (onder valse voorwendselen) toegeëigend en
2) [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft een vergelijkbare onderneming als [eis.hfdz. 2] opgericht en daarbij ook gebruik gemaakt van vrijwel dezelfde naam ( [eis.hfdz. 2] Tractors), de website van [eis.hfdz. 2] en de in het samenwerkingsverband met [eis.hfdz. 1] opgedane know how, om vervolgens met gebruikmaking van die onderneming de tractor verder te ontwikkelen en te vermarkten.
4.25.
Nu in de producties 13 en 15 wel wordt toegelicht waarom de gedragingen onrechtmatig zijn maar niet in welke specifieke verbintenissen [ged.hfdz./eis.vrijw.] door de gedragingen tekortschiet, zal de reachtbank de gestelde aansprakelijkheid op basis van art. 6:162 BW beoordelen. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft blijkens de conclusie van antwoord de stellingen van [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] ook zo begrepen.
4.26.
Of [ged.hfdz./eis.vrijw.] , zoals [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] , stellen, bewust de octrooiaanvragen op eigen naam heeft gedaan en het Europees Patentbureau na 27 juni 2019 heeft misleid om deze op naam van [bedrijf 6] te stellen, kan in het midden blijven. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft de octrooirechten niet overgedragen aan [eis.hfdz. 2] , maar aan een vennootschap buiten het samenwerkingsverband waarvan hij zelf middelijk bestuurder en aandeelhouder was. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft het aldus daarheen geleid dat [eis.hfdz. 2] achterbleef met een onderneming die, zonder recht op het gebruik van de octrooien, de kern van haar activiteiten niet meer kon ontplooien. Dat dit jegens [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] onzorgvuldig en daarom onrechtmatig is heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] enkel betwist door erop te wijzen dat hij de ontbindende voorwaarde heeft ingeroepen. Zoals hiervoor is overwogen bestond voor dit inroepen echter geen goede grond en bleef [ged.hfdz./eis.vrijw.] dus tegenover [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] gehouden de IE-rechten, waaronder de octrooirechten, aan [eis.hfdz. 2] over te dragen. Het verweer slaagt dus niet. De overdracht van de octrooien aan [bedrijf 6] , te beschouwen als het doen toe-eigenen van de octrooirechten door [ged.hfdz./eis.vrijw.] , is dan ook jegens [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] onrechtmatig. Daarbij kan in het midden blijven of dit nu wel of niet onder valse voorwendselen is gedaan. Aldus verstaan is de onder 1) bedoelde gedraging een onrechtmatige daad. De veroordeling tot vergoeding van schade die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad is toewijsbaar.
4.27.
De gedraging sub 2) komt erop neer dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] wordt verweten de in de samenwerking opgebouwde kennis, de e-maildressen die de samenwerking gebruikte en de website van de samenwerking, die [ged.hfdz./eis.vrijw.] allemaal beheerde, na 27 juni 2019 voor [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] onbereikbaar heeft gemaakt en heeft ingezet ten behoeve van de met de samenwerking concurrerende onderneming die hij toen in [bedrijf 6] is gaan exploiteren. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft dit feitelijk handelen niet betwist, maar wel dat hij aldus onrechtmatig jegens [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] heeft gehandeld. In dat verband geldt het volgende.
4.28.
Zoals gezegd bleef [ged.hfdz./eis.vrijw.] gehouden om de IE-rechten over te dragen aan [eis.hfdz. 2] en om vervolgens [bedrijf 1] de 30,5% aandelen in [eis.hfdz. 2] te laten afnemen. Door dat niet te doen en daarmee de samenwerking te staken, maar vervolgens wel de kennis, e-mailadressen en het beheer van de website van de samenwerking af te schermen voor [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] en in te zetten ten bate van zijn eigen, concurrerende onderneming, heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] onzorgvuldig en daarom onrechtmatig gehandeld jegens [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] .
Zijn suggestie dat enige kennis bij [ged.vrijw.] is achtergebleven doet daar onvoldoende aan af. Ook als juist is dat er kennis was waar [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] voor inbreng van de IE-rechten nog geen toegang toe mochten hebben en die [ged.hfdz./eis.vrijw.] daarom op goede gronden heeft afgeschermd, zoals [ged.hfdz./eis.vrijw.] stelt en [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] betwisten, geldt [ged.hfdz./eis.vrijw.] hier niet aan kon vasthouden. De herstructurering en de verplichting de IE-rechten in te brengen waren er immers juist op gericht [eis.hfdz. 2] eigenaar te maken van de kennis die zij voor de door haar te drijven onderneming nodig had. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft dat gedwarsboomd en is de kennis ten bate zijn eigen concurrerende onderneming gaan inzetten. Aldus verstaan is de onder 2) bedoelde gedraging een onrechtmatige daad. De veroordeling tot vergoeding van schade die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad is toewijsbaar.
4.29.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft verder betwist dat [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] schade hebben geleden. [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] hebben de schade die zij als gevolg van de tekortkoming en het onrechtmatige handelen van [ged.hfdz./eis.vrijw.] lijden niet concreet toegelicht, maar wel gesteld dat het gaat om waardeloos geworden investeringen, rentelasten en winstderving en om (de kosten van incasso van) (buitengerechtelijke) kosten ter begroting en incasso van de schadevergoeding. Het tekortschieten en het onrechtmatig handelen hebben ertoe geleid dat een kostbare samenwerking met kennelijk aanzienlijke marktpotentie niet, zoals voorzien, kon worden voortgezet in de door [eis.hfdz. 2] te drijven onderneming en investeringen in die samenwerking dus niet konden worden terugverdiend door die onderneming. Tegen deze achtergrond hebben [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] voldoende toegelicht dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden, aannemelijk is.
4.30.
Thans is onvoldoende gesteld of komen vast te staan om [ged.hfdz./eis.vrijw.] te kunnen veroordelen tot vergoeding van een bepaald bedrag aan schadevergoeding. Directe begroting van de schade is dan niet mogelijk; daarvoor zou gelegenheid tot uitvoerige instructie moeten worden gegeven. Dat betekent, anders dan [ged.hfdz./eis.vrijw.] opwerpt, echter niet dat de gevorderde veroordeling tot schadevergoeding moet worden afgewezen omdat onvoldoende is toegelicht dat schade wordt geleden. Het systeem van art. 612 Rv is er juist op gericht mogelijk te maken dat in gevallen als het onderhavige, waarin zowel de aansprakelijkheid als het bedrag van de schade wordt betwist, het debat voorshands wordt beperkt tot de aansprakelijkheidsvraag (vgl. Hoge Raad 21 december 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AG4926). Dat [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] mogelijk voldoende tijd hebben gehad om de omvang van de schade toe te lichten doet daaraaan niet af. De gevorderde verwijzing naar de schadestaat is toewijsbaar.
Afronding
4.31.
Nu de rechtbank haar beslissing niet ten nadele van [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] baseert op de producties O tot en met T die [ged.hfdz./eis.vrijw.] laattijdig in het geding heeft gebracht, bestaat geen aanleiding [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] in de gelegenheid te stellen zich over deze bescheiden uit te laten.
4.32.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de nog niet geliquideerde kosten van het vrijwaringsincident, in totaal aan de zijde van [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] op basis van het toegewezen bedrag begroot op:
- 1 e dagvaarding € 86,85
- 2 e dagvaarding € 103,33
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat € ‭
4.358‬,00(2 punten tarief € 1.880,- + 1 punt tarief € 598,-)‬‬‬‬
Totaal € ‭‭‬‬‬‬‬‬6.590,18‬‬‬‬
in de vrijwaringszaak
4.33.
[ged.vrijw.] heeft de concrete verwijten die [ged.hfdz./eis.vrijw.] haar maakt ter onderbouwing van zijn stelling dat haar onrechtmatige handelen hem ertoe heeft genoopt de IE-rechten niet in te brengen en de ontbindende voorwaarde in te roepen, in de conclusie van antwoord puntsgewijs gemotiveerd en gedocumenteerd betwist. In het licht van deze degelijk onderbouwde betwisting heeft [ged.hfdz./eis.vrijw.] zijn stellingen niet meer voldoende toegelicht. Het is gebleven bij een herhaling van zijn stellingen ter zitting. Voor bewijslevering is dan geen plaats. Reeds om deze reden is de vordering niet toewijsbaar.
4.34.
Voor zover [ged.hfdz./eis.vrijw.] het niet opnieuw bereiken van overeenstemming over zeggenschap en winstdeling in [eis.hfdz. 2] aan zijn vordering ten grondslag legt, kan de rechtbank hem daarin niet volgen. Hij voerde de onderhandelingen in dat verband niet met [ged.vrijw.] , maar met [eis.hfdz. 1] , die de aandelen in [eis.hfdz. 2] hield. [ged.vrijw.] was bovendien geen partij bij de akte uit 2017. [ged.vrijw.] valt daarom in dit verband niets te verwijten.
4.35.
Bovendien was [ged.hfdz./eis.vrijw.] niet in privé partij bij de samenwerking. Dat was aanvankelijk [bedrijf 2] en later [bedrijf 1] . De [ged.vrijw.] verweten gedragingen zijn dus, indien al juist, in beginsel hooguit tegenover deze partijen onzorgvuldig te achten. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft niet toegelicht waarom die gedragingen (ook) onrechtmatig zouden zijn jegens hem als (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Een vrijwaringsverplichting van [ged.vrijw.] tegenover [ged.hfdz./eis.vrijw.] kan dan niet worden vastgesteld.
4.36.
Hier komt bij dat niet valt in te zien dat het daadwerkelijk de [ged.vrijw.] verweten gedragingen zijn geweest die [ged.hfdz./eis.vrijw.] ertoe hebben bewogen de IE-rechten niet in te brengen en de ontbindende voorwaarde in te roepen. Volgens [ged.hfdz./eis.vrijw.] was het, blijkens zijn brief van 27 juni 2019, in de eerste plaats de voortijdige fusie van [bedrijf 4] en [eis.hfdz. 2] , het dreigende verlies aan zeggenschap en winstdeling in [eis.hfdz. 2] en de onenigheid met [eis.hfdz. 1] die hem daartoe hebben doen besluiten. [ged.hfdz./eis.vrijw.] heeft onvoldoende toegelicht dat het gestelde handelen van [ged.vrijw.] op dat besluit van wezenlijke invloed is geweest. In dat handelen kan dat geen grond worden gevonden aan te nemen dat [ged.vrijw.] [ged.hfdz./eis.vrijw.] moet vrijwaren van de boete en de schadevergoeding.
4.37.
Het gevorderde is derhalve om meerdere redenen niet toewijsbaar.
4.38.
Bij deze stand van zaken behoeft geen bespreking het verweer van [ged.vrijw.] dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] in de dagvaarding niet volledig en naar waarheid de buiten rechte tegen zijn eis aangevoerde verweren en gronden daarvoor heeft vermeld, en aldus zijn recht om nog in te gaan op het verweer van [ged.vrijw.] heeft verspeeld.
4.39.
[ged.hfdz./eis.vrijw.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ged.vrijw.] worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
3.760,00(2 punten × tarief € 1.880,00)
Totaal € 5.802,00

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt [ged.hfdz./eis.vrijw.] om aan [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] te betalen een bedrag van € 100.000,00 (éénhonderdduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 27 juni 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [ged.hfdz./eis.vrijw.] om aan [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] te vergoeden de schade, nader op te maken bij staat, die [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de hiervoor in 4.23. omschreven tekortkoming en de hiervoor in 4.26. en 4.28. omschreven onrechtmatige gedragingen van [ged.hfdz./eis.vrijw.] ,
5.3.
veroordeelt [ged.hfdz./eis.vrijw.] in de kosten van de hoofdzaak en het vrijwaringsincident, aan de zijde van [eis.hfdz. 1] en [eis.hfdz. 2] tot op heden begroot op €‭‭‬‬‬‬‬‬ 6.590,18,‬‬‬‬
5.4.
veroordeelt [ged.hfdz./eis.vrijw.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged.hfdz./eis.vrijw.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [ged.hfdz./eis.vrijw.] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.vrijw.] tot op heden begroot op € 5.802,00,
5.9.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.