ECLI:NL:RBGEL:2023:5166

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/05/408231 / HZ ZA 22-266
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout notaris en schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de rechtbank op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een notaris. De eiser had de notaris aangeklaagd wegens een beroepsfout die zou hebben geleid tot schade. De rechtbank oordeelde dat de eiser voldoende bewijs had geleverd dat hij schade had geleden als gevolg van de beroepsfout van de notaris. De eiser stelde dat hij door de fout van de notaris een bedrag van € 125.000,00 misliep, dat hij als separatist uit het faillissement had kunnen ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de notaris aansprakelijk was voor deze schade en dat de eiser recht had op schadevergoeding.

In reconventie voerde de notaris aan dat er een betalingsregeling was getroffen, waarbij de eiser had beloofd geen tuchtklacht in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de notaris in haar bewijsopdracht was geslaagd en dat de eiser tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Hierdoor werd de betalingsregeling ontbonden en moest de eiser het ontvangen bedrag van € 11.165,00 terugbetalen aan de notaris. De rechtbank wees ook de vordering van de notaris tot schadevergoeding van € 16.003,97 toe, die voortvloeide uit de tekortkoming van de eiser.

De rechtbank concludeerde dat de notaris grotendeels ongelijk had gekregen en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiser. De uitspraak bevatte ook bepalingen over wettelijke rente en nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/408231 / HZ ZA 22-266
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
[eis.conv./verw.reconv.],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis.conv./verw.reconv.] ,
advocaat: mr. R.L.G.J. Eikelboom te Maastricht,
tegen
[ged.conv./eis.conv.],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de notaris,
advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2023 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte (bewijs), tevens houdende opgave getuigen, opgave verhinderdata en indienen producties (23 t/m 28) van [eis.conv./verw.reconv.]
- de akte na tussenvonnis van de notaris
- de akte uitlaten, tevens houdende productie 29 van [eis.conv./verw.reconv.]
- de antwoordakte na tussenvonnis van de notaris.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
De bewijsopdracht
2.1.
Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank [eis.conv./verw.reconv.] opgedragen te bewijzen dat hij als gevolg van de beroepsfout van de notaris schade heeft geleden.
2.2.
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft [eis.conv./verw.reconv.] een akte genomen. Daarin zet hij nogmaals de gang van zaken rond de hypotheekakte en de daarin door de notaris gemaakte fout uiteen. [eis.conv./verw.reconv.] betoogt nogmaals dat als de notaris geen beroepsfout had gemaakt, hij zijn separatistenpositie zou hebben behouden en na verkoop van de woning een bedrag van € 125.000,00 aan hem zou zijn uitgekeerd. Subsidiair zou [eis.conv./verw.reconv.] dan naar eigen zeggen € 118.696,62 hebben ontvangen, te weten het bedrag dat staat vermeld op de nota van afrekening van notaris [notaris 2] . De schade bestaat volgens [eis.conv./verw.reconv.] ten eerste dan ook uit het als gevolg van de beroepsfout van de notaris misgelopen bedrag van € 125.000,00 althans € 118.696,62. Daarbij komt dan nog schade wegens advocaatkosten, die [eis.conv./verw.reconv.] heeft moeten maken om de notaris tot betaling te bewegen. Dit betreft een bedrag van € 11.950,57 inclusief btw. De totale schade bedraagt volgens [eis.conv./verw.reconv.] dus € 136.950,57. In het geval de vordering in reconventie van de notaris zou worden toegewezen, moet het schadebedrag nog worden verhoogd met het daarmee gepaard gaande bedrag van € 16.003,97, aldus [eis.conv./verw.reconv.] . Laatstgenoemd bedrag kwalificeert volgens hem ook als schade. Hij voert daartoe aan dat het gaat om de niet door zijn rechtsbijstandsverzekeraar vergoede kosten die hij heeft moeten maken in het kader van de door de notaris verzochte schadebeperkende actie, namelijk ten behoeve van rechtsbijstand in de kortgedingprocedure in 2020 die de curator heeft aangespannen.
2.3.
In haar antwoordakte na tussenvonnis herhaalt de notaris dat [eis.conv./verw.reconv.] volgens haar geen schade lijdt, omdat het tweede hypotheekrecht hoe dan ook paulianeus was geweest (en op grond van de buitengerechtelijke vernietiging door de curator zou zijn doorgehaald, zodat [eis.conv./verw.reconv.] dan in dezelfde situatie had verkeerd als wanneer de beroepsfout niet was gemaakt). In aanvulling daarop wijst de notaris erop dat [eis.conv./verw.reconv.] ter zitting in verband met de vaststellingsovereenkomst tussen hem en de curator heeft verklaard (zie tussenvonnis onder 4.7) dat er toen voldoende geld was voor Geldvoorelkaar, de (andere) schuldeisers en hemzelf. De notaris concludeert hieruit dat haar beroepsfout niet tot enige schade heeft geleid. Het is volgens haar immers onmogelijk dat enerzijds voldoende geld aanwezig is, waardoor geen schuldeisers worden benadeeld, en anderzijds [eis.conv./verw.reconv.] – zoals hij stelt – geld is misgelopen doordat het hypotheekrecht niet rechtsgeldig is gevestigd en hij door verlies van zijn positie als separatist een uitkering uit het faillissement misloopt.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is [eis.conv./verw.reconv.] erin geslaagd te bewijzen dat hij schade heeft geleden als gevolg van de beroepsfout van de notaris. [eis.conv./verw.reconv.] heeft voldoende onderbouwd dat, indien de notaris geen beroepsfout had gemaakt, het tweede hypotheekrecht rechtsgeldig zou zijn gevestigd en hij de beschikking zou hebben gehad over een hypothecaire zekerheid van € 125.000,00. Anders dan de notaris betoogt, was het tweede hypotheekrecht niet hoe dan ook paulianeus geweest. [eis.conv./verw.reconv.] heeft immers aangevoerd dat de grootste schuldeiser, Geldvoorelkaar, uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het verlenen van het hypotheekrecht ten gunste van [eis.conv./verw.reconv.] , zodat van benadeling van schuldeisers geen sprake is. De notaris heeft daartegen aangevoerd dat er naast Geldvoorelkaar ook nog andere schuldeisers waren, die nagenoeg volledig achter het net zouden hebben gevist als het hypotheekrecht ten gunste van [eis.conv./verw.reconv.] zou zijn gevestigd. [eis.conv./verw.reconv.] heeft in dit verband ter zitting echter verklaard dat als er geen kort geding zou zijn geweest waardoor de curator veel kosten heeft moeten maken (wat ook volgt uit productie 25 van [eis.conv./verw.reconv.] ), er voldoende geld zou zijn geweest voor Geldvoorelkaar, de (andere) schuldeisers en hemzelf. Schuldeisers werden dan dus niet benadeeld. De notaris heeft dit op zichzelf niet weersproken. Gelet hierop komt benadeling van schuldeisers niet vast te staan. Daarmee komt ook niet vast te staan dat het hypotheekrecht hoe dan ook paulianeus was geweest. Dit is ook in lijn met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst die de curator later met [eis.conv./verw.reconv.] heeft gesloten en met het eindverslag in het faillissement. Dit heeft [eis.conv./verw.reconv.] in zijn akte ook nog eens benadrukt. De notaris is hierop in haar antwoordakte niet meer ingegaan. Indien het hypotheekrecht rechtsgeldig zou zijn gevestigd, zou het in beginsel dus in stand zijn gebleven. Dit had dan geleid tot een uitkering van € 125.000,00 aan [eis.conv./verw.reconv.] als separatist. Als gevolg van de beroepsfout van de notaris is het hypotheekrecht echter niet rechtsgeldig gevestigd en is het doorgehaald, zodat [eis.conv./verw.reconv.] dit bedrag niet uitgekeerd heeft gekregen. Daardoor heeft hij schade geleden. Voor zover de notaris zich beroept op een tegenstrijdigheid in de stellingen van [eis.conv./verw.reconv.] – omdat hij stelt dat (geen sprake is van benadeling van schuldeisers omdat) er voldoende geld was, maar ook dat hij een uitkering uit het faillissement misloopt doordat het hypotheekrecht niet rechtsgeldig is gevestigd, zie hierboven 2.3 – gaat de rechtbank daar niet in mee. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eis.conv./verw.reconv.] namelijk zo, dat er destijds voldoende geld was om onder andere aan hem uit te keren, maar op dit moment niet meer, en dat ook geen uitkering meer zal volgen doordat als gevolg van de beroepsfout het hypotheekrecht niet rechtsgeldig was gevestigd. Van een tegenstrijdigheid is dan ook geen sprake.
De gevolgen voor de vordering
2.5.
De notaris zal de schade van [eis.conv./verw.reconv.] als gevolg van haar beroepsfout aan hem moeten vergoeden. Daaronder valt in ieder geval het bedrag van € 125.000,00 dat [eis.conv./verw.reconv.] als separatist is misgelopen uit het faillissement. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
2.6.
Op de overige gestelde schadeposten komt de rechtbank hierna nog terug.
in reconventie
De bewijsopdracht
2.7.
Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank de notaris opgedragen te bewijzen dat zij met [eis.conv./verw.reconv.] is overeengekomen dat zij hem € 11.165,00 zou betalen als vergoeding van zijn proceskosten in verband met het kort geding, onder de voorwaarde dat [eis.conv./verw.reconv.] geen tuchtklachten tegen haar zou indienen.
2.8.
De notaris heeft ter uitvoering van deze bewijsopdracht in haar akte na tussenvonnis het volgende aangevoerd. Zij verwijst naar de mailwisseling tussen de advocaten van partijen van 3 tot en met 7 december 2020, waarmee de betalingsregeling volgens haar is vastgelegd. In die mailwisseling is namens de notaris aangeboden dat zij € 11.165,00 aan [eis.conv./verw.reconv.] betaalt in het kader van het kort geding. In dat verband is namens de notaris gevraagd om een “
harde toezegging” dat over de fout in de akte geen tuchtklacht wordt ingediend. Daarop is namens [eis.conv./verw.reconv.] geantwoord dat geen tuchtklacht tegen de notaris zal worden ingediend voor de kennelijke schrijffout in de akte, “
ook niet als er straks onverhoopt geprocedeerd zou moeten worden”. De notaris voert aan dat zij deze toezegging en de daarin verwoorde aanvaarding van de afspraken heeft opgevat als aanvaarding van de in de e-mail van 3 december 2020 geformuleerde betalingsregeling, en dat zij daaraan vervolgens ook uitvoering heeft gegeven door de overeengekomen betaling te verrichten. Aan de kant van [eis.conv./verw.reconv.] is volgens de notaris niet één keer over een beweerdelijke eerdere of andersluidende afspraak gesproken. De notaris meent dat zij op de aanvaarding en de daarbij geformuleerde betalingsregeling heeft vertrouwd en heeft mogen vertrouwen. Verder voert de notaris (opnieuw) aan dat, anders dan [eis.conv./verw.reconv.] stelt, in de bespreking van 14 augustus 2020 geen andersluidende (mondelinge) afspraken zijn gemaakt. Volgens de notaris heeft [eis.conv./verw.reconv.] uit die bespreking onmogelijk redelijkerwijs een “
keiharde toezegging” tot volledige schadeloosstelling kunnen afleiden en heeft hij hierop ook niet mogen vertrouwen. Zelfs als de rechtbank anders zou oordelen over een gepretendeerde mondelinge overeenkomst op 14 augustus 2020, staat deze volgens de notaris niet aan de schriftelijke betalingsregeling in de weg, aangezien partijen daarover op een later moment (nadere) afspraken hebben vastgelegd.
2.9.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft hierop in zijn akte uitlaten als volgt gereageerd. De afspraak was dat [eis.conv./verw.reconv.] geen tuchtklacht zou indienen in verband met de “
kennelijke schrijffout, zoals [de notaris] haar beroepsfout kwalificeert”. Dat heeft [eis.conv./verw.reconv.] ook niet gedaan; de klacht is niet ingediend vanwege een kennelijke schrijffout, maar vanwege (een) veel zwaardere fout(en) die de notaris volgens hem heeft gemaakt. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] vervangt de latere afspraak de eerdere (van 14 augustus 2020) niet en is deze uitsluitend te zien als het betalen van een voorschot op de door [eis.conv./verw.reconv.] geleden schade. [eis.conv./verw.reconv.] voert aan dat de notaris hem heeft toegezegd dat hij linksom of rechtsom schadeloos zou worden gesteld: hetzij doordat de hypotheekakte het kort geding zou “overleven”, hetzij doordat haar verzekering aan hem zou uitkeren. [eis.conv./verw.reconv.] had geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de notaris haar afspraak zou nakomen en de e-mails die de notaris in het geding heeft gebracht, kunnen geen afbreuk doen aan wat partijen op 14 augustus 2020 met elkaar zijn overeengekomen, aldus [eis.conv./verw.reconv.] . Voor een wijziging van een overeenkomst moet sprake zijn van wilsovereenstemming, en daarvan is geen sprake. De afspraak van 14 augustus 2020 staat volgens [eis.conv./verw.reconv.] dus nog steeds.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is de notaris geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Uit de mailwisseling waarop de notaris zich beroept, blijkt ondubbelzinnig de afspraak tussen partijen dat de notaris € 11.165,00 aan [eis.conv./verw.reconv.] zou betalen als vergoeding van zijn proceskosten in verband met het kort geding. [eis.conv./verw.reconv.] weerspreekt de afspraak in zoverre ook niet. Zijn verweer spitst zich toe op de door de notaris gestelde en te bewijzen voorwaarde dat [eis.conv./verw.reconv.] geen tuchtklacht tegen haar zou indienen en daarnaast op de totale omvang van de schadeloosstelling. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bovengenoemde mailwisseling ondubbelzinnig dat partijen zijn overeengekomen dat de betaling van het bedrag van € 11.165,00 zou plaatsvinden op de uitdrukkelijke voorwaarde dat [eis.conv./verw.reconv.] geen tuchtklacht tegen de notaris zou indienen. In de mailwisseling heeft de notaris die voorwaarde expliciet gesteld en [eis.conv./verw.reconv.] heeft daarop desgevraagd uitdrukkelijk aangegeven dat geen tuchtklacht zal worden ingediend voor de kennelijke schrijffout in de akte. Gezien het voorgaande is ook het bewijs van de gestelde voorwaarde voor de betaling geleverd.
De gevolgen voor de vorderingen
2.11.
De eerste vordering van de notaris strekt tot ontbinding van de overeengekomen betalingsregeling. Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenis aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
De notaris stelt zich terecht op het standpunt dat [eis.conv./verw.reconv.] in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten door in weerwil van de afspraken toch een tuchtklacht tegen haar in te dienen. [eis.conv./verw.reconv.] voert weliswaar aan dat de tuchtklacht niet is ingediend vanwege de schrijffout, maar vanwege andere fouten van de notaris, maar dat is onjuist. Uit de beslissing van de kamer voor het notariaat blijkt namelijk zonder meer dat [eis.conv./verw.reconv.] in die procedure wel degelijk (ook) over de schrijffout heeft geklaagd. De tekortkoming van [eis.conv./verw.reconv.] staat daarmee vast. Nakoming is blijvend onmogelijk, zodat verzuim niet is vereist. De vordering tot ontbinding van de betalingsregeling is dan ook toewijsbaar.
2.12.
Als gevolg van de ontbinding ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de al door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Dit brengt mee dat op [eis.conv./verw.reconv.] de verbintenis rust om het bedrag van € 11.165,00 dat hij van de notaris heeft ontvangen aan haar terug te betalen. De daartoe strekkende vordering van de notaris zal dan ook worden toegewezen. De over het toe te wijzen bedrag gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar als vermeld onder de beslissing.
2.13.
Het betoog van [eis.conv./verw.reconv.] , dat het bedrag van € 11.165,00 (slechts) een voorschot zou zijn op een volledige schadeloosstelling van [eis.conv./verw.reconv.] door de notaris, doet in het kader van de vordering in reconventie en de bewijsopdracht aan de notaris niet ter zake. Op dit bedrag zal de rechtbank hierna in het kader van de voortgezette beoordeling in conventie terugkomen.
2.14.
De notaris maakt verder nog aanspraak op vergoeding van de schade die zij als gevolg van de tekortkoming van [eis.conv./verw.reconv.] heeft geleden. De gestelde schade bestaat ten eerste uit de kosten van verweer met betrekking tot de tuchtklacht. Het gaat om de advocaatkosten van de notaris in de periode vanaf de tuchtklacht van 10 maart 2021. De notaris voert aan dat zij in deze periode is bijgestaan met het formuleren van haar verweerschrift van 26 april 2021 en bij de mondelinge behandeling van 28 juni 2021. Daarnaast heeft haar raadsman op 2 augustus 2021 de tuchtrechtelijke beslissing ontvangen, waarna deze is bestudeerd en besproken en de notaris bij de verdere afwikkeling is bijgestaan. Een en ander is voltooid op 10 augustus 2021, aldus de notaris. Volgens de notaris zijn in die periode geen werkzaamheden verricht die geen verband hielden met deze tuchtklacht, en volgt dit ook uit het feit dat de relatie en dialoog met [eis.conv./verw.reconv.] als gevolg van de plotselinge tuchtklacht sterk is bekoeld. De schade bedraagt volgens de notaris € 13.378,97. Zij onderbouwt dit met een financieel overzicht en alle relevante facturen. De notaris stelt dat zij deze kosten niet had gemaakt indien [eis.conv./verw.reconv.] de betalingsregeling zou zijn nagekomen.
2.15.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft het bestaan en de omvang van deze schadepost op zichzelf niet bestreden. De schade is het gevolg van de hierboven bedoelde tekortkoming van [eis.conv./verw.reconv.] , die aan [eis.conv./verw.reconv.] kan worden toegerekend. Op grond van artikel 6:74 BW komt deze schade dan ook voor vergoeding door [eis.conv./verw.reconv.] in aanmerking. De daartoe strekkende vordering zal in zoverre worden toegewezen, evenals de over het schadebedrag gevorderde wettelijke rente.
2.16.
De gestelde schade bestaat daarnaast uit de proceskosten die de notaris in de tuchtprocedure aan [eis.conv./verw.reconv.] heeft moeten vergoeden. De notaris voert aan dat de tuchtklacht uitsluitend gegrond is verklaard voor zover het gaat om de klacht over de omissie in de (concept)hypotheekakte. Als gevolg van de gegrond verklaarde tuchtklacht is de notaris veroordeeld tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 50,00 wegens griffiegeld, € 50,00 aan kosten van [eis.conv./verw.reconv.] en € 525,00 voor rechtsbijstand van [eis.conv./verw.reconv.] , en daarnaast tot betaling van € 2.000,00 aan de kamer voor het notariaat in verband met de behandeling van de zaak. Het totaalbedrag van € 2.625,00 is volgens de notaris eveneens vermogensschade die zij als gevolg van de ingediende tuchtklacht lijdt en die zij niet zou hebben geleden als [eis.conv./verw.reconv.] overeenkomstig de betalingsregeling geen tuchtklacht had ingediend met betrekking tot de fout in de hypotheekakte. De causaliteit tussen de tekortkoming van [eis.conv./verw.reconv.] en haar schade is daarmee een feit, aldus de notaris.
2.17.
Ook deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking, omdat ze het gevolg zijn van het tekortschieten van [eis.conv./verw.reconv.] in de nakoming van zijn verbintenis uit hoofde van de betalingsregeling. Ook de over het schadebedrag gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
Slotoverwegingen in reconventie
2.18.
[eis.conv./verw.reconv.] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de notaris vastgesteld op € 766,00 voor salaris advocaat (2,00 punten × factor 0,5 × € 766,00).
2.19.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten, en de gevorderde wettelijke rente daarover, zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
verder in conventie
2.20.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft ook nog een voorwaardelijke vordering in conventie ingesteld. Hij noemt daarbij het bedrag van € 16.003,97. Dit betreft het bedrag dat [eis.conv./verw.reconv.] aan de notaris zou moeten betalen indien haar vordering in reconventie (onder 3) zou worden toegewezen. [eis.conv./verw.reconv.] stelt zich op het standpunt dat hij deze schadevordering van de notaris – indien deze wordt toegewezen – op zijn beurt van haar als schade kan vorderen.
De rechtbank stelt gelet op de beoordeling in reconventie vast dat de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld is vervuld. Anders dan [eis.conv./verw.reconv.] betoogt, is de veroordeling tot vergoeding van het bedrag van € 16.003,97 niet het gevolg van het tekortschieten van de notaris, maar het gevolg van zijn eigen tekortschieten in de nakoming van de verbintenis uit de betalingsregeling. Dat laat onverlet dat hij wel recht heeft op betaling van een bedrag van € 11.165,00, omdat dat schade is die hij heeft geleden doordat hij verweer moest voeren in de procedure in kort geding. De curator wilde met die procedure bereiken, kort gezegd, dat [eis.conv./verw.reconv.] zou worden veroordeeld om zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de doorhaling van de inschrijving van het – als gevolg van de beroepsfout niet rechtsgeldig gevestigde – hypotheekrecht. [eis.conv./verw.reconv.] heeft in die procedure verweer gevoerd, maar de vordering van de curator is toegewezen. [eis.conv./verw.reconv.] heeft in verband met het kort geding (proces)kosten moeten maken, die hij zonder de beroepsfout van de notaris niet zou hebben hoeven maken. [eis.conv./verw.reconv.] en de notaris hebben de hoogte van deze proceskosten onderling vastgesteld op € 11.165,00, welk bedrag de notaris vervolgens aan [eis.conv./verw.reconv.] heeft betaald. Dit is het gevolg van het handelen van de notaris. Nu in reconventie is vastgesteld dat dit bedrag moet worden terugbetaald aan de notaris, heeft [eis.conv./verw.reconv.] (alsnog) schade op dit punt en die schade komt voor vergoeding in aanmerking.
2.21.
De daarnaast door [eis.conv./verw.reconv.] gevorderde schadevergoeding wegens advocaatkosten ter hoogte van € 11.950,57 inclusief btw komt neer op een reële proceskostenveroordeling. Ter onderbouwing van deze schadepost heeft [eis.conv./verw.reconv.] twee facturen van zijn advocaat overgelegd. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de notaris betoogt, uit die facturen door de vermelding van het zaaknummer ondubbelzinnig blijkt dat zij betrekking hebben op deze procedure, bestaat voor het uitspreken van een reële proceskostenveroordeling geen aanleiding. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties kan aanspraak worden gemaakt op een reële proceskostenveroordeling, zoals in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad. Daarvan is niet snel sprake, ook omdat de toegang tot de rechter gewaarborgd moet blijven. [eis.conv./verw.reconv.] heeft niet gesteld en onderbouwd dat in dit geval sprake is van zulke bijzondere omstandigheden. Zoals ook hierna zal blijken, zal de rechtbank de proceskosten daarom vaststellen conform het liquidatietarief.
Slotoverwegingen in conventie
2.22.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom in conventie.
De gevorderde verklaring voor recht dat de notaris wanprestatie heeft gepleegd tegenover [eis.conv./verw.reconv.] en dat zij op grond daarvan aansprakelijk is voor de schade die [eis.conv./verw.reconv.] daardoor heeft geleden, is toewijsbaar. De gevorderde veroordeling van de notaris om aan [eis.conv./verw.reconv.] – ten titel van schadevergoeding – een bedrag van € 125.000,00 te betalen is ook toewijsbaar. [eis.conv./verw.reconv.] vordert daarover wettelijke handelsrente, maar omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst, bestaat daarvoor geen grond. De rechtbank zal als het mindere de wettelijke rente – waarop [eis.conv./verw.reconv.] in het lichaam van de dagvaarding zelf ook doelt – toewijzen. De vordering die ertoe strekt dat de notaris aan [eis.conv./verw.reconv.] alle overige door hem geleden schade moet vergoeden, zal tot een bedrag van € 11.165,00 worden toegewezen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige worden afgewezen.
2.23.
De rechtbank zal ook de door [eis.conv./verw.reconv.] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen. Met de enkele opsomming van enkele verrichte werkzaamheden (“sommaties en ingebrekestelling”) is onvoldoende gebleken dat [eis.conv./verw.reconv.] voorafgaand aan de procedure werkzaamheden heeft verricht waarvoor een eventuele proceskostenveroordeling geen vergoeding pleegt in te sluiten.
2.24.
De notaris is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
6.164,43
2.25.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat de notaris wanprestatie heeft gepleegd ten opzichte van [eis.conv./verw.reconv.] en dat zij op grond daarvan aansprakelijk is voor de schade die [eis.conv./verw.reconv.] daardoor heeft geleden,
3.2.
veroordeelt de notaris om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 125.000,00 (honderdvijfentwintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 23 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt de notaris om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 11.165,00 (elfduizend honderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 23 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt de notaris in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] tot dit vonnis vastgesteld op € 6.164,43,
3.5.
veroordeelt de notaris in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als de notaris niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
3.6.
verklaart de veroordelingen onder 3.2 tot en met 3.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
ontbindt de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling,
3.9.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] tot (terug)betaling aan de notaris van € 11.165,00 (elfduizend honderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling aan de notaris van een schadevergoeding van € 16.003,97 (zestienduizendendrie euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.11.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van de notaris tot dit vonnis vastgesteld op € 766,00,
3.12.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eis.conv./verw.reconv.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.13.
verklaart de veroordelingen onder 3.9 tot en met 3.12 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.
JE/DB